Home

Hoge Raad, 12-04-2019, ECLI:NL:HR:2019:578, 18/03318

Hoge Raad, 12-04-2019, ECLI:NL:HR:2019:578, 18/03318

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
12 april 2019
Datum publicatie
12 april 2019
ECLI
ECLI:NL:HR:2019:578
Formele relaties
Zaaknummer
18/03318

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

12 april 2019

Nr. 18/03318

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 juni 2018, nrs. 17/00866 t/m 17/00869, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 16/6296 t/m AWB 16/6299) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2008, 2009, 2010 en 2012 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente en belastingrente. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 25 februari 2019 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep (ECLI:NL:PHR:2019:174).

Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2 Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing