Home

Hoge Raad, 10-04-2020, ECLI:NL:HR:2020:616, 19/04408

Hoge Raad, 10-04-2020, ECLI:NL:HR:2020:616, 19/04408

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
10 april 2020
Datum publicatie
10 april 2020
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:616
Formele relaties
Zaaknummer
19/04408

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 19/04408

Datum 10 april 2020

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 22 augustus 2019, nr. 18/00679, betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2012 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.

1 Het eerste geding in cassatie

Bij arrest van de Hoge Raad van 30 november 2018, nr. 17/06138, ECLI:NL:HR:2018:2203, is vernietigd de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (nr. 17/00696), met verwijzing van het geding naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2 Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.

De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3 Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4 Proceskosten

5 Beslissing