Home

Hoge Raad, 24-09-2021, ECLI:NL:HR:2021:1352, 20/01875

Hoge Raad, 24-09-2021, ECLI:NL:HR:2021:1352, 20/01875

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
24 september 2021
Datum publicatie
24 september 2021
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:1352
Formele relaties
Zaaknummer
20/01875

Inhoudsindicatie

Kan artiest voor de inkomstenbelasting buitenlandse bronbelasting verrekenen die is geheven over de gages die zijn werkmaatschappij heeft ontvangen?; art. 17 en 23B OESO-modelverdrag; art. 13 en 14 Besluit ter voorkoming van dubbele belasting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/01875

Datum 24 september 2021

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 juni 2020, nr. 19/01073 op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 18/4028), betreffende een verzoek om ambtshalve vermindering van de aan belanghebbende voor het jaar 2015 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door D. Molenaar, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 7 januari 2021 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het cassatieberoep.1

Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2 Uitgangspunten in cassatie

2.1

Belanghebbende is artiest. Hij is directeur en enig aandeelhouder van een in Nederland gevestigde houdstermaatschappij, die op haar beurt alle aandelen houdt in een eveneens in Nederland gevestigde werkmaatschappij.

2.2

Ter zake van optredens van belanghebbende sluit de werkmaatschappij overeenkomsten met opdrachtgevers. De werkmaatschappij ontvangt de gages voor die optredens en betaalt de daarmee verband houdende kosten. Tevens betaalt de werkmaatschappij een managementvergoeding aan de houdstermaatschappij. De inkomsten van de houdstermaatschappij bestaan uit de door de werkmaatschappij betaalde managementvergoeding, royalty’s, sponsorgelden en andere vergoedingen.

2.3

Belanghebbende wordt in de heffing van inkomstenbelasting betrokken voor het loon dat hij van de houdstermaatschappij krijgt.

2.4

In 2015 zijn buitenlandse bronbelastingen ingehouden op de gages die de hiervoor in 2.2 bedoelde opdrachtgevers hebben betaald aan de werkmaatschappij ter zake van buitenlandse optredens. De aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2015 van de werkmaatschappij vermeldt een bedrag van € 247.493 aan in het buitenland ingehouden verrekenbare bronbelastingen. Deze inhoudingen hebben plaatsgevonden in Argentinië, België, Brazilië, Canada, Chili, Groot-Brittannië, India, Japan en Oostenrijk.

2.5

Van de hiervoor in 2.4 genoemde bronbelasting is € 70.807 verrekend met de door de werkmaatschappij over het jaar 2015 verschuldigde vennootschapsbelasting en € 3.725 is verrekend met door de houdstermaatschappij over dat jaar verschuldigde vennootschapsbelasting. Aldus bleef voor de vennootschapsbelasting over het jaar 2015 € 172.961 onverrekend.

2.6

Belanghebbende heeft de Inspecteur verzocht om van het hiervoor in 2.5 vermelde bedrag van € 172.961 een gedeelte groot € 39.609 te verrekenen met de aan hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor het jaar 2015 en voor het restant van € 133.352 op zijn naam een beschikking als bedoeld in artikel 14 van het Besluit ter voorkoming van dubbele belasting (hierna: het Besluit) af te geven. De Inspecteur heeft dit verzoek afgewezen.

3 Procedure voor het Hof

3.1

Het Hof heeft geoordeeld dat de aftrek die Nederland moet verlenen ter voorkoming van dubbele belasting persoonlijk is, dat wil zeggen dat zij toekomt aan de inwoner in wiens inkomen het desbetreffende inkomensbestanddeel is begrepen en te wiens laste de buitenlandse bronbelasting is geheven. Daarom komt uitsluitend aan de werkmaatschappij het recht toe op verrekening van de buitenlandse bronbelasting die over haar inkomsten is geheven. Geen van de relevante verdragen bevat een bepaling op grond waarvan eventueel niet verrekenbare buitenlandse bronbelasting kan worden overgedragen aan een andere belastingplichtige. Hieruit volgt naar het oordeel van het Hof dat belanghebbende de ten laste van de werkmaatschappij geheven buitenlandse bronbelasting niet kan verrekenen met de door belanghebbende verschuldigde inkomstenbelasting.

3.2

Het Hof heeft voorts geoordeeld dat uit paragraaf 11.5 van het OESO-commentaar bij artikel 17 van het OESO-modelverdrag volgt dat de staat waarin een artiest zijn werkzaamheden verricht, de keuze heeft hetzij alleen de artiest hetzij de ‘star company’ voor het gehele inkomen te belasten, dan wel beide pro rata in de belastingheffing te betrekken. Volgens het Hof vloeit hieruit alleen voor het geval beide in de bronstaat pro rata in de belastingheffing zijn betrokken, voor hun woon-/vestigingsstaat de verplichting voort om zowel aan de artiest persoonlijk voor zijn salaris/inkomen als aan de star company voor haar winst een verrekening van de ten laste van ieder geheven bronbelasting toe te staan.

3.3

Ten slotte heeft het Hof het betoog van belanghebbende verworpen dat de desbetreffende bronstaten geacht moeten worden een deel van het belastbaar inkomen uit werk en woning van belanghebbende in de belastingheffing te hebben betrokken. Belanghebbende heeft volgens het Hof niet aannemelijk gemaakt dat de bronstaten waar de werkmaatschappij inkomsten heeft genoten, ervoor hebben gekozen om naast de werkmaatschappij ook belanghebbende voor een deel van de opbrengsten in de belastingheffing te betrekken. In dit verband heeft het Hof ook verworpen het beroep van belanghebbende op de arresten van de Hoge Raad van 9 februari 20072 (hierna: de arresten van 9 februari 2007).

4 Beoordeling van de middelen

5 Proceskosten

6 Beslissing