Hoge Raad, 26-11-2021, ECLI:NL:HR:2021:1765, 20/02924
Hoge Raad, 26-11-2021, ECLI:NL:HR:2021:1765, 20/02924
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 26 november 2021
- Datum publicatie
- 26 november 2021
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2021:1765
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:736
- Zaaknummer
- 20/02924
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie gegrond. Zie 20/02917.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/02924
Datum 26 november 2021
ARREST
in de zaak van
het DAGELIJKS BESTUUR VAN DE BELASTINGSAMENWERKING OOST-BRABANT
tegen
[X6] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 juli 2020, nr. 19/00693, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (nr. SHE 18/207) betreffende een aan belanghebbende opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente [...] voor het jaar 2017 betreffende de onroerende zaak [f-straat 1] te [Z].
1 Geding in cassatie
Het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant (hierna: het Bestuur), vertegenwoordigd door [P], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een klacht aangevoerd.
De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 4 augustus 2021 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.1
Het Bestuur heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2 Beoordeling van de klacht
De klacht slaagt op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 20/02917 (ECLI:NL:HR:2021:1667), waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.