Hoge Raad, 18-06-2021, ECLI:NL:HR:2021:956, 20/00551
Hoge Raad, 18-06-2021, ECLI:NL:HR:2021:956, 20/00551
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 18 juni 2021
- Datum publicatie
- 18 juni 2021
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2021:956
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2020:758
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2020:790
- Zaaknummer
- 20/00551
Inhoudsindicatie
Art. 11, lid 1, aanhef en letter b, en art 17 Wet LB 1964 (tekst 2010)
Verstrekking zakelijke reis- en ongevallenverzekering door werkgever vrije verstrekking?
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/00551
Datum 18 juni 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 januari 2020, nr. 18/01070, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 17/3391) betreffende een aan belanghebbende over het jaar 2014 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelastingbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door K.L.H. van Mens en C.W.M. van Ballegooijen, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P] , heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 31 augustus 2020 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.1
Belanghebbende heeft schriftelijk gereageerd op de conclusie.
2 Uitgangspunten in cassatie
Op 17 juli 2014 is de zuster van belanghebbende (hierna: de zuster) overleden. Zij bevond zich aan boord van het vliegtuig met vluchtnummer MH17.
De zuster was in loondienst bij een Engelse werkgever voor wie zij vele (internationale vlieg)reizen diende te maken naar alle delen van de wereld. De werkgever had voor haar werknemers een collectieve zakelijke reis- en ongevallenverzekering gesloten die mede voorziet in een uitkering bij overlijden ten gevolge van een ongeval. De verzekering gold voor de periode van 25 juli 2007 tot 15 maart 2010 en de premie voor die periode bedroeg $ 4035.
Op grond van de zakelijke reis- en ongevallenverzekering is een bedrag van $ 500.000 uitgekeerd. De Inspecteur heeft deze uitkering aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking van de zuster en in verband daarmee aan belanghebbende voor haar aandeel over het jaar 2014 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd.
3 De procedure voor het Hof
Voor het Hof was in geschil of de Inspecteur de uitkering uit de verzekering terecht heeft aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking van de zuster.
Het Hof heeft geoordeeld dat de werkgever van de zuster de verzekering heeft gesloten ter uitvoering van een bepaling in de arbeidsovereenkomst en dat het uit de verzekering voortvloeiende recht op een uitkering wegens overlijden ten gevolge van een ongeval een aanspraak is in de zin van artikel 10, lid 2, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB 1964). Omdat deze aanspraak op grond van artikel 11, lid 1, aanhef en letter h, van de Wet LB 1964 niet tot het loon behoort, behoort de uitkering tot het loon, aldus het Hof.
Voorts heeft het Hof geoordeeld dat gezien de aard van de werkzaamheden die de zuster ten behoeve van haar werkgever moest verrichten, welke met zich bracht dat zij vele internationale vliegreizen naar vaak afgelegen gebieden moest maken, niet gezegd kan worden dat het recht op uitkering in een te ver verwijderd verband staat met haar dienstbetrekking om naar algemene maatschappelijke opvattingen als beloningsvoordeel te worden ervaren. Omdat het daarnaast gaat om een aanzienlijke uitkering is de vrijstelling voor uitkeringen en verstrekkingen die naar algemene maatschappelijke opvattingen niet als een beloningsvoordeel worden ervaren niet van toepassing, aldus het Hof.