Hoge Raad, 09-09-2022, ECLI:NL:HR:2022:1160, 21/02902
Hoge Raad, 09-09-2022, ECLI:NL:HR:2022:1160, 21/02902
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 9 september 2022
- Datum publicatie
- 9 september 2022
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2022:1160
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2021:5711, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 21/02902
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/02902
Datum 9 september 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 juni 2021, nr. 20/007161, betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting.
1 Het eerste geding in cassatie
Bij arrest van de Hoge Raad van 29 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:991, is vernietigd de uitspraak van het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, nr. 17/006492, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
2 Het tweede geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P] , heeft een verweerschrift ingediend.
3 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).