Hoge Raad, 16-12-2022, ECLI:NL:HR:2022:1869, 20/04379
Hoge Raad, 16-12-2022, ECLI:NL:HR:2022:1869, 20/04379
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 16 december 2022
- Datum publicatie
- 16 december 2022
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2022:1869
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:641
- In sprongcassatie op: ECLI:NL:RBNHO:2020:11759
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:701
- Zaaknummer
- 20/04379
Inhoudsindicatie
Artikel 30fb AWR. Berekening van belastingrente over een periode waarin de Belastingdienst vanwege de betaling van een eerdere voorlopige aanslag al beschikte over het te betalen belastingbedrag.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/04379
Datum 16 december 2022
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 20 november 2020, nrs. HAA 20/1122 en HAA 20/11231, betreffende ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikkingen inzake belastingrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door L.A. van Dijk, heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 29 juni 2022 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie.2De Staatssecretaris heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2 Beoordeling van het middel
Deze zaak ziet op beschikkingen inzake belastingrente die in rekening is gebracht ter zake van voorlopige aanslagen in de vennootschapsbelasting voor de jaren 2015 en 2016. Het geschil betreft, net als in de zaak die heeft geleid tot het arrest van de Hoge Raad van 18 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1673, in het bijzonder de belastingrente die aan belanghebbende in rekening is gebracht over een periode waarin de Belastingdienst vanwege de betaling van eerdere voorlopige aanslagen al beschikte over het desbetreffende te betalen belastingbedrag.
De Rechtbank heeft de vraag of de Inspecteur over de hiervoor in 2.1 bedoelde periode terecht belastingrente in rekening heeft gebracht, bevestigend beantwoord. Hiertegen keert zich het middel.
Op de gronden uiteengezet in rechtsoverwegingen 3.2 tot en met 3.3.4 van het hiervoor in 2.1 genoemde arrest van 18 november 2022 slaagt het middel. Het middel behoeft voor het overige geen behandeling.
De bestreden uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
3 Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor de Rechtbank en in verband met de behandeling van het bezwaar een vergoeding moet worden toegekend.