Hoge Raad, 14-04-2023, ECLI:NL:HR:2023:568, 20/02581
Hoge Raad, 14-04-2023, ECLI:NL:HR:2023:568, 20/02581
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 14 april 2023
- Datum publicatie
- 14 april 2023
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2023:568
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2020:5437
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:650
- Zaaknummer
- 20/02581
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting; art. 11, lid 1, letter f, Wet OB’68; art. 7 Uitvoeringsbesluit OB’68 en posten b.29 en b.33 van Bijlage B bij het Uitvoeringsbesluit; art. 132, lid 1, letter g, BTW-richtlijn 2006; budgetbeheer, -begeleiding en -advisering binnen en buiten het kader van beschermingsbewindvoering en curatele door winst beogende ondernemers; uitleg begrippen schuldhulpverlening en maatschappelijk werk.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/02581
Datum 14 april 2023
ARREST
in de zaak van
[X1] B.V. en de fiscale eenheid [X2] te [Z] (hierna samen: belanghebbenden)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 juli 2020, nrs. 19/00283 tot en met 19/002961, op het hoger beroep tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nrs. LEE 16/3728 en LEE 16/4204 tot en met LEE 16/4216) betreffende een aan [X1] B.V. opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting over de periode 1 oktober 2012 tot en met 31 december 2012 en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente, aan de fiscale eenheid [X2] opgelegde naheffingsaanslagen in de omzetbelasting over de periode 1 januari 2013 tot en met 30 november 2015 en de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente, en door de fiscale eenheid [X2] op aangifte voldane bedragen aan omzetbelasting over het tijdvak december 2015 en tijdvakken in het jaar 2016.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door D.G. Barmentlo, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Advocaat-Generaal C.M. Ettema heeft op 30 juni 2022 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie.2
2 Beoordeling van de middelen
Net als in de zaak die heeft geleid tot het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 20/02590, ECLI:NL:HR:2023:460, is in deze zaak in geschil of de in geding zijnde diensten zijn vrijgesteld op grond van artikel 11, lid 1, letter f, van de Wet op de omzetbelasting 1968 in samenhang gelezen met artikel 7, lid 1, van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 en posten b.29 of b.33 van Bijlage B bij dat besluit en artikel 132, lid 1, letter g, van BTW-richtlijn 2006, dan wel met een rechtstreeks beroep op artikel 132, lid 1, letter g, van BTW-richtlijn 2006.
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Alle in geding zijnde diensten zijn verricht door een besloten vennootschap. Dit laat geen andere slotsom toe dan dat met deze prestaties winst is beoogd. Gelet op hetgeen de Hoge Raad in de rechtsoverwegingen 3.2.1 tot en met 3.2.6 van het hiervoor in 2.1 vermelde arrest heeft uiteengezet, kunnen die prestaties reeds daarom niet zijn vrijgesteld van omzetbelasting.
3 Proceskosten
De Hoge Raad zit geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.