Hoge Raad, 14-04-2023, ECLI:NL:HR:2023:572, 21/04113
Hoge Raad, 14-04-2023, ECLI:NL:HR:2023:572, 21/04113
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 14 april 2023
- Datum publicatie
- 14 april 2023
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2023:572
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2021:8090
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:724
- Zaaknummer
- 21/04113
Inhoudsindicatie
Uitkering overbruggingsregeling beroepsvoetballers; art. 18, lid 2, Verdrag Nederland-Australië; uitleg begrip lijfrente in verdrag; HR 19 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:913.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/04113
Datum 14 april 2023
ARREST
in de zaak van
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
tegen
STICHTING [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 augustus 2021, nr. 20/003911, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 18/5904) betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de loonheffingen over het tijdvak 1 januari 2018 tot en met 31 januari 2018.
1 Geding in cassatie
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P] , heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.Belanghebbende, vertegenwoordigd door R.W.G. Rouwers en R.M. Bos-Schepers, heeft een verweerschrift ingediend.Op 26 juli 2022 heeft Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.2Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2 Uitgangspunten in cassatie
Belanghebbende is belast met de uitvoering van de voor beroepsvoetballers in Nederland in het leven geroepen overbruggingsregeling, die is verankerd in het Reglement Betaald Voetbal van de KNVB, het standaardspelerscontract en de CAO Betaald Voetbal. Voor beroepsvoetballers in Nederland is deelname aan de overbruggingsregeling verplicht; die verplichting is opgenomen in het spelerscontract. De overbruggingsregeling voorziet in maandelijks te betalen overbruggingsuitkeringen die aanvangen bij het einde van de voetballoopbaan. De voetbalclub is als werkgever een fondspremie verschuldigd, die zij inhoudt op het brutoloon van de beroepsvoetballers. De ingehouden premie dient door de voetbalclub te worden afgedragen aan belanghebbende die de premie administreert ten gunste van het deelnemersfonds dat belanghebbende voor de desbetreffende beroepsvoetballer beheert. De overbruggingsuitkeringen zijn nader uitgewerkt in de door belanghebbende opgestelde Overbruggingsreglementen A en B.
Bij resolutie van 30 november 1972, B71/240963, heeft de Staatssecretaris de aanspraken op de overbruggingsuitkeringen aangewezen als niet tot het loon behorende aanspraken. Deze aanwijzing berust thans op artikel 11, lid 2, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB 1964), in verbinding met artikel 3.3a, aanhef en letter c, van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011. Uit deze aanwijzing vloeit voort dat de overbruggingsuitkeringen behoren tot het loon in de zin van artikel 10 van de Wet LB 1964.
[A] (hierna: de speler) is een gewezen beroepsvoetballer die na zijn Nederlandse voetballoopbaan in Australië is gaan wonen en aan wie belanghebbende maandelijks overbruggingsuitkeringen betaalt. Op de overbruggingsuitkering van januari 2018 heeft belanghebbende geen loonbelasting ingehouden, omdat belanghebbende van mening is dat de uitkering een lijfrente is in de zin van artikel 18 van het Belastingverdrag Nederland-Australië van 17 maart 1976 (hierna: het Verdrag) en het heffingsrecht daarover exclusief aan Australië is toegewezen. De Inspecteur stelt onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 19 mei 20174 (hierna: het arrest van 19 mei 2017) dat belanghebbende wel loonbelasting had moeten inhouden omdat naar zijn mening de tegenprestatie die tegenover de overbruggingsuitkering staat de door de beroepsvoetballer verrichte arbeid is en niet de betaalde fondspremie. Van een lijfrente in de zin van artikel 18, lid 2, van het Verdrag is dan geen sprake. Op grond van artikel 17 van het Verdrag is het heffingsrecht over de overbruggingsuitkering aan Nederland toegewezen, aldus de Inspecteur. Voor de loonheffing die belanghebbende over de aan de speler betaalde overbruggingsuitkering van januari 2018 is verschuldigd heeft de Inspecteur een naheffingsaanslag opgelegd.
3 Procedure voor het Hof
Voor het Hof was in geschil of Nederland heffingsbevoegd is ter zake van de overbruggingsuitkering en meer in het bijzonder of die uitkering is aan te merken als een uitkering uit een lijfrente als bedoeld in artikel 18, lid 2, van het Verdrag.
Het Hof heeft geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat het recht op uitkeringen opkomt in het kader van een dienstbetrekking niet eraan in de weg staat (het recht op) die uitkeringen aan te merken als (een recht op) lijfrente als bedoeld in artikel 18, lid 2, van het Verdrag. Uit het arrest van 19 mei 2017 volgt dat niet wordt voldaan aan de in de definitie van lijfrente opgenomen zinsnede ‘een voldoende en volledige tegenprestatie in geld of geldswaarde’ indien een werkgever aan een werknemer een recht op periodieke uitkeringen toekent waarvan de kosten volledig voor rekening van de werkgever komen. In andere gevallen kan naar het oordeel van het Hof wel degelijk sprake zijn van een lijfrente in de bedoelde zin.
Voorts heeft het Hof geoordeeld dat uit het in 2.1 bedoelde Overbruggingsreglement A, dat in de situatie van de speler van toepassing is, volgt dat de werkgever van de speler verplicht was de fondspremie in te houden op diens loon en de ingehouden premie af te dragen aan belanghebbende. De omstandigheid dat het Overbruggingsreglement A erover rept dat de werkgever de fondspremie is verschuldigd, staat er niet aan in de weg dat die premie (door inhouding) voor rekening van de speler is gekomen.
Het vorenstaande brengt volgens het Hof mee dat de in januari 2018 aan de speler betaalde overbruggingsuitkering een uitkering uit een lijfrente is in de zin van artikel 18, lid 2, van het Verdrag en dat het heffingsrecht daarover is toegewezen aan Australië.