Home

Hoge Raad, 13-09-2024, ECLI:NL:HR:2024:1177, 23/01996

Hoge Raad, 13-09-2024, ECLI:NL:HR:2024:1177, 23/01996

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
13 september 2024
Datum publicatie
13 september 2024
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:1177
Formele relaties
Zaaknummer
23/01996

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting; prejudiciële vragen; art. 27ga AWR; art. 22 Wet OB 1968, art. 1:1, lid 1, Adw en art. 114, lid 2, DWU; artt. 211 en 273 van BTW-richtlijn; rente op achterstallen ter zake van omzetbelasting verschuldigd wegens invoer van goederen; recht op aftrek van voorbelasting van de importeur voor wie de goederen ten tijde van de invoer zijn bestemd, doet niet af aan de verplichting rente op achterstallen te betalen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 23/01996

Datum 13 september 2024

PREJUDICIËLE BESLISSING

op het verzoek van de Rechtbank Noord-Holland (hierna: de Rechtbank) aan de Hoge Raad om in het geding tussen

[X] B.V. (hierna: belanghebbende)

en

de INSPECTEUR VAN DE BELASTINGIENST/DOUANE (hierna: de Inspecteur)

de bij beslissing van 12 mei 2023, nr. HAA 20/60791, op de voet van artikel 27ga AWR voorgelegde vragen bij wijze van prejudiciële beslissing te beantwoorden.

1 De procedure in feitelijke instantie

1.1

Op 3 december 2019 is aan belanghebbende een aanslagbiljet uitgereikt waarop uitnodigingen tot betaling van invoerrechten en omzetbelasting zijn vermeld alsmede een beschikking inzake rente op achterstallen.

1.2

Belanghebbende heeft tegen de beschikking inzake rente op achterstallen bezwaar gemaakt voor zover deze rente betrekking heeft op de nagevorderde omzetbelasting. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de rentebeschikking gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank.

2 Het procesverloop bij de Hoge Raad

2.1

De Rechtbank heeft aan de Hoge Raad prejudiciële vragen voorgelegd.

2.2

De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], heeft schriftelijke opmerkingen ingediend.

2.3

De Advocaat-Generaal C.M. Ettema heeft op 29 december 2023 geconcludeerd tot beantwoording van de prejudiciële vragen zoals in onderdeel 11 van de conclusie is weergegeven.2

3 Uitgangspunten

3.1

In de periode van 2 april 2019 tot en met 28 juni 2019 heeft belanghebbende als direct vertegenwoordiger van een in Nederland gevestigde importeur (hierna: de importeur) in naam en voor rekening van de importeur vier aangiften gedaan voor het brengen in het vrije verkeer van goederen. De goederen zijn in overeenstemming met artikel 195, lid 1, van het Douanewetboek van de Unie (hierna: het DWU) vrijgegeven voor het vrije verkeer.

3.2

Bij brief van 15 augustus 2019 heeft belanghebbende de Inspecteur meegedeeld dat zij in die vier aangiften een te lage douanewaarde voor de desbetreffende goederen heeft opgegeven en daarom te weinig invoerrechten en omzetbelasting zijn geboekt en geheven.

3.3

Naar aanleiding van deze brief heeft de Inspecteur de meer verschuldigde invoerrechten en omzetbelasting van belanghebbende nagevorderd. De Inspecteur heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat over zowel de invoerrechten als de omzetbelasting rente op achterstallen als bedoeld in artikel 114, lid 2, van het DWU is verschuldigd vanaf de dag waarop de douaneschulden zijn ontstaan tot de dag waarop deze schulden aan belanghebbende zijn meegedeeld. Die rente heeft de Inspecteur gelijktijdig met de uitnodigingen tot betaling bij beschikking aan belanghebbende in rekening gebracht.

3.4

De importeur heeft op de voet van artikel 15, lid 1, aanhef en letter c, onder 1°, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (tekst 2019; hierna: de Wet OB) recht op aftrek van de ter zake van de invoer van de goederen verschuldigd geworden omzetbelasting.

3.5

Voor de Rechtbank is in geschil of de Inspecteur belanghebbende terecht rente op achterstallen over de nagevorderde omzetbelasting in rekening heeft gebracht.

4 De prejudiciële vragen

5 Beoordeling van de prejudiciële vragen

6 Proceskosten

7 Beslissing