Home

Hoge Raad, 18-02-2025, ECLI:NL:HR:2025:299, 22/03258

Hoge Raad, 18-02-2025, ECLI:NL:HR:2025:299, 22/03258

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
18 februari 2025
Datum publicatie
18 februari 2025
ECLI
ECLI:NL:HR:2025:299
Formele relaties
Zaaknummer
22/03258

Inhoudsindicatie

Valsheid in geschrift (meermalen gepleegd) m.b.t. goede-doelenstichtingen waarvan verdachte bestuursvoorzitter is, art. 225.1 Sr. 1. Verweer strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring OM dan wel bewijsuitsluiting of strafvermindering wegens misbruik van (fiscale) controlebevoegdheden (“détournement de pouvoir”), art. 349 en 359a Sv. 2. Bewijsklachten “valselijk opmaken” van facturen en opzet daarop. 3. Bewijsklachten “valselijk opmaken” van ANBI-aanvragen en opzet daarop.

HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 22/03259 P.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 22/03258

Datum 18 februari 2025

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 30 augustus 2022, nummer 20-003248-18, in de strafzaak

tegen

[verdachte],

geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958,

hierna: de verdachte.

1 Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben J.S. Nan en C.A.M. Janssen, beiden advocaat in ’s-Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.

De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

De raadslieden van de verdachte hebben daarop schriftelijk gereageerd.

2 Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van zestien maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

4 Beslissing