Hoge Raad, 17-04-2025, ECLI:NL:HR:2025:618, 22/03307
Hoge Raad, 17-04-2025, ECLI:NL:HR:2025:618, 22/03307
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 17 april 2025
- Datum publicatie
- 17 april 2025
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2025:618
- Formele relaties
- In sprongcassatie op: ECLI:NL:RBZWB:2022:4115
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:226
- Zaaknummer
- 22/03307
Inhoudsindicatie
Goed koopmansgebruik; samenhangende waardering van vermogensbestanddelen; zeer effectieve hedge.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 22/03307
Datum 17 april 2025
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. (hierna: belanghebbende)
en
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het door zowel belanghebbende als de Staatssecretaris ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 25 juli 2022, nr. BRE 18/86161, betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2013 opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.
1 Geding in cassatie
Zowel belanghebbende, vertegenwoordigd door B.J. Rubbens, advocaat te Rotterdam, en T.C. Gerverdinck, advocaat te Amsterdam, als de Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank beroep in cassatie ingesteld. De beroepschriften in cassatie zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit. De Staatssecretaris en belanghebbende hebben over en weer een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft de zaak schriftelijk doen toelichten door B.J. Rubbens voornoemd.
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 24 februari 2023 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie van de Staatssecretaris en ongegrondverklaring van het beroep in cassatie van belanghebbende.2 Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2 Beoordeling van het door de Staatssecretaris voorgestelde middel
Het middel slaagt op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 22/01909, ECLI:NL:HR:2025:552, tussen dezelfde partijen.
Gelet op hetgeen hiervoor in 2.1 is overwogen, kan de uitspraak van de Rechtbank niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen voor de beoordeling van hetgeen de Inspecteur heeft aangevoerd voor een samenhangende waardering van USD-schuld I en USD-schuld II en de Braziliaanse vorderingen.
3 Beoordeling van het door belanghebbende voorgestelde middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden, gelet op de gronden die zijn vermeld in het hiervoor in 2.1 bedoelde arrest van de Hoge Raad.