Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-07-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:4115, 18/8616
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-07-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:4115, 18/8616
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 25 juli 2022
- Datum publicatie
- 3 augustus 2022
- Zaaknummer
- 18/8616
- Relevante informatie
- Art. 8b Wet Vpb 1969
Inhoudsindicatie
Vennootschapsbelasting
Belanghebbende heeft een geschil met de inspecteur over de aanslag VPB 2013. Het Gerechtshof heeft eerder over de aanslag VPB 2012 over dezelfde voorliggende kwestie beslist, waarna het geschil is beperkt tot de samenhangende waardering van dollarposities en een verrekenprijsdiscussie. Omdat de feiten en omstandigheden niet (wezenlijk) anders zijn, oordeelt de rechtbank in lijn met de beslissing van het Gerechtshof.
Uitspraak
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 18/8616
uitspraak van de meervoudige kamer van 25 juli 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [plaats] , belanghebbende
(gemachtigde: mr. drs. F.M.B.K. Hoenjet),
en
De inspecteur van de belastingdienst, inspecteur
1 Inleiding
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 26 november 2018.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2013 een aanslag vennootschapsbelasting (aanslagnummer [aanslagnummer]) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 99.998.529. Gelijktijdig is een beschikking belastingrente gegeven van € 3.242.833.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 26 november 2018 de aanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd.
Belanghebbende heeft bij brief van 21 december 2018, op diezelfde dag per fax bij de rechtbank ontvangen, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 338.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur schriftelijk heeft gedupliceerd.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2022 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende, [naam 1] en [naam 2] , vergezeld van de gemachtigde van belanghebbende, mr. drs. F.M.B.K. Hoenjet en dr. T.C. Gerverdinck, tot bijstand vergezeld door mr. B.J. Rubbens, allen verbonden aan Loyens & Loeff N.V., en namens de inspecteur, [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] .
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Algemeen
Belanghebbende maakt, als moedermaatschappij, deel uit van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting (de fiscale eenheid) met diverse dochtermaatschappijen, waaronder de tussenholding [bedrijf 1] ( [bedrijf 1] ) en de productievennootschap [bedrijf 2] ( [plaats] ).
De aangifte vennootschapsbelasting 2013 van de fiscale eenheid is ingediend naar een belastbaar bedrag van € 58.736.000. Bij het opleggen van de aanslag zijn de volgende correcties aangebracht:
Aangegeven belastbaar bedrag |
58.736.000 |
Toerekenen rente aan vaste inrichting [land 1] (objectvrijstelling) |
2.048.625 |
Samenhangend waarderen dollarposities |
23.756.000 |
Supply Agreement [bedrijf 3] |
15.457.904 |
Vastgesteld belastbaar bedrag |
99.998.529 |
Samenhangende waardering
De fiscale eenheid had ultimo 2013 de volgende vorderingen en schulden in USD:
Vorderingen |
USD |
Ontstaan |
Kortlopend [land 2] |
461.189.578 |
2011 en volgende |
Valutatermijncontract |
200.000.000 |
21-03-2004 en volgende |
Valutatermijncontract |
225.000.000 |
01-03-2012 en volgende |
Schulden |
||
Lening |
500.000.000 |
21-03-2004 |
Lening |
250.000.000 |
21-03-2004 |
Lening |
479.000.000 |
29-12-2009 |
Daarnaast was er ook nog een vordering op [bedrijf 4] van USD 60.000.000 en een schuld wegens een valutatermijncontract tot eenzelfde bedrag. Deze vordering en dat valutatermijncontract dienen samenhangend gewaardeerd te worden. Daarover verschillen partijen niet van mening.
Belanghebbende waardeert de vorderingen en schulden in USD tegen historische verkrijgingsprijs of lagere bedrijfswaarde. Zij rekent valutawinsten tot het belastbare bedrag indien deze gerealiseerd zijn en neemt valutaverliezen in aanmerking zodra een vordering lager of een schuld hoger wordt gewaardeerd.
Op 21 maart 2004 heeft belanghebbende twee leningen opgenomen bij [bedrijf 5] . De eerste lening heeft betrekking op een bedrag van USD 500.000.000. Deze lening heeft een looptijd tot 8 december 2014. De tweede lening heeft betrekking op een bedrag van USD 250.000.000. Deze leningen worden hierna tezamen aangeduid als USD-schuld I. Ultimo 2013 heeft nog geen (gedeeltelijke) aflossing op USD-schuld I plaatsgevonden.
Belanghebbende heeft in de periode 21 maart 2004 tot medio december 2014 telkens aansluitende valutatermijncontracten afgesloten met [bedrijf 7] . Belanghebbende heeft op grond van deze contracten recht op levering van USD 200.000.000 tegen een vooraf bepaalde wisselkoers (valutatermijncontracten USD 200.000.000). De valutatermijncontracten USD 200.000.000 hebben alle een looptijd van zes maanden. Deze valutatermijncontracten worden steeds via een cash-settlement afgewikkeld en vervolgens wordt een nieuw valutatermijncontract afgesloten ter grootte van hetzelfde bedrag. Belanghebbende heeft de door haar op deze contracten gerealiseerde winsten en verliezen en het in 2013 ongerealiseerde verlies verantwoord in de aangiften vennootschapsbelasting. Ongerealiseerde winsten worden niet verantwoord.
Op 29 december 2009 heeft [bedrijf 1] een bedrag van USD 479.000.000 geleend van [bedrijf 5] ter overname van een belang in [bedrijf 6] (USD-schuld II). Ultimo 2013 heeft nog geen (gedeeltelijke) aflossing op USD-schuld II plaatsgevonden.
Belanghebbende sluit sinds 1 maart 2012 tot medio december 2014 telkens aansluitende valutatermijncontracten af met [bedrijf 7] voor een periode van drie tot zes maanden. Belanghebbende heeft op grond van deze contracten recht op levering van USD 225.000.000 tegen een vooraf bepaalde wisselkoers (valutatermijncontracten USD 225.000.000). Ook deze contracten worden op de onder 2.2.4 omschreven wijze afgewikkeld en de (ongerealiseerde) resultaten op deze contracten zijn eveneens op de onder 2.2.4 omschreven wijze in de aangifte vennootschapsbelasting 2013 verantwoord.
Belanghebbende heeft vanaf het najaar van 2011 een groot aantal kortlopende vorderingen op een [land 2] deelneming, die dienen om inkopen ten behoeve van de [land 2] (productie)activiteiten te financieren ( [land 2] vorderingen). De [land 2] vorderingen hebben, per stuk, een grootte die varieert van USD 20.000 tot USD 20.000.000. De looptijd bedraagt telkens één of enkele maanden. Ultimo 2013 bedroeg de totale waarde van deze vorderingen USD 461.189.578.
In [bedrijf 1] Financial Report 2013 staat omtrent de wijze waarop financiële risico’s worden gemanaged onder meer het volgende:
“ Financial Risks
Due to its global operation [bedrijf 1] is exposed to various financial risks. [bedrijf 1] has in place, and is constantly developing, comprehensive policies, procedures and tools to manage these risks. In some cases [bedrijf 1] may utilize derivative instruments, such as forwards, options and swaps, to reduce financial risk exposures.”
Supply Agreement
[plaats] produceert op grote schaal ammonia, ureum en kunstmestproducten. [plaats] verkoopt, evenals de andere tot het [bedrijf 1] -concern behorende productievennootschappen, de door haar geproduceerde producten aan gelieerde verkooporganisaties. Aan deze verkopen ligt de [bedrijf 1] Master Distribution Agreement ten grondslag. De met betrekking tot deze verkopen gehanteerde prijzen en overige intercompany voorwaarden zijn vastgelegd in de [bedrijf 1] Transfer Pricing Master File (de TP Master File). De TP Master File dient in samenhang bezien te worden met de Country Specific Files. In de TP Master File en de Country Specific Files is opgenomen dat producenten, zoals [plaats] , beloond worden op basis van de “Comparable Uncontrolled Price Method”.
[bedrijf 8] heeft voor het [bedrijf 1] -concern een rapport opgesteld, genaamd “European Distribution of Fertilizers Analysis of Comparable Data” (het rapport van [bedrijf 8] ). Het rapport van [bedrijf 8] omvat een “European Manufacturing of Fertilisers – Analysis of Comparable Data 2010 – 2012” en een “European Distribution of Fertilisers – Analysis of Comparable Data 2010 – 2012”. Het rapport van [bedrijf 8] is met een begeleidend memo op 26 februari 2014 aan het [bedrijf 1] -concern toegestuurd.
In 2008 heeft [plaats] besloten tot de investering van € 367.000.000 in een nieuwe fabriek, [fabriek] ( [fabriek] ), waarin ammonia wordt omgezet in ureum en kunstmestproducten. [plaats] heeft deze investering volledig met interne leningen gefinancierd. De bouw van [fabriek] houdt verband met een door het [bedrijf 1] -concern met de Nederlandse overheid gesloten convenant. [fabriek] is begin september 2011 in gebruik genomen. [fabriek] stelt [plaats] in staat om meer ureum en kunstmestproducten te produceren dan voorheen (het surplus). Het surplus bedraagt 39 percent van de totale productie van [plaats] .
Op 14 september 2011 hebben [plaats] en [bedrijf 3] ( [land 3] ) een Supply Agreement (de Supply Agreement) gesloten. [land 3] is een met belanghebbende en [plaats] verbonden onderneming zoals bedoeld in artikel 8 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). De aandelen in [land 3] worden voor 100 percent gehouden door [bedrijf 1] .
[plaats] en [land 3] zijn in de Supply Agreement overeengekomen dat [land 3] verplicht is om het surplus af te nemen. Partijen zijn in de Supply Agreement bovendien overeengekomen dat de verrekenprijs gevormd wordt door de kostprijs vermeerderd met een opslag van 5 percent. Op grond van de Supply Agreement factureert [plaats] maandelijks het surplus tegen kostprijs verhoogd met een opslag van 5 percent aan [land 3] . Behoudens eerdere opzegging bedraagt de looptijd van de Supply Agreement vijf jaar met dien verstande dat de looptijd nadien, behoudens tegenbericht, stilzwijgend wordt verlengd met één jaar. Na afloop van voornoemde vijfjaarsperiode is de looptijd in ieder geval éénmaal stilzwijgend verlengd.
[plaats] , [land 3] en diverse gelieerde verkooporganisaties hebben op 14 september 2011 een Distribution Service Agreement (de Distribution Service Agreement) gesloten.
Volgens de inspecteur levert de met betrekking tot het surplus gehanteerde verrekenprijs in combinatie met de facturering tussen [plaats] en [land 3] zoals deze volgt uit de Distribution Service Agreement een maandelijkse, onzakelijke winstoverheveling van [plaats] naar [land 3] op. Dit heeft geleid tot een correctie op het door belanghebbende aangegeven belastbare bedrag met € 15.457.904.
Loyens & Loeff heeft op verzoek van belanghebbende het “Transfer Pricing Report for Manufacturing Activities” opgesteld (het verrekenprijsrapport van L&L). Het verrekenprijsrapport van L&L dateert van oktober 2011. In dit rapport concludeert Loyens & Loeff dat de in de Supply Agreement opgenomen verkoopprijs (kostprijs vermeerderd met 5 percent) in lijn is met door vergelijkbare bedrijven gehanteerde verkoopprijzen.
3 Geschil
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de volgende vragen:
-
heeft de inspecteur terecht en tot het juiste bedrag een correctie aangebracht in verband met samenhangende waardering van vorderingen en schulden in USD?
-
heeft de inspecteur terecht een correctie aangebracht in verband met de tussen [plaats] en [land 3] gesloten Supply Agreement?
Niet meer in geschil zijn:
-
de correctie van de objectvrijstelling in verband met de toerekening van rente aan de vaste inrichting in [land 1] , van € 1.474.868.
-
de correctie in verband met samenhangende waardering van een vordering van USD 60.000.000 op [bedrijf 4] en een schuld wegens een valutatermijncontract tot eenzelfde bedrag, van -/- € 7.672.000.
-
de correctie in verband met de waardering van de ijzeren voorraad, van -/- € 23.304.706.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar, tot vermindering van de aanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van € 38.750.575 en tot dienovereenkomstige vermindering van de beschikking belastingrente. De inspecteur concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar, tot vermindering van de aanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van € 66.120.184 en tot dienovereenkomstige vermindering van de beschikking belastingrente.