Parket bij de Hoge Raad, 06-10-2020, ECLI:NL:PHR:2020:1115, 19/02118
Parket bij de Hoge Raad, 06-10-2020, ECLI:NL:PHR:2020:1115, 19/02118
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 6 oktober 2020
- Datum publicatie
- 24 november 2020
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2020:1115
- Formele relaties
- Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHARL:2019:3672
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2020:1872
- Zaaknummer
- 19/02118
Inhoudsindicatie
Profijtontneming, w.v.v. uit grootschalige internationale handel in harddrugs in georganiseerd verband. Heeft hof in strijd met art. 6.3 ahf. en onder d EVRM verklaringen van medeveroordeelde betrokken bij oordeel dat betrokkene voorafgaand aan in strafzaak bewezenverklaarde periode w.v.v. heeft verkregen nu verdediging geen behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om medeveroordeelde te ondervragen?
HR: Uit p-v van tz. in h.b. en pleitnota blijkt niet dat namens betrokkene in ontnemingszaak het verzoek is gedaan om medeveroordeelde als getuige te horen noch dat verweer is gevoerd dat verdediging geen behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om medeveroordeelde te ondervragen. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2017:1016 m.b.t. aanspraak verdediging op behoorlijke en effectieve mogelijkheid om getuigen in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen. Deze rechtspraak is ook van betekenis in ontnemingsprocedure indien en v.zv. een i.v.m. ontnemingsprocedure te nemen beslissing inhoudt dat betrokkene zelf een concreet aangeduid strafbaar feit heeft begaan (vgl.ECLI:NL:HR:2018:2023). Het cassatiemiddel faalt, omdat verdediging in ontnemingszaak niet het verzoek heeft gedaan medeveroordeelde als getuige te horen, en in h.b. evenmin het verweer is gevoerd dat verdediging geen behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om medeveroordeelde te ondervragen. Volgt verwerping. Samenhang met 19/02119, 19/02285 en 19/02116.
Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 19/02118 P
Zitting 6 oktober 2020 (bij vervroeging)
CONCLUSIE
AG
Voetnoten
In de ontnemingszaken van de medeverdachten zijn geen middelen namens de verdachte ingediend.
Met weglating van voetnoten.
EHRM 10 oktober 2012, nr. 29353/06 (Vidgen/Nederland); EHRM 15 december 2015, nr. 9154/10 (Schatschaschwilli/Duitsland).
Zie onlangs nog: HR 29 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1523.
Zie in dit verband mijn op dit punt gelijkluidende conclusies van 16 juni 2020, te vinden onder bijvoorbeeld ECLI:NL:PHR:2020:604 of ECLI:NL:PHR:2020:861, waarin ik inga op de vraag naar de verhouding tussen de ontnemingsmaatregel en de onschuldpresumptie en zie de in dat verband door mij aangehaalde relevante jurisprudentie. De conclusie die te vinden is onder ECLI:NL:PHR:2020:861 ging vooraf aan het in de vorige voetnoot genoemde recente arrest.
De driestappentoets is beschreven in de zaak Al-Khawaja & Tahery/Verenigd Koninkrijk (EHRM d.d.15 december 2011, nrs. 26766/05 en 22228/06, NJ 2012/283 m.nt. Schalken en Alkema), en is verder genuanceerd in de zaak Schatschaschwilli/Duitsland (EHRM 15 december 2015, nr. 9154/10). Zie ook HR 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1016, en HR 11 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:227.
HR 7 april 2015, ECLI:NL:2015:898, en HR 30 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:2023.