Home

Parket bij de Hoge Raad, 26-04-2024, ECLI:NL:PHR:2024:473, 23/00143

Parket bij de Hoge Raad, 26-04-2024, ECLI:NL:PHR:2024:473, 23/00143

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
26 april 2024
Datum publicatie
10 mei 2024
ECLI
ECLI:NL:PHR:2024:473
Zaaknummer
23/00143

Inhoudsindicatie

Bijlage: ECLI:NL:PHR:2024:487

Bpm; koerslijst EurotaxGlass's; 'bijstelling marksituatie' en 'bijstelling dealersituatie'; disclaimer; mag de belastingplichtige de bijstellingen toepassen na opname van de disclaimer in de koerslijst? Is de inspecteur gehouden de bijstellingen uit eigen beweging toe te passen?

De koerslijst EurotaxGlass’s biedt de mogelijkheid de handelsinkoopwaarde te corrigeren met de zogenaamde ‘bijstelling marktsituatie’ en de ‘bijstelling dealersituatie’. Uit HR 15 november 2019, 18/00246 volgt dat de belastingplichtige bij toepassing van de koerslijstmethode rekening mag houden met deze bijstellingen, zonder dat hij nader bewijs hoeft te leveren.

Vanaf 4 oktober 2021 biedt EurotaxGlass’s niet langer de mogelijkheid de bijstellingen in de koerslijst toe te passen. De aanbieder van de koerslijst heeft een disclaimer geplaatst in de koerslijst waarin deze keuze wordt toegelicht. De aanbieder acht de bijstellingen niet langer relevant voor het bepalen van de handelsinkoopwaarde. Voorts dient de toepassing van de bijstellingen volgens de aanbieder effectief bewezen te worden door de gebruiker van de koerslijst.

In geschil is of de opname van de disclaimer tot gevolg heeft dat het vanaf 4 oktober 2021 niet meer mogelijk is de bijstellingen zonder nader bewijs toe te passen, ook als de aangifte is gedaan vóór deze datum. A-G Ettema komt tot de slotsom dat de belastingplichtige zonder onderbouwing een beroep kan blijven doen op de bijstellingen in de koerslijst EurotaxGlass’s, op voorwaarde dat hij aangifte heeft gedaan vóór 4 oktober 2021 en de koerslijstmethode van toepassing is. Het maakt daarbij geen verschil of de koerslijstmethode reeds bij de aangifte is toegepast of pas in bezwaar of (hoger) beroep.

Volgens de A-G kan de inspecteur daarnaast gehouden zijn de bijstellingen uit eigen beweging toe te passen bij het opleggen van een naheffingsaanslag doch alleen als hij de koerslijstmethode toepast en een uitdraai van de koerslijst EurotaxGlass’s van vóór 4 oktober 2021 behoort tot de hem ter beschikking staande gegevens.

Het voorgaande brengt mee dat het Hof ten onrechte van belanghebbende verlangt dat zij de toepassing van de bijstellingen aannemelijk maakt. A-G Ettema geeft de Hoge Raad in overweging het beroep in cassatie gegrond te verklaren.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer 23/00143

Datum 26 april 2024

Belastingkamer A

Onderwerp/tijdvak Belasting pers.auto's en motorrijw. 2018

Nr. Gerechtshof 21/01123 en 21/01186

Nr. Rechtbank 50/5746

CONCLUSIE

C.M. Ettema

In de zaak van

[X]

tegen

de staatssecretaris van Financiën

1 Inleiding

1.1

In deze zaak staat de vraag centraal of voor de heffing van bpm ter zake van de registratie van een gebruikte auto rekening mag worden gehouden met de zogenoemde ‘bijstelling marktsituatie’ en ‘bijstelling dealersituatie’ in de koerslijst EurotaxGlass’s nadat die koerslijst de keuzemogelijkheid om die factoren toe te passen heeft geschrapt.

1.2

Uit het arrest van de Hoge Raad van 15 november 2019, nr. 18/002461, volgt dat bij toepassing van de koerslijstmethode in beginsel met alle in de koerslijst gespecificeerde factoren, en dus ook de voornoemde, rekening mag worden gehouden bij het bepalen van de handelsinkoopwaarde. Een belastingplichtige hoeft in dit verband geen verder bewijs te leveren.

1.3

Voornoemd arrest was aanleiding voor de aanbieder van de koerslijst EurotaxGlass’s vanaf 4 oktober 2021 niet langer de mogelijkheid te bieden de ‘bijstelling marktsituatie’ en ‘bijstelling dealersituatie’ toe te passen. In de koerslijst heeft de aanbieder een disclaimer opgenomen waarin deze keuze wordt toegelicht. Volgens de aanbieder zijn de factoren niet langer relevant voor het bepalen van de handelsinkoopwaarde en moet toepassing van de factoren effectief worden bewezen door de gebruiker van de koerslijst.

1.4

In de gemeenschappelijke bijlage bij deze conclusie behandel ik de vraag of het na het opnemen van de disclaimer in de koerslijst EurotaxGlass’s nog mogelijk is de ‘bijstelling marktsituatie’ en ‘bijstelling dealersituatie’ toe te passen, zonder dat de belastingplichtige nader bewijs levert. In deze bijlage kom ik tot de slotsom dat deze mogelijkheid blijft bestaan, doch alleen als de aangifte is gedaan voor 4 oktober 2021 en de koerslijstmethode wordt toegepast. Het maakt daarbij niet uit of de koerslijstmethode reeds bij de aangifte is toegepast of de belastingplichtige eerst in bezwaar of (hoger) beroep de methode voor het bepalen van de handelsinkoopwaarde wenst te wijzigen naar de koerslijstmethode, als de handelsinkoopwaarde maar volgens de koerslijstmethode wordt bepaald.

1.5

Het Hof heeft het voorgaande miskend. Het heeft aan de opname van de disclaimer in EurotaxGlass’s het gevolg verbonden dat de correctiefactoren niet (langer) in hun algemeenheid kunnen worden toegepast, zonder onderbouwing voor het individuele geval. De klacht, die opkomt tegen dit oordeel van het Hof, treft doel.

1.6

De Hoge Raad kan de zaak afdoen. In het dossier bevindt zich een uitdraai van de koerslijst EurotaxGlass’s van 22 juni 2018. In deze uitdraai zijn de ‘bijstelling marktsituatie’ en de ‘bijstelling dealersituatie’ niet toegepast. Niet in geschil is dat de bijstellingen optellen tot een correctie van maximaal 15% van de handelsinkoopwaarde. Voorts heeft belanghebbende voor het Hof onweersproken gesteld dat toepassing van deze correctie op de handelsinkoopwaarde die volgt uit de koerslijst EurotaxGlass’s leidt tot een vermindering van de naheffingsaanslag voor een bedrag van € 393, zodat de aanslag moet worden verminderd tot € 3.613.

1.7

Het beroep in cassatie is gegrond.

2 De feiten en het geding in feitelijke instanties

2.1

Belanghebbende doet op 6 juni 2018 aangifte bpm ter zake van de registratie in het Nederlandse kentekenregister van een Volkswagen Golf 2.0 TSI GTI Performance (de auto). De auto heeft een datum van eerste toelating van 13 juli 2017. Op aangifte is een bedrag van € 828 aan bpm voldaan.

2.2

Bij de aangifte is een taxatierapport van 4 juni 2018 gevoegd van [A] (het taxatierapport). In het taxatierapport is opgenomen dat de auto op 9 januari 2018 en op 10 mei 2018 is getaxeerd. De taxateur heeft de handelsinkoopwaarde vastgesteld op € 4.600. De handelsinkoopwaarde is berekend op basis van een koerslijstwaarde van AutotelexPro (€ 28.800) verminderd met de volledige herstelkosten van de schade (€ 24.200).

2.3

Op 13 juni 2018 is de auto voor controle onderzocht door de dienst Domeinen Roerende Zaken van het ministerie van Financiën (DRZ). Van de controle is een rapport (DRZ-rapport) opgemaakt, dat is ondertekend op 22 juni 2018. Het DRZ-rapport vermeldt een historische nieuwprijs van € 46.564, een netto catalogusprijs van € 31.615 en een handelsinkoopwaarde van € 27.669. De handelsinkoopwaarde is vastgesteld aan de hand van de laagste waarde van de koerslijst AutotelexPro. DRZ heeft geen schade aan de auto waargenomen.

2.4

De Inspecteur heeft aan de hand van het DRZ-rapport de verschuldigde bpm vastgesteld op € 4.938. Verminderd met de op aangifte voldane bpm (€ 828) bedraagt de naheffingsaanslag € 4.110.

2.5

Belanghebbende maakt bezwaar tegen de naheffingsaanslag. Bij uitspraak op bezwaar van 5 juni 2019 heeft de inspecteur de naheffingsaanslag gehandhaafd.

Rechtbank Den Haag 2

2.6

Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag (de Rechtbank) tegen de uitspraak op bezwaar.

2.7

De Rechtbank oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van het doen van aangifte sprake was van meer dan normale gebruiksschade die in mindering moet worden gebracht op de waarde van de auto. Nu belanghebbende de taxatie door DRZ onvoldoende onderbouwd heeft weersproken, is het gelijk wat de betreft de omvang van de in aanmerking te nemen schade aan de Inspecteur. De Rechtbank acht wel aannemelijk dat de auto fors beschadigd is geweest voordat hij op een zeker moment voorafgaande aan de taxatie door DRZ is hersteld. Gelet op de waarde van de auto stelt de Rechtbank de aftrek wegens een schadeverleden in goede justitie vast op € 4.000. Voorts heeft belanghebbende naar het oordeel van de Rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat ten onrechte geen extra leeftijdskorting is toegepast.

2.8

Belanghebbende voert aan dat de waarde van de auto in onbeschadigde staat moet worden verminderd op basis van de koerslijst EurotaxGlass’s3 met toepassing van de ‘bijstelling marktsituatie’ en ‘bijstelling dealersituatie’. De Rechtbank is van oordeel dat deze stelling, die eerst ter zitting door belanghebbende is ingenomen, als tardief buiten beschouwing dient te worden gelaten. Zij neemt hierbij in aanmerking dat de Inspecteur in reactie op deze stelling onder andere heeft verklaard een berekening te moeten maken om de door belanghebbende gestelde vermindering te kunnen controleren en dat belanghebbende in zijn beroepschrift nog expliciet heeft gesteld dat de waarde van de auto in onbeschadigde staat niet in geschil is. Volgens de Rechtbank is niet duidelijk waarom de nieuwe stelling van belanghebbende niet eerder in geding kon worden gebracht.

2.9

De Rechtbank vermindert de naheffingsaanslag in verband met de waardevermindering wegens een schadeverleden van € 4.000, zodat het beroep gegrond is.

Gerechtshof Den Haag 4

2.10

Zowel belanghebbende als de Inspecteur hebben hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Den Haag (het Hof) tegen de uitspraak van de Rechtbank. In geschil is of (i) de Rechtbank ten onrechte en ongemotiveerd in goede justitie een waardevermindering vanwege het veronderstelde schadeverleden van de auto van € 4.000 heeft toegekend, of (ii) belanghebbende aanspraak kan maken op extra leeftijdskorting, en of (iii) gebruik kan worden gemaakt van de correctiefactoren in de koerslijst van EurotaxGlass’s.

2.11

In de eerste plaats oordeelt het Hof dat de Rechtbank de bewijslast ten aanzien van de waardevermindering vanwege een schadeverleden verkeerd heeft verdeeld. Belanghebbende dient aannemelijk te maken dat voor de auto een waardevermindering in aanmerking moet worden genomen vanwege een schadeverleden. Naar het oordeel van het Hof en gelet op de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur, slaagt belanghebbende niet in deze bewijslast, zodat hem geen vermindering vanwege een schadeverleden toekomt.

2.12

In de tweede plaats overweegt het Hof dat partijen ter zitting het erover eens zijn geworden dat belanghebbende recht heeft op extra leeftijdskorting ten bedrage van € 103. Het beroep van de Inspecteur op interne compensatie wordt door het Hof verworpen.

2.13

In de derde plaats stelt belanghebbende, onder verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad van 15 november 20195, dat alle correctiefactoren die in de koerslijst van EurotaxGIass’s zijn opgenomen dienen te worden toegepast en dat derhalve ten aanzien van de auto nog een correctie op de handelsinkoopwaarde dient te worden toegepast van 15%.

2.14

Met ingang van 4 oktober 2021 is de koerslijst van EurotaxGlass’s aangepast, zodat sinds die datum niet meer de mogelijkheid wordt geboden om de correctiefactoren ‘bijstelling marktsituatie’ en ‘bijstelling dealersituatie’ toe te passen. De uitgever van de koerslijst heeft in de koerslijst de volgende disclaimer opgenomen:

“Het gebruik van de schuifknoppen “marktsituatie handelaar” en “marktsituatie” worden niet meer toegelaten. Eurotax is van mening dat dergelijke prijsverhogings- en prijsverlagingsindicatoren niet meer relevant zijn voor de handelsinkoopwaarde te bepalen zoals vermeld in het arrest ECLI:NL:HR:2019:1783 van de Hoge Raad. Eveneens is Eurotax van mening dat het gebruik van eender welke correctiefactoren gegrond moet zijn en effectief bewezen moet worden door de gebruiker zelf, waar het arrest dit anders heeft belicht. Daarom zijn de indicatoren “marktsituatie handelaar” en “marktsituatie” voortaan op 0% vastgelegd.”

2.15

Gelet op de voorgaande disclaimer en in afwijking van het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad, is het Hof van oordeel dat thans de ‘bijstelling marktsituatie’ en ‘bijstelling dealersituatie’ niet meer kunnen worden toegepast, zonder daarvoor een onderbouwing voor het individuele geval te geven. Belanghebbende heeft deze onderbouwing niet gegeven. Voor zover belanghebbende stelt dat deze correctiefactoren in hun algemeenheid kunnen worden toegepast, volgt het Hof deze stelling niet. De taxateur van belanghebbende heeft voor toepassing van deze correctiefactoren geen aanleiding gezien. Het Hof ziet geen aanleiding een aftrek in aanmerking te nemen.

2.16

Het Hof verklaart het hoger beroep van belanghebbende gegrond met betrekking tot de vermindering wegens extra leeftijdskorting en het hoger beroep van de inspecteur gegrond met betrekking tot de vermindering wegens een schadeverleden.

3 Het geding in cassatie

3.1

Belanghebbende komt in cassatie met een rechtsklacht en motiveringsklacht op tegen het oordeel van het Hof dat de ‘bijstelling marktsituatie’ en de ‘bijstelling dealersituatie’ niet kunnen worden toegepast zonder nadere onderbouwing. Op het moment van de bpm-aangifte bood de koerslijst EurotaxGlass’s nog de mogelijkheid deze correctiefactoren toe te passen. Belanghebbende betoogt dat zij, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 15 november 20196, deze factoren in aanmerking mag nemen zonder verder bewijs te leveren. Dat de correctiefactoren inmiddels niet meer kunnen worden toegepast is volgens belanghebbende niet relevant, aangezien het Hof zijn oordeel dient te baseren op de feiten, de omstandigheden en het geldende recht ten tijde van het belastbare feit (toetsing ex tunc). Volgens belanghebbende hebben de ‘bijstelling marktsituatie’ en de ‘bijstelling dealersituatie’ daarnaast geen betrekking op de eigenschappen die specifiek zijn aan een bepaald voertuig, maar mogen deze, in afwijking van het oordeel van het Hof, in hun algemeenheid worden toegepast.

3.2

Voorts voert belanghebbende, onder verwijzing naar de toelichting op het met ingang van 1 januari 2013 gewijzigde art. 8 Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (Uitv.reg. BPM)7, aan dat een belastingplichtige bij toepassing van een koerslijst mag uitgaan van de waarde die resulteert in de hoogste afschrijving en het laagste bedrag aan bpm. Hieruit volgt dat alle waardeverminderingsfactoren mogen worden toegepast die de koerslijst biedt. Dit sluit volgens belanghebbende ook aan op het arrest van de Hoge Raad van 6 december 20028.

3.3

Het oordeel van het Hof om de correctiefactoren niet toe te staan getuigt van een onjuiste rechtsopvatting en is onbegrijpelijk gemotiveerd, aldus belanghebbende. Hierdoor handelt het Hof niet alleen in strijd met de jurisprudentie van de Hoge Raad, maar ook met het rechtszekerheidsbeginsel.

Verweerschrift

3.4

De staatssecretaris van Financiën (de Staatssecretaris) voert in verweer aan dat de bewijslast voor een vermindering van het verschuldigde bpm-bedrag rust op de belastingplichtige, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 20 mei 20229. Volgens de Staatssecretaris is het oordeel van het Hof dat belanghebbende de correctiefactoren moet onderbouwen in lijn met dit arrest van de Hoge Raad. De verwijzing naar de toelichting op art. 8 Uitv.reg. BPM maakt dit niet anders. Volgens de Staatssecretaris valt uit deze toelichting niet op te maken dat de correcties zonder meer van toepassing zijn in het geval van een taxatie. Ook doet de toelichting geen afbreuk aan de bewijslastverdeling uit het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad.

3.5

Het arrest van 15 november 2019 ziet op de situatie dat een belastingplichtige de bpm-vermindering bepaalt aan de hand van de koerslijstmethode. In de onderhavige zaak heeft belanghebbende echter de taxatiemethode gebruikt. Binnen de taxatiemethode kan een koerslijst worden gebruikt om de handelsinkoopwaarde te bepalen, maar naar de mening van de Staatssecretaris betekent dit niet dat ook alle correctiefactoren binnen een koerslijst zonder meer van toepassing zijn. Het voorgaande betekent dat de rechtsklacht geen doel treft, aldus nog steeds de Staatssecretaris.

3.6

Voor zover de klacht van belanghebbende nog een motiveringsklacht bevat, faalt deze volgens de Staatssecretaris ook. Het oordeel van het Hof dat belanghebbende niet heeft onderbouwd dat de correctiefactoren in dit geval niet van toepassing zijn is van feitelijke aard en niet onbegrijpelijk. Voor het overige is het Hof naar de mening van de Staatssecretaris uitgegaan van een juiste rechtsopvatting, welke niet met vrucht kan worden bestreden met een motiveringsklacht.10

Repliek

3.7

In repliek voert belanghebbende aan dat zij gebruik wenst te maken van de koerslijst EurotaxGlass’s en dat deze ‘switch’ naar een andere koerslijst in het cassatieberoep is toegestaan, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 18 maart 201611. Het verweer van de Staatssecretaris dat belanghebbende moet bewijzen dat de ‘bijstelling marktsituatie’ en de ‘bijstelling dealersituatie’ van toepassing zijn, betreft volgens belanghebbende een onjuiste toepassing van het recht. Ter aanvulling verwijst belanghebbende naar drie standpunten van de Kennisgroep auto12 van de Belastingdienst. Hieruit volgt volgens belanghebbende ondubbelzinnig dat zij alsnog de koerslijst EurotaxGlass’s mag hanteren en dat zij de hierin opgenomen ‘bijstelling marktsituatie’ en de ‘bijstelling dealersituatie’ zonder meer mag toepassen.

Dupliek

3.8

In dupliek stelt de Staatssecretaris dat belanghebbende zich noch in zijn beroepschrift in cassatie, noch daarvoor, op de koerslijstmethode heeft beroepen. Op het moment van het doen van aangifte bpm heeft belanghebbende gekozen voor toepassing van de taxatiemethode. De Staatssecretaris meent dat belanghebbende de afschrijvingsmethode niet wenst te wijzigen, maar dat zij in plaats daarvan binnen de taxatiemethode van koerslijst wenst te wisselen om de handelsinkoopwaarde te bepalen. Dit komt volgens de Staatssecretaris neer op cherry picking en vindt volgens hem geen steun in de door belanghebbende aangehaalde kennisgroepstandpunten.

3.9

Als belanghebbende wel heeft bedoeld de taxatiemethode geheel te verlaten en de koerslijstmethode volledig toe te passen, dan merkt de Staatssecretaris op dat toepassing van de koerslijstmethode met zich brengt dat geen plaats meer is voor het in aanmerking nemen van de door belanghebbende gestelde schade, nu afschrijving wegens schade enkel aan de orde kan zijn bij toepassing van de taxatiemethode.

4 Beoordeling van de klacht

5 Conclusie