Home

Parket bij de Hoge Raad, 30-09-2024, ECLI:NL:PHR:2024:996, 24/00877

Parket bij de Hoge Raad, 30-09-2024, ECLI:NL:PHR:2024:996, 24/00877

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
30 september 2024
Datum publicatie
30 september 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:PHR:2024:996
Formele relaties
Zaaknummer
24/00877

Inhoudsindicatie

Arbeidsrecht. Prejudiciële vragen hof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2023:2220 en ECLI:NL:GHAMS:2024:601). Uitleg toetsingskader Deliveroo (ECLI:NL:HR:2023:443): wat is de betekenis van het gezichtspunt dat de werkende “zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen” bij de beoordeling van de arbeidsrelatie? Kan op grond van art. 3 lid 2 Wet AVV een algemeen oordeel worden gegeven over de kwalificatie van de arbeidsrelatie van een groep werkenden, allen werkzaam bij dezelfde werkverschaffer, als niet kan worden uitgesloten dat de arbeidsrelatie niet voor alle werkenden op dezelfde wijze moet worden gekwalificeerd?

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer 24/00877

Zitting 30 september 2024

CONCLUSIE

R.H. de Bock

In de zaak

1. Uber B.V.

advocaten: mr. S.F. Sagel en mr. I.L.N. Timp

en

2. [chauffeur 1], h.o.d.n. [bedrijf 1]

3. [chauffeur 2], h.o.d.n. [bedrijf 2]

4. [chauffeur 3], h.o.d.n. [bedrijf 3]

5. [chauffeur 4] en [chauffeur 5], h.o.d.n. [bedrijf 4]

6. [chauffeur 6], h.o.d.n. [bedrijf 5]

7. [chauffeur 7], h.o.d.n. [bedrijf 6]

hierna tezamen: de Chauffeurs

advocaat: mr. F.E. Vermeulen

tegen

Federatie Nederlandse Vakbeweging

advocaten: mr. M.S. van der Keur en mr. M. van Benthem

1. Inleiding en samenvatting

Het hof Amsterdam heeft prejudiciële vragen gesteld in een procedure tussen FNV en Uber B.V. FNV heeft daarin onder meer gevorderd dat Uber wordt veroordeeld tot naleving van de CAO Taxivervoer jegens de chauffeurs die voor haar werken, in de periodes waarin deze cao algemeen verbindend is verklaard. Volgens FNV is namelijk sprake van arbeidsovereenkomsten tussen Uber en de chauffeurs. Uber stelt daartegenover dat de chauffeurs ondernemers zijn en dat geen sprake is van arbeidsovereenkomsten.

De rechtbank heeft de vorderingen van FNV grotendeels toegewezen en heeft daartoe overwogen, kort gezegd, dat FNV de vorderingen op grond van art. 3 Wet AVV heeft kunnen instellen, en dat de chauffeurs van Uber werkzaam zijn op grond van arbeidsovereenkomsten. Uber heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, tezamen met een aantal chauffeurs die zich in hoger beroep aan de zijde van Uber hebben gevoegd.

Het hof heeft een viertal prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld. De eerste drie vragen hebben betrekking op de betekenis van het gezichtspunt ‘ondernemerschap’ binnen het toetsingskader dat de Hoge Raad heeft ontwikkeld voor de kwalificatie van de arbeidsovereenkomst (zie het Deliveroo-arrest van 24 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:443). Ik begrijp de vragen zo, dat deze gericht zijn op de vraag wat binnen het Deliveroo-toetsingskader de betekenis is van het gezichtspunt dat de werkende “zich in het economisch verkeer als ondernemer gedragen of kan gedragen” (‘persoonlijk ondernemerschap’).

M.i. is die betekenis beperkt. Aan het gezichtspunt ‘persoonlijk ondernemerschap’ wordt pas toegekomen wanneer een toetsing aan de eerdere gezichtspunten (i) tot en met (viii) die in Deliveroo zijn genoemd, geen uitsluitsel geeft over de vraag of een arbeidsrelatie als arbeidsovereenkomst moet worden gekwalificeerd. Voor deze opvatting pleit met name dat het op grond van de wet niet de persoon van de werkende, maar de arbeidsrelatie is die gekwalificeerd moet worden. Daarbij past niet dat ‘gedragingen van de werkende in het economisch verkeer’ steeds van belang zouden kunnen zijn bij de beoordeling of sprake is van een arbeidsovereenkomst. Die gedragingen liggen namelijk buiten die arbeidsrelatie. Dergelijke gedragingen kunnen dus niet ‘de balans doen omslaan’, als aan de hand van de eerdere gezichtspunten is geoordeeld dat de arbeidsrelatie als arbeidsovereenkomst moet worden gekwalificeerd.

Dat aan het gezichtspunt ‘persoonlijk ondernemerschap’ beperkte betekenis toekomt, sluit aan bij het concept-wetsvoorstel Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR). Het sluit ook aan bij het toetsingskader van het Hof van Justitie van de EU.

Uit de ondergeschikte betekenis van het gezichtspunt of de werkende zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen, moet echter niet worden afgeleid dat het ondernemerschap van de werkende in de concrete arbeidsrelatie niet, of slechts beperkt, van belang zou zijn. Ondernemerschap is steeds een contra-indicatie voor werknemerschap. Bij de toetsing aan de gezichtspunten (i) tot en met (viii) wordt daardoor niet alleen getoetst of sprake is van werknemerschap, maar ook, spiegelbeeldig, of binnen die arbeidsrelatie sprake is van ondernemerschap. De vraag of de werkende als ondernemer moet worden beschouwd, is dus volkomen verweven met het toetsingskader van Deliveroo.

De vierde prejudiciële vraag houdt in of op basis van art. 3 lid 2 Wet AVV een “algemeen oordeel over de kwalificatie van de arbeidsrelatie van een groep werkers, allen werkzaam bij dezelfde opdrachtgever/werkgever” kan plaatsvinden, of dat dit, “gelet op de procedurele waarborgen die daarbij gelden” slechts kan geschieden in het kader van een procedure als bedoeld in art. 3:305a BW. Deze vraag begrijp ik zo, dat wordt bedoeld te vragen of een algemeen oordeel over de kwalificatie van de arbeidsrelatie van een groep werkenden, allen werkzaam bij dezelfde werkverschaffer, kan plaatsvinden in het kader van een vordering als bedoeld in artikel 3 lid 2 Wet AVV, als niet kan worden uitgesloten dat de arbeidsrelatie niet voor alle werkenden op dezelfde wijze moet worden gekwalificeerd.

M.i. luidt het antwoord op deze vraag bevestigend. In het dictum kan zo nodig tot uitdrukking worden gebracht dat het oordeel over de kwalificatie van de arbeidsrelatie niet voor alle werkenden hetzelfde is.

Inhoudsopgave

2 Feiten

3. Procesverloop

4. Algemene context

• Uber (4.1-4.8)

• Uber in Nederland (4.9)

• Uber in Amsterdam (4.10)

• Het ROA-rapport Maastricht University (4.11-4.12)

• Werkelijke verdiensten Uber-chauffeurs (4.13-4.14)

• Rechtszaken tegen Uber (4.15)

• Rechtszaken tegen Uber in Nederland (4.16-4.22)

• Procedure met betrekking tot het avv-besluit in de taxibranche (4.23-4.24)

• Procedures over de kwalificatie van de arbeidsrelatie van Uber-chauffeurs (4.25-4.34)

5. ‘Ondernemerschap’ en ‘persoonlijk ondernemerschap’ in het Deliveroo-arrest

• Uitleg van de prejudiciële vragen 1 t/m 3 (5.6-5.17)

• Slotsom (5.18-5.19)

6. ‘Persoonlijk ondernemerschap’ als gezichtspunt in het Deliveroo-arrest

• Kritiek op gezichtspunt ‘persoonlijk ondernemerschap’ (6.2-6.11)

• Beschouwing (6.12-6.16)

• Gezichtspunt (ix) binnen de tweefasentoets (6.17-6.21)

• Beschouwing (6.22-6.24)

• Het zich als ondernemer ‘kunnen gedragen’ (6.25-6.26)

• Beschouwing (6.27-6.28)

• Slotsom (6.29-6.36)

7. ‘Persoonlijk ondernemerschap’ in het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR)

• Verduidelijking criterium “in dienst van” (7.2-7.10)

• De elementen W en Z (7.11-7.16)

• Het element OP (7.17-7.26)

• Opvattingen in de literatuur over VBAR (7.27-7.28)

• Rechtsvermoeden arbeidsovereenkomst bij uurloon van ten hoogste € 33,- (7.29-7.33)

• Verhouding tot fiscaal recht en socialezekerheidsrecht (7.34-7.39)

• Slotsom (7.40-7.41)

8. ‘Ondernemerschap’ en ‘persoonlijk ondernemerschap’ in de rechtspraak van het HvJ EU

• Slotsom (8.9-8.10)

9. De invulling van gezichtspunt (ix), ‘persoonlijk ondernemerschap’

• Commerciële uitingen ten behoeve van opbouw klantenkring (9.5-9.7)

• Economische (on)afhankelijkheid en economisch risico (9.8-9.18)

• Verhouding tot gezichtspunt (viii), commercieel risico (9.19-9.21)

• Fiscale behandeling (9.22-9.32)

• De invulling van gezichtspunt (ix): slotsom (9.33-9.34)

10. De EU-Richtlijn Platformwerk

11. Bespreking van de prejudiciële vragen 1 t/m 3

• Het begrip ‘ondernemerschap’ in de prejudiciële vragen (11.2-11.3)

• Antwoord prejudiciële vragen 1 en 2 (11.4-11.12)

• Antwoord prejudiciële vraag 3 (11.13-11.15)

12. De algemeen verbindend verklaring van cao-bepalingen

• De aard en rechtsgevolgen van de avv (12.7-12.13)

13. De vordering tot nakoming van cao-bepalingen

• De nakomingsvordering op grond van art. 3 lid 2 Wet AVV (13.7-13.10)

• De “kunnen en willen”-clausule (13.11-13.15)

• Kwalificatievraag in het kader van nakomingsvordering ex art. 3 lid 2 Wet AVV (13.16-13.21)

• Ontbreken procedurele waarborgen bij art. 3 Wet AVV? (13.22-13.29)

14. Bespreking van prejudiciële vraag 4

• Antwoord prejudiciële vraag 4 (14.12-14.13)

15. Conclusie

2 Feiten

3. Procesverloop

4. Algemene context

• Uber (4.1-4.8)

• Uber in Nederland (4.9)

• Uber in Amsterdam (4.10)

• Het ROA-rapport Maastricht University (4.11-4.12)

• Werkelijke verdiensten Uber-chauffeurs (4.13-4.14)

• Rechtszaken tegen Uber (4.15)

• Rechtszaken tegen Uber in Nederland (4.16-4.22)

• Procedure met betrekking tot het avv-besluit in de taxibranche (4.23-4.24)

• Procedures over de kwalificatie van de arbeidsrelatie van Uber-chauffeurs (4.25-4.34)

5. ‘Ondernemerschap’ en ‘persoonlijk ondernemerschap’ in het Deliveroo-arrest

• Uitleg van de prejudiciële vragen 1 t/m 3 (5.6-5.17)

• Slotsom (5.18-5.19)

6. ‘Persoonlijk ondernemerschap’ als gezichtspunt in het Deliveroo-arrest

• Kritiek op gezichtspunt ‘persoonlijk ondernemerschap’ (6.2-6.11)

• Beschouwing (6.12-6.16)

• Gezichtspunt (ix) binnen de tweefasentoets (6.17-6.21)

• Beschouwing (6.22-6.24)

• Het zich als ondernemer ‘kunnen gedragen’ (6.25-6.26)

• Beschouwing (6.27-6.28)

• Slotsom (6.29-6.36)

7. ‘Persoonlijk ondernemerschap’ in het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR)

• Verduidelijking criterium “in dienst van” (7.2-7.10)

• De elementen W en Z (7.11-7.16)

• Het element OP (7.17-7.26)

• Opvattingen in de literatuur over VBAR (7.27-7.28)

• Rechtsvermoeden arbeidsovereenkomst bij uurloon van ten hoogste € 33,- (7.29-7.33)

• Verhouding tot fiscaal recht en socialezekerheidsrecht (7.34-7.39)

• Slotsom (7.40-7.41)

8. ‘Ondernemerschap’ en ‘persoonlijk ondernemerschap’ in de rechtspraak van het HvJ EU

• Slotsom (8.9-8.10)

9. De invulling van gezichtspunt (ix), ‘persoonlijk ondernemerschap’

• Commerciële uitingen ten behoeve van opbouw klantenkring (9.5-9.7)

• Economische (on)afhankelijkheid en economisch risico (9.8-9.18)

• Verhouding tot gezichtspunt (viii), commercieel risico (9.19-9.21)

• Fiscale behandeling (9.22-9.32)

• De invulling van gezichtspunt (ix): slotsom (9.33-9.34)

10. De EU-Richtlijn Platformwerk

11. Bespreking van de prejudiciële vragen 1 t/m 3

• Het begrip ‘ondernemerschap’ in de prejudiciële vragen (11.2-11.3)

• Antwoord prejudiciële vragen 1 en 2 (11.4-11.12)

• Antwoord prejudiciële vraag 3 (11.13-11.15)

12. De algemeen verbindend verklaring van cao-bepalingen

• De aard en rechtsgevolgen van de avv (12.7-12.13)

13. De vordering tot nakoming van cao-bepalingen

• De nakomingsvordering op grond van art. 3 lid 2 Wet AVV (13.7-13.10)

• De “kunnen en willen”-clausule (13.11-13.15)

• Kwalificatievraag in het kader van nakomingsvordering ex art. 3 lid 2 Wet AVV (13.16-13.21)

• Ontbreken procedurele waarborgen bij art. 3 Wet AVV? (13.22-13.29)

14. Bespreking van prejudiciële vraag 4

• Antwoord prejudiciële vraag 4 (14.12-14.13)

15. Conclusie

6 Uw verplichtingen.

a. Voor toegang tof de Partner-app en behoud van toegang, moet u (i) in bezit zijn van een geldig rijbewijs en beschikken over alle andere vereiste chauffeurs- of taxivergunningen, -kaarten, licenties, goedkeuringen en machtigingen die van toepassing zijn om Ritten aan te bieden, en (ii) voldoen aan alle relevante wettelijke vereisten.

b. Wanneer u de Partner-app gebruikt om Ritten aan te bieden, dient u zich op een professionele en efficiënte manier te gedragen, passend bij een verantwoordelijke chauffeur met een chauffeurs-, taxi- of andere goedgekeurde vergunning (of kaart) voor het leveren van vervoersdiensten. U dient Ritten te leveren met gebruik van de juiste vaardigheden, zorgvuldigheid en toewijding. Zo dient u onder andere de meest efficiënte route te volgen (tenzij u met de Passagier een andere route overeenkomt).

c. U dient zich te houden aan de Communityrichtlijnen.

d. Wanneer u de Partner-app gebruikt, doet u dit te goeder trouw en zult u deze niet misbruiken of proberen om ons of de Passagiers te bedriegen.

e. U mag de naam, handelsmerken of logo’s van Uber niet weergeven op uw auto of kleding (behalve waar vereist).

f. U mag alleen Ritten maken met een auto die is geïdentificeerd in uw Uber-account. Uw auto moet geschikt zijn voor gebruik via de Partner-app (wat van tijd tot tijd kan variëren), correct zijn geregistreerd, zijn voorzien van een vergunning en geschikt zijn voor gebruik als taxi en in goede staat verkeren in overeenstemming met de branche- en wettelijke veiligheids- en onderhoudsnormen.

g. U bent verantwoordelijk voor alle toeslagen (zoals wegenbelasting (.. .)) en alle belastingen en kosten die kunnen voortvloeien uit de uitvoering van een Rit, tenzij deze kosten worden doorberekend aan de Passagier in overeenstemming met deze Voorwoorden voor Uber-partners. (...)

j. U mag geen contact opnemen met een Passagier of anderszins persoonsgegevens gebruiken om een andere reden dan voor het leveren van de desbetreffende Rit.

k. Uw Uber-account is persoonlijk (...).

I. U dient zich te houden aan deze Voorwaarden voor Uber-partners en alle toepasselijke wetgeving tijdens uw gebruik van de Partner-app.

7 Het gebruik van de Partner-app.

8 Ritprijzen.

9 De Servicekosten.

10 Betalingsbewijzen.

11 Belastingen.

3 Procesverloop

4 Algemene context

5 ‘Ondernemerschap’ en ‘persoonlijk ondernemerschap’ in het Deliveroo-arrest

6 ‘Persoonlijk ondernemerschap’ als gezichtspunt in het Deliveroo-arrest

9 De invulling van gezichtspunt (ix), ‘persoonlijk ondernemerschap’

10 De EU-Richtlijn Platformwerk

11 Bespreking van de prejudiciële vragen 1 t/m 3

12 De algemeen verbindend verklaring van cao-bepalingen

13 De vordering tot nakoming van cao-bepalingen

14 Bespreking van prejudiciële vraag 4

15 Conclusie