Home

Rechtbank Arnhem, 24-02-2011, BP5624, AWB 10/2455

Rechtbank Arnhem, 24-02-2011, BP5624, AWB 10/2455

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
24 februari 2011
Datum publicatie
24 februari 2011
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2011:BP5624
Zaaknummer
AWB 10/2455

Inhoudsindicatie

IB. 2007. Eigenwoningregeling. Eiser bezit zes garageboxen met een afmeting van elk ongeveer drie bij zes meter. De boxen liggen op korte afstand van eisers woning (tussen de 15 en 45 meter). De rechtbank beslist dat de garageboxen als aanhorigheden onderdeel uitmaken van eisers eigen woning in de zin van artikel 3.111 wet IB 2001.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

registratienummer: AWB 10/2455

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 24 februari 2011

inzake

[X], wonende te [Z], eiser,

tegen

de inspecteur van de Belastingdienst/Rivierenland, kantoor Nijmegen, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2007 een aanslag (aanslagnummer [000].H.76) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.759 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 10.552. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 juni 2010 het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen verminderd met € 420 tot € 10.132 en de beschikking heffingsrente verminderd.

Eiser heeft daartegen bij brief van 26 juni 2010, ontvangen door de rechtbank op 6 juli 2010, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 januari 2011 te Arnhem. Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde]. Eiser heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.

2. Feiten

2.1. Eiser en zijn gezin wonen op het adres [A-straat 1] te [Z] (hierna ook wel als het woonhuis aangeduid). De bijbehorende grond heeft een oppervlakte van 176 m2. Hij heeft het woonhuis in 1987 gekocht. Achter in de tuin van het woonhuis staat een bergschuur. Gelijktijdig met de aankoop van het woonhuis heeft eiser een garagebox gekocht welke is gelegen aan de [A-straat 2] te [Z]. In de jaren daarna heeft eiser nog vijf naastliggende garageboxen aangeschaft.

2.2. Eisers woonhuis is een tussenwoning in een rij van zes woningen. Deze woningen zijn gelijktijdig gerealiseerd als onderdeel van een groter bouwproject. Gelijktijdig met de bouw van deze woningen zijn aan een pleintje aan de naastgelegen [A-straat 3] in twee rijen (van 7 en 8 stuks) aaneengebouwde garageboxen gebouwd. Deze garageboxen zijn gelegen tussen de verschillende woningblokken. Bij de bouw van de boxen is dezelfde steensoort gebruikt als bij de bouw van de woningen. De boxen hebben een afmeting van ongeveer

6 x 3 meter. Iedere box heeft een eigen kadastraal nummer en is los van de omliggende woonhuizen te verkopen.

2.3. Via de achtertuin van zijn woning en een achtergelegen pad van ongeveer 1,5 meter breedte kan eiser het plein bereiken waar de garageboxen aan zijn gelegen. Het pad is gemeenschappelijk eigendom van eiser en de andere eigenaren van de aan dit pad gelegen woningen. De afstand van de achtertuin van eisers woonhuis tot zijn garageboxen varieert van 15 tot 40 meter. Door middel van een over de daken van de garageboxen lopende kabel heeft eiser in drie garageboxen elektriciteit aangelegd. De boxen worden gebruikt voor de stalling van eisers auto’s (14 tot 45 jaar oud), het plegen van onderhoud daaraan en voor opslag van bezittingen van eiser.

2.4. Eiser heeft voor het onderhavige jaar aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.708 en een inkomen uit sparen en beleggen van € 7.672. Hij heeft hierbij de garageboxen als onderdeel van zijn eigen woning beschouwd.

2.5. Bij het opleggen van de aanslag is verweerder afgeweken van eisers aangifte. Hij heeft de garageboxen (met een waarde van € 72.000) niet gerekend tot de eigen woning (box 1), maar tot het vermogen waarmee inkomen uit sparen en beleggen (box 3) wordt behaald. Vanwege het ontbreken van een eigenwoningschuld leidde dat niet tot een vermindering van het inkomen in box 1. Wel heeft verweerder het inkomen in die box verhoogd met € 2.051 wegens een correctie op de persoonsgebonden aftrek. Verweerder heeft het inkomen in box 3 verhoogd met € 2.880 (4% van € 72.000) tot € 10.552. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder alsnog één garagebox (de meest dichtbijgelegen) tot de eigen woning gerekend en het inkomen in box 3 verlaagd tot

€ 10.132.

3. Geschil

In geschil is of verweerder eisers inkomen uit sparen en beleggen terecht met € 2.460 heeft verhoogd. Hiervoor is beslissend of de garageboxen als aanhorigheid bij de woning van eiser kunnen worden aangemerkt. Eiser beantwoordt deze vraag bevestigend, verweerder ontkennend.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Op grond van artikel 3.111 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de wet) wordt – voorzover hier van belang – onder eigen woning verstaan een gebouw met de daarbij behorende aanhorigheden, voorzover dat de belastingplichtige of personen die behoren tot zijn huishouding anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat. Indien de garageboxen moeten worden aangemerkt als aanhorigheden van eisers woonhuis (gebouw dat hem in vorenbedoelde zin als hoofdverblijf ter beschikking staat), dan vormen zijn woning en die boxen tezamen eisers eigen woning. De boxen kunnen dan niet meer gerekend worden tot het vermogen waarmee in box 3 te belasten inkomen wordt behaald (artikel 2.14, tweede lid, van de wet).

4.2. Op grond van het arrest van de Hoge Raad van 16 juli 1993, nr. 29174, BNB 1993/281, LJN ZC5412, kunnen de garageboxen als een aanhorigheid bij eisers woonhuis worden aangemerkt als wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

• De garageboxen horen bij de woning van eiser. Hierbij moet worden gelet op diverse omstandigheden, zoals de afstand van de boxen tot de woning, de bouwkundige situatie en de bereikbaarheid vanuit het woonhuis of de tuin van het woonhuis. In zijn arrest van 8 juli 1980, nr. 19925, BNB 1980/239, LJN AW9935, dat eveneens een garagebox betrof, had de Hoge Raad met betrekking tot de van belang zijnde bouwkundige situatie er al op gewezen dat met name een rol kan spelen of de garage met de woning in een bouwblok of in hetzelfde wooncomplex is gelegen.

• De garageboxen zijn in gebruik bij het woonhuis.

• De garageboxen zijn dienstbaar aan het woonhuis.

4.3. Uit de feiten volgt dat de 15 garageboxen onderdeel uitmaken van een wooncomplex van gelijktijdig gebouwde (omliggende) woningen (waaronder het woonhuis van eiser) en dat die garageboxen van dezelfde steensoort zijn vervaardigd. Voor de buitenstaander is daarmee duidelijk dat die garageboxen bedoeld zijn als aanvullende bergruimte – bijvoorbeeld voor het stallen van een auto - voor de omliggende woningen. Het vorenstaande vindt bevestiging in de door eiser overgelegde tekening en foto’s. Naar het oordeel van de rechtbank horen de 15 garageboxen daarom naar maatschappelijke opvattingen in ieder geval bij het complex van alle omliggende woningen en kan in ieder geval één garagebox geacht worden te horen bij één van de woningen met dezelfde eigenaar. Daarnaast is ten aanzien van de zes garageboxen in eigendom bij eiser van belang, dat de afstand van eisers woonhuis tot de garageboxen gering is, slechts tussen de 15 en 40 meter, en dat deze garageboxen zeer snel bereikbaar zijn vanaf eisers tuin. Tevens zijn drie garageboxen verbonden met de elektriciteitsvoorziening van eisers woning. Hieruit volgt dat ook gezegd kan worden dat de zes garageboxen van eiser behoren bij zijn woonhuis. Hieraan doet niet af dat aan de garageboxen niet is te zien bij welke van de omliggende woningen deze behoren; ook bij het bezit van een enkele garagebox is dat immers het geval.

4.4. De rechtbank vat de tweede voorwaarde op als de eis dat de garageboxen in gebruik moeten zijn bij dezelfde gebruikers als de gebruikers van het woonhuis. Aan die tweede voorwaarde wordt voldaan. Niet bestreden is immers dat de garageboxen in gebruik zijn bij eiser en zijn gezin.

4.5. Ook aan de derde voorwaarde wordt voldaan. Tot de functies van een woonhuis behoren niet alleen het bieden van beschermde gelegenheid tot het slapen, eten/drinken en verblijf, maar ook het bieden van de mogelijkheid één of meer auto’s te stallen, het bieden van algemene opslagruimte of het bieden van gelegenheid tot het uitoefenen van hobby’s. De garageboxen van eiser voorzien in deze laatste functies en zijn in zoverre dienstbaar aan zijn woonhuis. In dit opzicht verschillen de garageboxen van eiser niet van grote garages die direct met een woonhuis zijn verbonden of van grote naast een woonhuis staande vrijstaande garages, die ruimte bieden voor stalling van meerdere auto’s, voor het uitoefenen van een hobby of voor opslagdoeleinden. Ook de door verweerder aangevoerde omstandigheid dat de garageboxen afzonderlijk verhuurbaar zijn, doet hier niet aan af. Het gaat immers om de feitelijke functie die eiser aan de garageboxen heeft gegeven.

4.6. De conclusie luidt dat eisers garageboxen onderdeel vormen van diens eigen woning in de zin van artikel 3.111 van de wet. Van inkomen uit sparen en beleggen ter zake van die garageboxen kan daarom geen sprake zijn.

4.7. Het beroep wordt geacht zich ook tegen de heffingsrente te richten. De heffingsrente moet worden verminderd naar evenredigheid van de vermindering van de aanslag IB/PVV. Nu eiser geen afzonderlijke grieven tegen de heffingsrente heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding tot een verdergaande vermindering van de heffingsrente.

4.8. Gelet op het vorenoverwogene behoeven eisers overige grieven geen behandeling meer. Het beroep moet gegrond worden verklaard.

5. Proceskosten

Eiser heeft niet gesteld, noch is gebleken dat hij proceskosten heeft gemaakt. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de aanslag IB/PVV tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.759 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 7.672;

- draagt verweerder op de heffingsrente te verminderen naar evenredigheid van vermindering van de aanslag;

- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats komt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 41vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.I. van Amsterdam, rechter, in tegenwoordigheid van

mr. L.M.J. Sangster, griffier.

De griffier, De rechter,

Uitgesproken in het openbaar op: 24 februari 2011

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.