Home

Rechtbank Arnhem, 03-07-2012, BX0555, AWB 12/911

Rechtbank Arnhem, 03-07-2012, BX0555, AWB 12/911

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
3 juli 2012
Datum publicatie
6 juli 2012
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2012:BX0555
Zaaknummer
AWB 12/911

Inhoudsindicatie

Proceskostenvergoeding bezwaarfase. Verwevenheid rechtsbijstandverlener en taxateur. Vergoeding taxatierapport. 8:34 Awb niet van toepassing.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

registratienummer: AWB 12/911

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 3 juli 2012

inzake

[X], wonende te [Z], eiser,

tegen

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Rivierenland, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [Q] (hierna: de woning) per waardepeildatum 1 januari 2010, vastgesteld voor het kalenderjaar 2011 op € 358.000. In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag onroerende-zaakbelasting bekend gemaakt.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 17 januari 2012 de waarde en de daarop gebaseerde aanslag verminderd tot € 338.000. Hierbij is een proceskostenvergoeding van € 218 toegekend.

Eiser heeft tegen de toegekende proceskostenvergoeding bij brief van 27 februari 2012, ontvangen door de rechtbank op 29 februari 2012, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2012 te Arnhem.

Namens eiser is verschenen [A], daartoe gemachtigd door mr. [B], bijgestaan door [C]. Namens verweerder is verschenen mr. [D].

Eiser heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.

2. Feiten

Naar aanleiding van de door eiser ontvangen beschikking heeft zijn gemachtigde, mr. [B], op 8 april 2011 bezwaar gemaakt. Dit bezwaarschrift is bij brief van 15 april 2011 (nader) gemotiveerd. Bij de brief van 15 april 2011 heeft de gemachtigde een taxatierapport gevoegd. Dit taxatierapport is opgesteld door [E] van [F]. In dit taxatierapport is de waarde van de woning gesteld op € 324.000. Voor dit taxatierapport is € 333,20 (inclusief BTW) in rekening gebracht aan eiser.

Bij uitspraak op bezwaar van 17 januari 2012 heeft verweerder de waarde van de woning verminderd tot € 338.000. Verweerder heeft hierbij een proceskostenvergoeding van € 218 toegekend. De kosten van het taxatierapport zijn niet door verweerder vergoed.

3. Geschil

In geschil is de bij de uitspraak op bezwaar toegekende proceskostenvergoeding. De waarde van de woning is niet in geschil.

Eiser bepleit tot gegrondverklaring van het beroep en bepleit een kostenvergoeding van in totaal € 551,20 inclusief BTW (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift met een waarde per punt van € 218 en een wegingsfactor 1 en de kosten voor het opmaken van het taxatierapport zijnde 3,5 uur maal € 80 exclusief BTW)

Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de toegekende proceskostenvergoeding juist is.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4. Beoordeling van het geschil

Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat [E], evenals de gemachtigde van eiser – mr. [B] –, verbonden is aan [G] B.V. Verweerder stelt dat sprake is van verwevenheid tussen de rechtsbijstandverlener en de deskundige, zodat de kosten van het taxatierapport daardoor niet voor vergoeding in aanmerking komen.

De rechtbank volgt het standpunt van verweerder niet. De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is gemaakt dat de ondernemingen [F] en [H] gelieerd zijn, in die zin dat beide ondernemingen eigendom zijn van [G] B.V., en dat er sprake is van een nauwe samenwerking. Dit hoeft echter niet aan een vergoeding voor het taxatierapport in de weg te staan. Taxatiewerkzaamheden zijn immers andere werkzaamheden dan het verlenen van rechtsbijstand. Het is de rechtbank, mede gelet op het overgelegde taxatierapport en het beroepschrift, niet gebleken van een vermenging van functies. Evenmin is gebleken van andere omstandigheden die er op zouden kunnen duiden dat de taxatiewerkzaamheden niet op basis van voldoende zelfstandigheid zijn uitgevoerd.

De rechtbank overweegt dat het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) voor het aantal te vergoeden uren geen regeling geeft, zodat daarvoor dient te worden aangesloten bij de redelijkheidstoets van artikel 7:15 van de Awb.

In het onderhavige geval komt het gefactureerde bedrag exclusief BTW erop neer dat 3,5 uur is besteed aan werkzaamheden voor het rapport. De rechtbank acht het aannemelijk en niet onredelijk dat een dergelijk aantal uren gemoeid is geweest met het taxeren van de woning en het opstellen van het onderhavige taxatierapport.

Uit inmiddels vaste jurisprudentie van deze rechtbank volgt dat het gehanteerde uurtarief van € 80 eveneens redelijk is. Het andersluidende standpunt van verweerder dient te worden verworpen.

Anders dan verweerder kennelijk veronderstelt moet, zoals hiervoor reeds weergegeven, beoordeeld worden of de kosten redelijkerwijs zijn gemaakt en ook voor het overige redelijk zijn. Welke rol het taxatierapport in de besluitvorming bij verweerder heeft gespeeld is daarbij niet van belang. Het andersluidende standpunt van verweerder gaat naar het oordeel van de rechtbank uit van een onjuiste rechtsopvatting.

Naar het oordeel van de rechtbank dient € 333,20 wegens het opmaken van een taxatierapport te worden vergoed.

Verweerder heeft voorts gesteld dat, nu de taxateur een financieel belang heeft bij de uitkomst van de procedure, in strijd is gehandeld met artikel 8:34 van de Awb. Dit standpunt van verweerder gaat naar het oordeel van de rechtbank uit van een onjuiste rechtsopvatting. Artikel 8:34 van de Awb ziet immers op een door de rechtbank benoemde deskundige (vgl. Hof Arnhem, 11 april 2012, nr. 11/00492, LJN BW4248). Anders dan verweerder meent heeft de Hoge Raad zich hierover in het arrest van 24 september 2010, nr. 09/03034, LJN BN8082 niet uitgelaten. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie immers afgedaan middels artikel 81 RO. Ook in de uitspraak van Hof Den Haag (14 juli 2009, nr. BK-07/00578, LJN BJ2893) die tot voormeld arrest van de Hoge Raad heeft geleid valt de zienswijze van verweerder niet te lezen. Beslist is immers dat een gemachtigde/deskundige gezien de aanwezige familierelatie niet onpartijdig was. Deze situatie is hier echter niet aan de orde.

Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiser in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. De rechtbank acht de zaak in beroep van gemiddeld gewicht. Dat in beroep slechts de aanspraak op vergoeding van in bezwaar gemaakte kosten in geding was, zoals door verweerder aangevoerd, doet hier niet aan af. De rechtbank wijst er hierbij op dat ook voor verweerder dit geschilpunt kennelijk niet van eenvoudige aard was, omdat de motivering van het standpunt van verweerder bijna vier pagina’s omvat. De kosten zijn op de voet van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar voorzover deze de proceskostenvergoeding betreft;

- veroordeelt verweerder in de kosten voor de behandeling van het bezwaar tot een bedrag van € 551,20;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van de uitspraak op bezwaar;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 874;

- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 42 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.F. Geerling, rechter, in tegenwoordigheid van

mr. L.L. van Benthem, griffier.

De griffier, De rechter,

Uitgesproken in het openbaar op: 3 juli 2012

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.