Rechtbank Breda, 03-08-2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:3013 BX9154, 11/3454
Rechtbank Breda, 03-08-2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:3013 BX9154, 11/3454
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Breda
- Datum uitspraak
- 3 augustus 2012
- Datum publicatie
- 4 oktober 2012
- ECLI
- ECLI:NL:RBBRE:2012:BX9154
- Zaaknummer
- 11/3454
Inhoudsindicatie
Loonbelasting / gebruikelijk loon
Tijdens een boekenonderzoek is gebleken dat belanghebbende, een B.V., over het onderhavige jaar geen rekening heeft gehouden met de bijtelling voor privégebruik van de door haar aan haar directeur groot aandeelhouder ter beschikking gestelde auto en geen gebruikelijk loon in aanmerking heeft genomen ten aanzien van zijn dienstverband. Tot slot is geconstateerd dat geen loonheffingen en bijdrage Zorgverzekeringswet zijn afgedragen over de door deze werknemer ontvangen ontslagvergoeding. In de naheffingsaanslag bij wijze van eindheffing zijn de correctie privégebruik en de ontslagvergoeding direct gebruteerd en is de correctie gebruikelijk loon belast tegen 42%. De niet nageleefde afspraak met de werknemer, dat hij de bijtelling privégebruik auto in zijn aangifte IB zal verantwoorden, staat niet in de weg aan naheffing bij belanghebbende. Belanghebbende maakt niet aannemelijk dat zij een afspraak met de inspecteur had om een lager gebruikelijk loon in aanmerking te mogen nemen. Daartoe is onvoldoende dat de inspecteur niet heeft gereageerd op een verzoek van belanghebbende om dit toe te staan en haar te berichten indien de inspecteur het niet met dit verzoek eens is. Belanghebbende maakt voorts niet aannemelijk dat de door de werknemer ontvangen ontslagvergoeding niet voor haar rekening is gekomen. Niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende de belasting en premie feitelijk en juridisch op de betreffende werknemer kon verhalen op het moment waarop hij het loon genoot.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 11/3454
Uitspraakdatum: 3 augustus 2012
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Venlo,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 25 mei 2011 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar over het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 opgelegde naheffingsaanslag loonheffingen naar een bedrag van € 11.964 (aanslagnummer [nummer].A.01.7500).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juli 2012 te Roermond. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger] en namens de inspecteur, [gemachtigden]. De zaken met procedurenummers 11/3452 tot en met 11/3455 zijn gelijktijdig behandeld.
1. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2. Gronden
2.1. De heer [directeur] hield in het onderhavige jaar tot 20 juli 33,33% van de aandelen in belanghebbende. Voor zijn werkzaamheden als directeur van belanghebbende ontving hij in januari 2007 een salaris van € 2.663.
2.2. Tijdens een boekenonderzoek bij belanghebbende in 2010 is geconstateerd dat geen rekening is gehouden met de bijtelling voor privé gebruik van de door belanghebbende aan de heer [directeur] ter beschikking gestelde auto (hierna: de correctie privégebruik). De correctie privégebruik is becijferd op € 471. Voorts is tijdens het boekenonderzoek geconstateerd dat geen zogeheten gebruikelijk loon als bedoeld in artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964 in aanmerking is genomen. Op basis van deze bepaling bedraagt het gebruikelijk loon in 2007 € 39.000 per jaar. Op maandbasis is dit € 3.250 (€ 39.000 gedeeld door 12). Nu de heer [directeur] in werkelijkheid, ook na de correctie privégebruik, een lager salaris heeft ontvangen, is de correctie gebruikelijk loon becijferd op € 116 (€ 3.250 minus € 2.663 minus € 471). Tot slot is geconstateerd dat de verschuldigde loonheffing en bijdrage Zorgverzekeringswet over de door de heer [directeur] in 2007 ontvangen ontslagvergoeding niet is ingehouden en afgedragen. In verband met deze ontslagvergoeding is een gebruteerd bedrag van in totaal € 11.584 nageheven. De naheffingsaanslag is becijferd op 70,6% van de correctie privégebruik van € 471 is € 332, op 42% van de correctie gebruikelijk loon van € 116 is € 48 en op € 11.584. In totaal derhalve € 11.964.
2.3. Ter zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende uitdrukkelijk verklaard dat hij de door de inspecteur bij de berekening van de correctie privégebruik gehanteerde cataloguswaarde van de auto niet (langer) bestrijdt en tevens dat hij niet langer betwist dat de heer [directeur], in tegenspraak met de met hem gemaakte afspraak, de bijtelling privégebruik niet in zijn aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over 2007 heeft opgenomen.
2.4. De rechtbank overweegt dat de in 2.3 bedoelde afspraak niet in de weg staat aan naheffing bij belanghebbende. Met ingang van 1 januari 2006 is artikel 11a van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet LB), op basis waarvan het genot van een ter beschikking gestelde auto niet tot het loon behoorde, komen te vervallen en is artikel 13bis van de Wet LB ingevoerd, op basis van welke bepaling de belastingdienst de mogelijkheid heeft verkregen bij de werkgever na te heffen. Deze extra mogelijkheid wordt niet doorkruist door een afspraak van de werkgever met de werknemer, nog afgezien van de omstandigheid dat belanghebbende in het onderhavige geval niet heeft toegezien op naleving van de met de heer [directeur] gemaakte afspraak.
2.5. Belanghebbende bestrijdt, naar het oordeel van de rechtbank terecht, niet dat betreffende het in 2.1 genoemde dienstverband de gebruikelijk loon regeling van toepassing is. Zij stelt echter dat zij toestemming had van de belastingdienst om een lager gebruikelijk loon in aanmerking te nemen nu de inspecteur niet heeft gereageerd op een verzoek om dit toe te staan. In verband daarmee wijst belanghebbende op de volgende zinsnede in haar verzoek: “Indien u het er niet mee eens bent, verzoeken wij u dit ons te berichten”.
2.6. De rechtbank overweegt dat de last om aannemelijk te maken dat, zoals zij stelt, voor 2007 een lager gebruikelijk loon per dienstverband in aanmerking dient te worden genomen dan € 39.000 op jaarbasis op belanghebbende rust (vergelijk Hoge Raad 9 oktober 2009, nr. 08/02433, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder LJN BH0546).
2.7. Naar het oordeel van de rechtbank is belanghebbende niet geslaagd in de op haar rustende bewijslast. De rechtbank deelt haar conclusie niet dat de inspecteur, door niet te reageren op de in 2.5 genoemde brief, akkoord ging met het in aanmerking nemen van een lager gebruikelijk loon. De rechtbank hecht geloof aan de verklaring van de inspecteur dat hij bedoelde brief niet heeft ontvangen. Het had bovendien op de weg van belanghebbende gelegen om de brief te voorzien van haar naw-gegevens en/of fiscaal nummer en, toen een reactie uitbleef, contact op te nemen met de inspecteur om in ieder geval de ontvangst van de brief te verifiëren.
2.8. In bedoelde brief staat dat sprake is van een startend bedrijf dat het gebruikelijk loon niet kan betalen. Naar het oordeel van de rechtbank is met deze enkele stelling, die niet door objectief controleerbaar bewijsmateriaal wordt gestaafd, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat belanghebbende een lager dan gebruikelijk loon diende uit te betalen om de continuïteit van het bedrijf te waarborgen (vergelijk Hoge Raad 6 september 2002, nr. 37 205, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder LJN AE7072).
2.9. De rechtbank overweegt dat de correctie gebruikelijk loon van € 116 niet op een te hoog bedrag is vastgesteld.
2.10. Voorts stelt belanghebbende dat de ontslagvergoeding die de heer [directeur] in het onderhavige jaar heeft ontvangen niet voor haar rekening is gekomen, zodat zij hierover geen loonheffing en bijdrage Zorgverzekeringswet hoefde in te houden en af te dragen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende dit, tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur, niet aannemelijk gemaakt. Zij neemt daarbij in aanmerking dat belanghebbende niet heeft bestreden dat de heer [directeur] de ontslaguitkering in het onderhavige jaar heeft ontvangen en dat zij in haar jaarrekening over het onderhavige jaar onder de post: “Incidentele lasten” een bedrag van € 44.691 heeft opgenomen met de omschrijving “Kosten ontslag aandeelhouder/directeur”.
2.11. Tot slot stelt belanghebbende nog dat de loonheffing niet dient te worden gebruteerd omdat zij de verschuldigde loonbelasting zal verhalen op de heer [directeur]. Naar het oordeel van de rechtbank heeft zij echter niet aannemelijk gemaakt dat zij op het moment dat de heer [directeur] het loon genoot, de belasting en premie feitelijk en juridisch op hem kon verhalen. Aangenomen moet worden dat belanghebbende aanstonds de belasting en premie voor haar rekening heeft genomen.
2.12. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.
2.13. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 3 augustus 2012 door mr. W.A.P. van Roij, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. I. van Wijk, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 15 augustus 2012
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.