Home

Rechtbank Den Haag, 13-11-2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:15637, AWB - 13 _ 9345

Rechtbank Den Haag, 13-11-2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:15637, AWB - 13 _ 9345

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
13 november 2014
Datum publicatie
17 februari 2015
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2014:15637
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 13 _ 9345
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 52a, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 47

Inhoudsindicatie

Informatiebeschikking is terecht aan echtgenote van overleden KB Lux rekeninghouder gegeven. Verweerder heeft aannemelijk gemaakt dat de echtgenoot, anders dan in eerdere prodedures is beslist, terecht als rekeinghouder van een coderekening bij de KB lux geidentificeerd.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummers: SGR 13/9345 en SGR 14/421

(gemachtigde: [A]),

en

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 21 augustus 2013 ten aanzien van eiseres voor de jaren 2003 tot en met 2007 een informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) gegeven. Met dagtekening 16 oktober 2013 heeft verweerder ten aanzien van eiseres voor het jaar 2008 een informatiebeschikking gegeven.

Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van respectievelijk 23 oktober 2013 en

10 december 2013 de informatiebeschikkingen gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2014. Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde. Namens verweerder is verschenen [Y].

Ter zitting zijn tevens behandeld de beroepen van de [B] inzake de aan hen voor de jaren 2001 tot en met 2009 gegeven informatiebeschikkingen, zaaknummers SGR 13/9346 en SGR 13/9347.

Overwegingen

Feiten

1. Verweerder heeft renseignementen ontvangen betreffende Nederlandse rekeninghouders bij de Kredietbank Luxembourg te Luxemburg (KB Lux). Het betreft de volgende renseignementen:

a. de bij brief van 27 oktober 2000 door de Belgische autoriteiten op basis van de Richtlijn 77/799/EEG in het kader van een zogenoemde spontane uitwisseling van inlichtingen verstrekte gegevens (renseignementen A). De renseignementen A vermelden onder meer een rekening met nummer [D] met een saldo op 31 januari 1994 van (in totaal) BEF [E] (één termijndeposito van BEF [F 1]) en een zichtrekening van BEF - 3.028) ten name van [F 2]. Voorts staat in de kop van de renseignementen A “pers. phys.” vermeld;

b. de – in aanvulling op de renseignementen A – bij brief van 21 februari 2003 door de Belgische autoriteiten verstrekte gegevens betreffende zogenoemde

“W.K.”-coderekeningen bij de KB Lux (renseignementen B). Op de renseignementen B staat onder meer, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

"TRANSACTION INTPSI CLE DE RECHERCHE [D] 21/06/1993

(…)

INTITULE[Y] (…)

TRANSACTION INTTTU CLE DE RECHERCHE [D] 21/06/1993

(…)

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------TITULAIRE------------------------

INTITULE [Y]

NOMBRE DE TIT. 01

NO TITULAIRE 01 POUVOIR TIT. TIT. PART ENTIERE NUMERO PERSONNE [G]

NOM MONSIEUR DAMEN

PRENOMS PETRUS

ADRESSE DOMICILE

(…) [H] (…)

(…)[I]

(…) 040 PAYS-BAS

NO TELEPHONE [J]

NATIONALITE 040 PAYS-BAS DATE DE NAISSANCE [Z]

PROFESSION 41 E. PRIVEE DIRECTION

(…) OUVERTURE: 10-05-90 MODIFICATION: 10-05-90.”.

2. Verweerder heeft de (overleden) echtgenoot van eiseres, [K] (de echtgenoot), geboren op [L] en overleden op [M], als houder van de onder 1.a. genoemde rekening geïdentificeerd en hem hierover voor het eerst in december 2003 aangeschreven. De echtgenoot heeft steeds ontkend een rekening bij de KB Lux te hebben gehad.

3. De echtgenoot was tot zijn overlijden directeur en enig aandeelhouder in [N] (de vennootschap). Eiseres is sinds het overlijden van de echtgenoot directeur en enig aandeelhouder in de vennootschap. De vennootschap en de echtgenoot stonden op 10 mei 1990 op hetzelfde adres, [H] te [H], ingeschreven. Op de renseignementen B, zoals hiervoor onder 1.b. is opgenomen, staat het telefoonnummer van de vennootschap vermeld.

4. Eiseres en de echtgenoot hebben in hun aangiften inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen voor de jaren 2003 tot en met 2008 geen vermogensbestanddelen opgenomen die betrekking hebben op een KB Lux rekening. Verweerder heeft aan eiseres voor de jaren 2003 tot en met 2008 aanslagen opgelegd, waarbij voor de jaren 2003 tot en met 2007 correcties zijn aangebracht in verband met de hiervoor onder 1.a. genoemde rekening. Eiseres heeft tegen de aanslagen over de jaren 2003 tot en met 2007 bezwaar gemaakt. Op deze bezwaren is nog geen uitspraak gedaan.

5. Bij brief van 13 juni 2013 heeft verweerder – in verband met een nog op te leggen navorderingsaanslag over het jaar 2008 – eiseres om nadere gegevens betreffende de KB Lux rekening met nummer [D] voor het jaar 2008 verzocht. Daarbij is aan eiseres gevraagd of zij in 2008 rekeninghouder was van voormelde rekening. Voorts is aan haar verzocht om de saldigegevens op 1 januari en 31 december 2008 dan wel de gegevens waar het eerder op de KB Lux rekening gestalde vermogen in het jaar 2008 is aangehouden en de gegevens over de besteding van dat vermogen te verstrekken.

6. Bij brief van 16 juli 2013 heeft verweerder – in verband met de opgelegde aanslagen voor de jaren 2003 tot en met 2007 – eiseres verzocht om nadere gegevens betreffende de KB Lux rekening van de echtgenoot met nummer [D] te verstrekken, waaronder de bankafschriften van de saldigegevens per 31 december 2000 tot en met

31 december 2010 alsmede de hoogte en het bestedingsdoel van de opnamen dan wel overboekingen van die rekening. Bij brief van 7 augustus 2013 heeft eiseres aangegeven dat zij geen buitenlandse bankrekening in die jaren heeft aangehouden.

7. Vervolgens heeft verweerder de onderhavige informatiebeschikkingen gegeven.

Geschil

8. In geschil is of verweerder de informatiebeschikkingen terecht heeft gegeven.

9. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen en vernietiging van de informatiebeschikkingen. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

Beoordeling van het geschil

10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, met hetgeen hij heeft aangevoerd en aan stukken heeft ingebracht, aannemelijk gemaakt dat de echtgenoot terecht als rekeninghouder van de onder 1.a. genoemde KB Lux rekening is geïdentificeerd. Verweerder heeft, anders dan in de eerdere KB Lux procedure van de echtgenoot bij het gerechtshof Den Haag (ECLI:NL:GHSGR:2012:626) en de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2013:BZ:6816) en de eerdere procedure van eiseres bij de rechtbank Den Haag die zag op een andere informatiebeschikking (ECLI:NL:RBDHA:2014:9666), een nadere toelichting gegeven over de in de renseignementen A en B gebruikte afkortingen. Naar verweerder heeft gesteld, en de rechtbank aannemelijk acht, ziet de in de renseignementen B opgenomen tekst “Nombre de tit: 01” op één achterliggende rekeninghouder, en duidt de tekst “pouvoir tit. tit. part entiere” op volledige particuliere bevoegdheid. Uit de toelichting in het verweerschrift en bijlagen 1 en 2 van het verweerschrift komt voorts naar voren dat in de renseignementen van de KB Lux onderscheid wordt gemaakt tussen natuurlijke personen en rechtspersonen. Dit onderscheid valt op te maken uit de kop van de renseignementen, waarin de tekst “pers. phys.” (een afkorting voor personnes physiques, oftewel natuurlijke personen) dan wel de tekst “pers. mor.” (een afkorting voor personnes morales, oftewel rechtspersonen) staat vermeld. Gelet op het vorenstaande, het feit dat in de kop van de renseignementen A de tekst “pers. phys.” staat vermeld en een en ander in onderlinge samenhang bezien met de overige in de renseignementen A en B vermelde gegevens en de nadere toelichting van verweerder daarop, is de rechtbank van oordeel dat, anders dan het gerechtshof en de rechtbank in de eerdere procedures hebben geoordeeld, uitsluitend de echtgenoot als rekeninghouder van de onder 1.a. genoemde KB Lux rekening kan worden aangemerkt. Eiseres heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. Uit de tekst “betrokken personen” op bladzijde 2 van de renseignementen B (bijlage 3 van het verweerschrift) kan, anders dan eiseres ter zitting heeft gesteld, niet worden afgeleid dat andere (rechts-)personen tot die rekening gerechtigd zijn (geweest).

11. De rechtbank acht het voorts, gelet op de hoogte van het aanzienlijke saldo van de KB Lux rekening op 31 januari 1994 en de wijze waarop dat saldo is belegd, aannemelijk dat de echtgenoot een belegging voor de lange termijn heeft aangehouden, zodat niet uitgesloten is dat hij in de jaren 2003 tot en met 2008 nog steeds over (een deel van) dat saldo heeft kunnen beschikken. Nu de echtgenoot op grond van artikel 2.17 van de Wet IB 2001 gehouden was om aan eiseres voor de jaren 2003 tot en met 2008 inzicht te geven in zijn vermogenspositie en verder verzwegen vermogensbestanddelen op grond van vorengenoemd artikel aan beide echtgenoten voor de helft worden toegerekend, kon verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt stellen dat de door hem gevraagde informatie voor de belastingheffing van eiseres voor de jaren 2003 tot en met 2008 van belang kon zijn, omdat die informatie opheldering zou kunnen geven over de vraag of eiseres in die jaren over niet door haar aangegeven vermogen beschikte (vgl. Hoge Raad 18 april 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7498). De omstandigheid dat de renseignementen A saldigegevens uit het jaar 1994 bevatten, kan aan voormeld oordeel niet afdoen, aangezien voor de bevoegdheid van verweerder tot het stellen van vragen op de voet van artikel 47, eerste lid, van de Awr niet vereist is dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de echtgenoot een KB Lux rekening heeft gehad in de jaren waarover informatie wordt opgevraagd; een redelijk vermoeden daartoe is voldoende (vgl. Hoge Raad 1 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1016).

12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres uit de context van de brieven van 13 juni en 16 juli 2013 moeten begrijpen dat de daarin gestelde vragen de onder 1 genoemde KB Lux rekening van de echtgenoot betroffen. Zij heeft met de in haar brief van

7 augustus 2013 gegeven reactie niet alle door verweerder voor de jaren 2003 tot en met 2008 gestelde vragen betreffende het vermogen van die rekening beantwoord. Gelet op het vorenstaande heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank niet aan haar informatieverplichting voldaan en zijn de informatiebeschikkingen dan ook terecht gegeven. De omstandigheid dat de informatiebeschikking van 16 oktober 2013 betrekking heeft op een nog op te leggen navorderingsaanslag over het jaar 2008 kan aan voormeld oordeel niet afdoen, aangezien verweerder in de aanslagfase van de, naar hij heeft gesteld en de rechtbank aannemelijk acht, na 1 juli 2011 opgelegde, aanslag over het jaar 2008 geen vragen heeft gesteld omtrent de onder 1.a. genoemde KB Lux rekening. Ook de omstandigheid dat verweerder de informatiebeschikking van 21 augustus 2013 voor de jaren 2003 tot en met 2007 in de bezwaarfase van de aanslagen voor die jaren heeft gegeven, brengt niet mee dat deze informatiebeschikking moet worden vernietigd. Anders dan eiseres ter zitting heeft gesteld, staat het verweerder vrij om in een geval als het onderhavige, waarin de aanslagen, naar tussen partijen niet in geschil is, vóór 1 juli 2011 zijn opgelegd, een informatiebeschikking in de bezwaarfase tegen die aanslagen vast te stellen. Immers, verweerder kon in de aanslagfase van deze aanslagen, gelet op de vóór 1 juli 2011 geldende wetgeving, nog geen informatiebeschikking vaststellen. Daarnaast kan met de invoering van artikel 52a van de Awr per 1 juli 2011, gelet ook op het doel en strekking van dat artikel (het verbeteren van rechtsbescherming van belastingplichtigen), niet zijn beoogd dat het vaststellen van een informatiebeschikking in de bezwaarfase in vorengenoemde situaties is uitgesloten.

Slotsom

13. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart de beroepen ongegrond;

- stelt eiseres een termijn van zes weken, gerekend vanaf de dag waarop deze uitspraak is verzonden, om alsnog aan verweerder de in de informatiebeschikkingen gevraagde informatie te verstrekken.

Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. de Hek, voorzitter, en mr. dr. N. Djebali en

mr. J.P.F. Slijpen, leden, in aanwezigheid van mr. U.A. Salomons, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 november 2014.

griffier voorzitter

Rechtsmiddel