Rechtbank Den Haag, 30-01-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:1181, AWB - 19 _ 1995
Rechtbank Den Haag, 30-01-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:1181, AWB - 19 _ 1995
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 30 januari 2020
- Datum publicatie
- 24 april 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2020:1181
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2020:2831, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB - 19 _ 1995
Inhoudsindicatie
In geschil is of verweerder terecht de aftrek voor uitgaven specifieke zorgkosten heeft geweigerd. Eiseres heeft alleen aannemelijk gemaakt dat zij recht heeft op het forfaitaire bedrag voor kleding en beddengoed. Verder heeft eiseres geen recht op een vergoeding van immateriële schade, gelet op de invloed van de gemachtigde op de duur van het proces. Beroep gegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 19/1995
(gemachtigde: [A] ),
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2015 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd (IB/PVV) en belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 14 februari 2019 de aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 december 2019.
Namens eiseres zijn de gemachtigde en [B] verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [C] en [D] .
Overwegingen
1. Eiseres is geboren op 15 augustus 1933. Voor het jaar 2015 heeft eiseres aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.565 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 850. Bij het bepalen van het belastbaar inkomen uit werk en woning heeft eiseres € 3.708 aan uitgaven voor specifieke zorgkosten in aanmerking genomen.
2. Verweerder heeft bij de aanslagregeling gevraagd om een onderbouwing van de aftrek voor uitgaven voor specifieke zorgkosten. De aftrek heeft eiseres als volgt onderbouwd:
Batterijen € 90
Hoortoestel € 842
Steunzolen + incontinentie € 310
Knie/artrose (aan km’s) € 570
Cholesterol € 100
Eiseres heeft verder kopieën van een factuur en een verklaring overgelegd. In de factuur staat vermeld dat eiseres voor een gehoorapparaat, na vermoedelijke vergoedingen uit de basisverzekering en aanvullende verzekering, € 842 dient te betalen. In de verklaring geeft de audicien aan dat eiseres voor € 90 aan batterijen voor het hoortoestel heeft gekocht.
3. De aanslag IB/PVV voor het jaar 2015 is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.273 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 850. De aftrek voor uitgaven voor specifieke zorgkosten is niet geaccepteerd. De te betalen belastingrente is berekend op € 1.
Geschil 4. In geschil is of eiseres recht heeft op aftrek voor uitgaven voor specifieke zorgkosten.
5. Eiseres beantwoordt deze vraag bevestigend en voert daartoe aan dat zij de aftrek met stukken heeft onderbouwd, maar dat bij verweerder de stukken zijn zoekgeraakt. Verder heeft verweerder volgens eiseres niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd. Ten slotte verzoekt eiseres om immateriële schadevergoeding.
6. Verweerder stelt dat eiseres geen recht op de gevraagde aftrek omdat zij niet de gevraagde bewijsstukken heeft overgelegd. Ook weerspreekt verweerder dat niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken zijn overgelegd.
Beoordeling van het geschil
Op de zaak betrekking hebbende stukken
7. Eiseres is ter zitting in de gelegenheid gesteld bewijsstukken in te dienen en de rechtbank heeft deze stukken geaccepteerd. Mocht er al sprake zijn van het niet overleggen van de op de zaak betrekking hebbende stukken door verweerder, dan verbindt de rechtbank hier geen gevolgen aan omdat eiseres niet is benadeeld.
Aftrek voor uitgaven voor specifieke zorgkosten
8. Ingevolge artikel 6.1, eerste lid, aanhef en onder a, in verbinding met het tweede lid, aanhef en onder d, van de Wet IB 2001 komen voor aftrek in aanmerking de op eiseres drukkende uitgaven voor specifieke zorgkosten. De specifieke zorgkosten zijn limitatief opgesomd in artikel 6.17 van de Wet IB 2001 en de daarop gebaseerde Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001. Op eiseres rust de bewijslast aannemelijk te maken dat zij uitgaven voor specifieke zorgkosten heeft gedaan.
Vervoerskosten
9. Eiseres heeft aangevoerd dat zij vervoerskosten heeft gemaakt vanwege ziekenhuisbezoeken met de auto en ritten door de omgeving met haar dochter. Eiseres heeft hiermee niet aannemelijk gemaakt dat de in de aangifte in aanmerking genomen vervoerskosten meer bedragen dan de kosten die een vergelijkbare belastingplichtige zonder ziekte of invaliditeit maakt (zie HR 24 januari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9626). Nu eiseres verder niet met stukken aannemelijk heeft gemaakt dat vervoerskosten zijn gemaakt die rechtstreeks verband houden met een medische behandeling heeft verweerder deze kosten terecht niet in aftrek toegelaten (vgl. Gerechtshof Den Haag van 22 februari 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:669).
Andere hulpmiddelen
10. Eiseres heeft niet met stukken aannemelijk gemaakt dat de kosten voor het gehoortoestel en de batterijen op haar hebben gedrukt. Weliswaar heeft eiseres een factuur van het hoortoestel en een verklaring van de audicien overgelegd, maar geen overzicht van de verzekeraar waaruit blijkt welk gedeelte van de kosten van het gehoorapparaat en de batterijen wel of niet door de verzekeraar zijn vergoed. Verweerder heeft het overzicht van de verzekeraar twee keer opgevraagd en het had op de weg van eiseres gelegen om dit overzicht in te dienen.
Dieetkosten
11. Op eiseres rust de bewijslast aannemelijk te maken dat zij in 2015 op medisch voorschrift het door haar genoemde dieet heeft gevolgd. De ter zitting overgelegde verklaring van haar huisarts is niet de vereiste dieetverklaring als bedoeld in artikel 37, vijfde lid, van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001.
Kleding en beddengoed
12. Eiseres heeft aangevoerd dat zij extra kosten heeft gemaakt voor kleding en beddengoed vanwege het extra wassen door incontinentie. Eiseres heeft hiervoor een overzicht van de apotheek overgelegd, waarin staat dat zij op 22 juli 2014 en 22 september 2014 184 incontinentieluiers heeft gekocht. Mede gelet op de leeftijd van eiseres acht de rechtbank aannemelijk dat zij ook in 2015 incontinent was en hierdoor extra kosten heeft gemaakt voor kleding en beddengoed (vgl. Gerechtshof Amsterdam van 24 oktober 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:4310). Eiseres heeft dus op grond van artikel 38, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 recht op het forfaitaire bedrag van € 310. Aangezien eiseres reeds recht heeft op het forfaitaire bedrag, behoeven de extra kosten voor kleding vanwege het gebruik van steunzolen geen behandeling. Rekening houdend met verhoging van de uitgaven voor specifieke zorgkosten met 113% (= € 661) en een drempel van (1,65% van € 21.273= ) € 351 bedraagt de aftrek € 310.
Belastingrente
13. Tegen de te betalen belastingrente heeft eiseres geen afzonderlijke gronden aangevoerd. Aangezien de aanslag verminderd zal worden, zal de belastingrentebeschikking dienovereenkomstig worden verminderd .
Immateriële schadevergoeding
14. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade vanwege de lange duur van de procedure. Bij de beoordeling van de vraag of de redelijke termijn is overschreden, moet worden aangesloten bij de uitgangspunten die zijn neergelegd in het arrest van de Hoge Raad van 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252. Een periode van twee jaar voor de bezwaar- en beroepsfase wordt behoudens bijzondere omstandigheden in dit verband als redelijk beschouwd. Hiervan komt een half jaar toe aan de bezwaarfase.
15. Verweerder heeft het bezwaarschrift ontvangen op 8 mei 2017 en heeft op 14 februari 2019 uitspraak op bezwaar gedaan. De rechtbank heeft op 30 januari 2020 uitspraak gedaan. Dat betekent dat de redelijke termijn in beginsel is overschreden met afgerond negen maanden. De rechtbank is echter van oordeel dat de redelijke termijn in dit geval met die periode moet worden verlengd (vgl. r.o. 3.5.1 onder b van voormeld arrest). Verweerder heeft er namelijk op gewezen dat de gemachtigde langdurig was verhinderd voor een hoorgesprek. De eerste afspraak stond gepland op 1 december 2017. Deze is afgezegd door de gemachtigde en uiteindelijk heeft het hoorgesprek pas plaats kunnen vinden op 20 november 2018. Voor toekenning van immateriële schadevergoeding bestaat geen grond gelet op de invloed van de gemachtigde op de duur van het proces.
16. Aangezien eiseres recht heeft op de forfaitaire aftrek vanwege extra kosten voor kleding en beddengoed, zal het beroep gegrond verklaard worden.
Proceskosten
17. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.572 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting met een waarde per punt van € 261, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525 en een wegingsfactor 1).