Home

Rechtbank Den Haag, 06-10-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:10844, AWB - 20 _ 3156

Rechtbank Den Haag, 06-10-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:10844, AWB - 20 _ 3156

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
6 oktober 2021
Datum publicatie
20 oktober 2021
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2021:10844
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3156

Inhoudsindicatie

Activiteiten als distributeur voor een multilevel marketingorganisatie zijn aan te merken als bron van inkomen. De proceskosten komen bij het bepalen van de winst uit onderneming niet voor aftrek in aanmerking.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummers: SGR 20/3156, SGR 20/3157 en SGR 20/3158

(gemachtigde: mr. M.P.M. van Mieghem),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2014 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd en voor de jaren 2015 en 2016 zijn aanslagen IB/PVV aan eiser opgelegd.

Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 19 maart 2020 de navorderingsaanslag 2014 en de aanslag IB/PVV 2015 gehandhaafd. Voorts heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar van 31 maart 2020 de aanslag IB/PVV 2016 verminderd.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2021.

Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en [A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [B] .

Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen om zodoende eiser nadere vragen te kunnen stellen. Eiser heeft bij brief van 12 maart 2021 gereageerd op de vragen van de rechtbank. Verweerder heeft op

31 maart 2021 een reactie gegeven op de brief van eiser. Vervolgens heeft eiser daar per brief van 3 mei 2021 op gereageerd.

De rechtbank heeft partijen vervolgens verzocht mee te delen of zij op een zitting willen worden gehoord. Partijen hebben binnen de gestelde termijn niet verzocht om een nadere zitting waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.

Overwegingen

Feiten

1. Eiser verricht als distributeur activiteiten voor [bedrijf] ( [bedrijf] ), een multilevel marketing organisatie. [bedrijf] brengt wereldwijd voedingssupplementen en huidverzorgingsproducten op de markt door middel van een organisatie van distributeurs. Een distributeur ontvangt een bonus indien i) de consument op zijn doorverwijzing producten via de website koopt en ii) wanneer hij een nieuwe distributeur aanbrengt, of deze persoon sub-distributeurs werft. De bonus is afhankelijk van de verkoopopbrengsten van deze personen.

2. In de brochure van [bedrijf] wordt voor zover hier van belang het volgende geschreven:

“Bonussen worden uitbetaald op basis van de [bedrijf] -producten die u zelf en de door u gesponsorde mensen bestellen.

(…)

(…) Om ervoor te zorgen dat al onze partners over de hele wereld een universele eerlijke bonus krijgen, hanteren we ons eigen systeem, genaamd Internationale Punten (IP).

Ieder product heeft zowel een verkoopprijs als een waarde in IP. De verkoopprijs is wat u betaalt als u onze producten aanschaft en de IP-waarde van ieder product wordt opgeteld bij uw IP-saldo. Zie het als [bedrijf] -valuta!

Vervolgens gebruiken wij dit om uw bonus te berekenen - die wordt omgezet en uitbetaald in standaard valuta - en ook om het niveau te bepalen dat u heeft bereikt in het vergoedingssysteem.

(…)

Aanbevelingsbonussen

Het eerste criterium om in aanmerking te komen voor een bonusbetaling is uw eigen Persoonlijke Volume (PV). Als u in een kalendermaand zelf [bedrijf] -producten aanschaft, begint u in aanmerking te komen voor aanbevelingsbonussen, waarvan er twee verschillende zijn.

Directe Aanbevelingscontracten

Alle partners die u persoonlijk sponsort, noemen wij uw directe aanbevelingscontacten, ofwel uw eerste niveau.

Als u aan het hierboven aangegeven criterium voldoet (40 IP), dan komt u die maand in aanmerking voor 5% van de totale IP-waarde van uw directe aanbevelingscontacten, ongeacht of het echte consumenten betreft of partners die zelf zijn begonnen met aanbevelingen.

Indirecte Aanbevelingscontacten

Wie zijn dan uw indirecte aanbevelingscontacten? Dit zijn de mensen die, nadat zij met uw directe aanbevelingscontacten hebben gesproken, ook hebben besloten klant bij [bedrijf] te worden - of zelfs partners. Zij vertegenwoordigen uw tweede niveau.

In ieder kalendermaand waarin u voor bonusbetaling in aanmerking komt, kunt u 25% verdienen van de totale IP-waarden van uw tweede-niveau-partners. Deze tweede-niveau-bonus doet recht aan uw actieve ondersteuning van uw tweede niveau.

Hieruit volgt dan vanzelf dat uw derde niveau de directe aanbevelingscontacten zijn van uw tweede niveau. U ontvangt 10% van het totale aantal IP-waarden op dit niveau voor ieder kalendermaand waarin u voor bonusbetaling in aanmerking komt, met één extra criterium: u moet 3 actieve aanbevelingscontacten hebben**

Een actief aanbevelingscontact dient weer iemand te hebben die ook [bedrijf] -producten bestelt met een minimaal PV van 40 IP in een bepaalde maand.

* Actieve partners hebben minimaal 40 IP aan Persoonlijk Volume (PV) of 15

aanbevelingscontacten van 40 IP.

** Wanneer een van uw directe aanbevelingscontacten besluit [bedrijf] -producten te

bestellen, noemen we dat een van uw “contacten”.

Hoe werken leiderschapsbonussen?

Leiderschapsbonussen

Het geweldige van ons vergoedingssysteem is dat hoe meer u zich ervoor in wilt zetten, des te groter de mogelijkheid wordt dat u kunt doorgroeien naar een leadership-positie. Als uw partners hun eigen bedrijf gaan opbouwen, vormt het groeiend aantal contacten dat wat wij de “downline” noemen - het netwerk dat

zich onder uw begeleiding ontwikkelt. Zo kunt u in de positie komen dat u steeds meer mensen begeleidt en ondersteunt bij het opbouwen van hun eigen ondernemingen.Om deze groeiende verantwoordelijkheid recht te doen, beloont [bedrijf] gekwalificeerde partners met Leadership-bonussen. Leadership-bonussen brengen twee belangrijke nieuwe criteria met zich mee om hiervoor in aanmerking te komen, bedoeld om uw groeiend netwerk tot uitdrukking te brengen en de navenante potentiële beloningen te bepalen.

Actieve contacten

Wanneer een van uw directe aanbevelingscontacten besluit [bedrijf] -producten te bestellen, noemen we dat een van uw “contacten”. Als u 5 van zulke aanbevelingscontacten heeft, dan heeft u 5 contacten en zo verder. Wil een contact “actief” zijn, dan moet er ten minste één partner bij zijn die Lifeplusproducten bestelt met een waarde van 40 IP of meer, U heeft ten minste 3 actieve contacten nodig om in aanmerking te komen voor de eerste leadership-bonus –Brons.

Groep Volume (GV)

In principe vergelijkbaar met het Persoonlijk Volume (PV), is dit het totaal van uw persoonlijke volume en het totale aantal IP-waarden van uw eerste 3 niveaus. Voor Brons heeft men een GV van 3.000 nodig.

Als u heeft besloten de benodigde tijd en moeite te steken in het ontwikkelen van uw bedrijf tot dit niveau, betekent dit ook dat u extra leadership-bonussen kunt gaan verdienen van 3% van de IP-waarden van iedere partner in uw vierde en volgende niveaus. Ook boven uw vierde niveau kunt u bonussen blijven verdienen. – vraag uw upline of [bedrijf] voor meer informatie.

(…)

* Groep Volume (GV) is het totaal van uw persoonlijke volume (PV) en het volume van uw

eerste drie niveaus.

** Bonussen worden niet gestapeld – de maximum leadership bonus die u kunt verdienen is

12%. Vraag uw upline of [bedrijf] voor meer informatie.”

Dynamische compressie

Als er leden in uw downline zijn die in een gegeven maand niet voor bonusbetaling in aanmerking komen, worden de bonussen van degenen onder hen die daarvoor wel in aanmerking komen omhoog “gecomprimeerd” naar de volgende actieve partner, waardoor u toch verzekerd bent van het verdienen van bonussen. Vraag uw sponsor om meer details.

Maandelijkse Pool-bonus

Er is een maandelijkse pool die bestaat uit 1% van de bedrijfsverkoop. Deze wordt verdeeld onder de partners die 3 of meer nieuwe partners binnen een kalendermaand hebben gesponsord, terwijl ze hun bestaande partners stimuleren actief te blijven. Dus als u 3 actieve partners heeft en u sponsort er de volgende maand nog 3, terwijl uw aanvankelijke 3 partners blijven bestellen, dan komt u hiervoor in aanmerking!”

3. Eiser heeft voor het jaar 2014 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van negatief € 4.502. Hierin is begrepen een resultaat uit overige werkzaamheden van € 1.322. De definitieve aanslag is conform de aangifte opgelegd. Het door eiser in 2014 van [bedrijf] ontvangen bedrag van € 90.783, heeft verweerder als resultaat uit overige werkzaamheden nagevorderd; bij de navorderingsaanslag is een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 84.546 (-/- € 4.905 + € 89.451) berekend. Bij de uitspraak op bezwaar is de navorderingsaanslag gehandhaafd.

4. Eiser heeft voor het jaar 2015 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil. In de aangifte staat een resultaat uit overige werkzaamheden vermeld van € 2.326. Het door eiser in 2015 van [bedrijf] ontvangen bedrag van € 142.408, heeft verweerder bij de aanslag als resultaat uit overige werkzaamheden aangemerkt en een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 139.876 (€ 142.408 +

€ 2.106 -/- € 4.638) berekend. Bij de uitspraak op bezwaar is de aanslag gehandhaafd.

5. Eiser heeft voor het jaar 2016 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8.670 (resultaat uit overige werkzaamheden). Het door eiser in 2016 van [bedrijf] ontvangen bedrag van € 205.924, heeft verweerder bij de aanslag als resultaat uit overige werkzaamheden aangemerkt en een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 205.924 (€ 8.670 + € 197.254) berekend. Na bezwaar heeft verweerder de aanslag verminderd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 197.403.

6. Uit de door eiser overlegde maandelijkse vergoedingsoverzichten van [bedrijf] volgt dat eiser in december 2013 kwalificeerde voor de infinity bonus level 4+. In februari 2014 kwam eiser voor het eerst in aanmerking voor de diamond over-ride beyond infinity bonus. Uit de overzichten blijkt dat eiser in ieder geval tot en met december 2016 iedere maand voor deze bonus in aanmerking kwam.

Geschil 7. In geschil is of verweerder voor het jaar 2014 over een nieuw feit beschikt dat navordering rechtvaardigt. Tevens is voor alle jaren in geschil of verweerder de door eiser van [bedrijf] ontvangen bedragen terecht en tot de juiste bedragen in de heffing betrekt. Wanneer sprake is van belaste inkomsten, zijn partijen het erover eens dat deze kwalificeren als winst uit onderneming maar is de hoogte daarvan in geschil.

8. Eiser stelt dat navordering over het jaar 2014 niet mogelijk is vanwege het ontbreken van een nieuw feit. Voorts stelt eiser zich op het standpunt dat de inkomsten van een zelfstandig distributeur van een multi-level marketingorganisatie zoals [bedrijf] geheel buiten de heffing van de inkomstenbelasting vallen, wegens het ontbreken van een bron van inkomen. Ter onderbouwing van dit standpunt draagt eiser aan dat met betrekking tot de opbrengsten ter zake van de sub-distributeurs sprake is van speculatie. Subsidiair stelt eiser dat de (navorderings)aanslagen verminderd moeten worden overeenkomstig de door hem ingediende aangiften IB/PVV over de onderhavige jaren. In die aangiften heeft eiser met betrekking tot de van [bedrijf] ontvangen bedragen 100% van de inkomsten uit level 1 en 20% van de inkomsten uit level 2 aangegeven. Wanneer de rechtbank van oordeel is dat het gehele van [bedrijf] ontvangen bedrag in de heffing betrokken moet worden, stelt eiser dat er sprake is van winst uit onderneming.

9. Verweerder stelt dat hij wel over een nieuw feit beschikt ten aanzien van de navorderingsaanslag 2014. Voorts stelt verweerder dat de navorderingsaanslag en de aanslag IB/PVV 2015 terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd. Ten aanzien van de aanslag IB/PVV 2016 concludeert verweerder dat deze te hoog is vastgesteld. In de bezwaarfase is het belastbaar inkomen uit werk en woning verminderd tot € 197.403, dit had echter € 197.304 moeten zijn.

Beoordeling van het geschil

Nieuw feit 2014

10. Voor het antwoord op de vraag of sprake is van een nieuw feit, moet worden beoordeeld of sprake is van feiten die bij het opleggen van de definitieve aanslag reeds bij verweerder bekend waren of redelijkerwijs bekend hadden kunnen zijn. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat verweerder er in het algemeen op mag vertrouwen dat een aangifte correct is ingevuld en dat alleen indien gerechtvaardigde twijfel bestaat aan de juistheid van de in de aangifte vermelde gegevens, verweerder een nader onderzoek dient in te stellen (vgl. Hoge Raad 31 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX7184).

11. De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van eiser over het jaar 2014 voor verweerder geen aanleiding hoefde te zijn om een nader onderzoek in te stellen. De aangifte maakte een verzorgde indruk en werd verzorgd door een professioneel gemachtigde. Eiser heeft geen feiten of omstandigheden aangedragen op grond waarvan verweerder, na met een normale zorgvuldigheid kennis te hebben genomen van de inhoud van de aangifte van eiser, aan de juistheid van enig daarin opgenomen gegeven in redelijkheid behoorde te twijfelen (vgl. Hoge Raad 11 april 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1005). De omstandigheid dat in de aangifte over 2014 voor het eerst een bedrag aan resultaat uit overige werkzaamheden werd opgenomen, kwalificeert niet als zodanig. Omstandigheden die voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn om voor het onderhavige jaar nader onderzoek te doen, zijn ook overigens niet gebleken. Gelet hierop acht de rechtbank dan ook aannemelijk dat verweerder eerst naar aanleiding van de ter zake van de aangifte 2015 ontvangen informatie over de van [bedrijf] ontvangen bedragen reden had om eiser te vragen naar in 2014 van [bedrijf] ontvangen bedragen. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank voor het jaar 2014 sprake van een navordering rechtvaardigend nieuw feit.

Bron van inkomen

12. Van een bron van inkomen is sprake als wordt deelgenomen aan het economische verkeer met het doel om voordeel te behalen en het behalen van voordeel in redelijkheid kan worden verwacht. Eiser stelt zich op het standpunt – kort samengevat – dat hij een winkans heeft van minder dan 1% en geen enkele zeggenschap ‘downline’, zodat er naar de aard van de activiteiten sprake is van speculatie en er vooraf en objectief bezien geen redelijke voordeelsverwachting is.

13. De vraag of in enig jaar sprake is van een objectieve voordeelsverwachting moet in beginsel worden beantwoord op basis van feiten en omstandigheden van dat jaar. Feiten en omstandigheden van andere jaren kunnen echter licht werpen op het antwoord op de vraag of in het betreffende jaar sprake is van een objectieve voordeelsverwachting en mogen daarom mede in aanmerking worden genomen (vergelijk Hoge Raad, ECLI:NL:HR:2011:BP5707 en Hoge Raad ECLI:NL:HR:2012:BW8348). De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de activiteiten van eiser als distributeur van [bedrijf] sprake is van een objectieve voordeelsverwachting. Eiser heeft sinds 2014 ieder jaar aanzienlijke positieve resultaten behaald. Gelet hierop alsmede gelet op de omstandigheid dat eiser een groot netwerk van sub-distribiteurs heeft opgebouwd, is de rechtbank van oordeel dat de inkomsten die eiser als distribiteur geniet redelijkerwijs te verwachten waren en dat van speculatie geen sprake is (vgl. Hof Den Haag 20 maart 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:1188 en Hof ’s Hertogenbosch 18 januari 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:201). Alleen door de inspanningen van (personen zoals) eiser konden de producten van de [bedrijf] worden verkocht en kon het netwerk van sub-distributeurs worden opgebouwd en onderhouden. Deze inspanningen van eiser vormen naar het oordeel van de rechtbank een verklarende factor voor de positieve resultaten. Het standpunt van eiser dat de opbrengsten ter zake van de sub-distributeurs een speculatief karakter hebben en niet door deelname aan het economische verkeer zijn verkregen volgt de rechtbank dus niet. Aangezien eiser de betreffende inkomsten verkreeg als binnen zijn netwerk verbruik door klanten plaatsvond dan wel door hem zelf of zijn sub-distributeurs bepaalde targets werden behaald, waren deze inkomsten redelijkerwijs te verwachten. Dat de hoogte van deze inkomsten onzeker was, maakt dit niet anders. De rechtbank volgt eiser niet in zijn beroep op het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AV3495) omdat daaraan andere feiten ten grondslag lagen.

14. Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is van een bron van inkomen. Ter zitting heeft verweerder, net als eiser, het standpunt ingenomen dat in dat geval sprake is van winst uit onderneming. Voorts heeft verweerder aangegeven er vanuit te gaan dat eiser in de onderhavige jaren heeft voldaan aan het urencriterium en derhalve recht heeft op toepassing van de ondernemersfaciliteiten in de onderhavige jaren. De rechtbank sluit zich daarbij aan.

Belastbare winst uit onderneming voor de jaren 2014 tot en met 2016

15. Als bijlage bij de pleitnota heeft eiser ter zitting jaarcijfers voor de onderhavige jaren overlegd. Verweerder heeft aangegeven akkoord te zijn met de in de winst en verliesrekeningen genoemde kosten, met uitzondering van de post “nog te betalen kosten”; deze post bedraagt in de onderhavige jaren € 10.000 per jaar. De post bestaat volgens eiser uit kosten die gemaakt zijn en zullen worden voor het verlenen van bijstand in de bezwaarfase, de beroepsprocedure, de eventuele hoger beroepsprocedure en cassatieprocedure ten aanzien van de onderhavige aanslagen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser onvoldoende de zakelijkheid en aftrekbaarheid van deze kostenpost inzichtelijk heeft gemaakt. Volgens verweerder houden deze kosten geen verband met de onderneming en zijn de kosten derhalve niet als zakelijk aan te merken zodat zij niet voor aftrek in aanmerking komen. Eiser heeft dit weersproken en stelt dat deze kosten worden opgeroepen door het bestaan van de onderneming en derhalve zakelijk zijn.

16. De rechtbank stelt voorop dat het op de weg van eiser ligt om de aftrek van deze uitgaven als zakelijke kosten, voortvloeiend uit en direct verband houdend met de door hem gedreven onderneming, aannemelijk te maken. Dit betekent dat eiser moet stellen en bij betwisting door verweerder desgevraagd moet onderbouwen dat en in hoeverre de kosten aftrekbaar zijn. In het kader van het onderhavige geschil betoogt eiser primair dat er geen sprake is van een bron van inkomen en dat er derhalve ook geen sprake is van een onderneming. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan niet gezegd worden dat eiser aannemelijk maakt dat de kosten verband houden met de onderneming. Anders dan eiser stelt worden deze kosten niet zakelijk wanneer de rechtbank oordeelt dat sprake is van winst uit onderneming; het gaat er immers om of eiser de kosten met het oog op de zakelijke belangen van zijn onderneming heeft gemaakt. De door eiser in aanmerking genomen kosten voor advies ter hoogte van € 10.000 per jaar komen derhalve niet voor aftrek in aanmerking.

17. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat voor alle jaren moet worden geconcludeerd dat sprake is van een bron van inkomen, namelijk winst uit onderneming, en dat de belastbare winst moet worden vastgesteld conform opgave eiser (bijlage bij de pleitnota) met uitzondering van de post ‘nog te betalen kosten’ en met toepassing van de ondernemersfaciliteiten.

Belastingrente

18. Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Aangezien eiser geen zelfstandige beroepsgronden tegen de beschikkingen belastingrente heeft aangevoerd, moet de in rekening gebrachte belastingrente worden verminderd overeenkomstig de verminderingen van de (navorderings)aanslagen.

19. Gelet op wat hiervoor is overwogen dienen de beroepen gegrond te worden verklaard.

Proceskosten

20. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.026 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 265, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart de beroepen gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar;

- draagt verweerder op de navorderingsaanslag IB/PVV 2014 en de aanslagen IB/PVV 2015 en 2016 nader vast te stellen (te verminderen) met inachtneming van wat hiervoor is overwogen onder 17;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden besluiten;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.026;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48 aan eiser te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.D. van Riel, rechter, in aanwezigheid van

mr. P. Jasperse, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2021.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel