Home

Rechtbank Den Haag, 12-12-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:20591, AWB - 22 _ 1379

Rechtbank Den Haag, 12-12-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:20591, AWB - 22 _ 1379

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
12 december 2023
Datum publicatie
8 november 2024
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2023:20591
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 22 _ 1379
Relevante informatie
Art. 3.90 Wet IB 2001, Art. 16 AWR, Art. 67e AWR

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft verduisterde gelden aangemerkt als inkomen uit overige werkzaamheden. Hiervoor zijn navorderingsaanslagen IB/PVV en boetes aan eiser opgelegd. De rechtbank oordeelt dat verweerder voor 2017 een ambtelijk verzuim heeft begaan. Nu ook niet aannemelijk is geworden dat eiser te kwader trouw is geweest, dienen de navorderingsaanslag en de boete over 2017 te vervallen. De navorderingsaanslag over 2016 blijft wel in stand. De boete voor 2016 wordt vernietigd omdat opzet en grove schuld niet zijn bewezen.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummers: SGR 22/1379 en SGR 22/1563

(gemachtigde: mr. A.F.M. den Hollander),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser over de jaren 2016 en 2017 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, alsmede bij beschikkingen vergrijpboetes van € 7.645 (2016) en € 114.172 (2017). Ook is aan eiser belastingrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 21 januari 2022 de navorderingsaanslagen gehandhaafd en de vergrijpboetes verminderd tot respectievelijk € 942 (2016) en € 14.058 (2017).

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2023.

Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens verweerder is mr. [naam] verschenen.

Overwegingen

Feiten

1. Eiser was van september 2008 tot juni 2017 werkzaam bij [bedrijfsnaam] BV (de werkgever). In oktober 2013 was eiser aangesteld als cash collector. In deze functie was eiser verantwoordelijk voor de nakoming van betalingsverplichtingen door klanten.

2. Op enig moment heeft een projectgroep binnen de Belastingdienst die zich bezighield met online gokken informatie ontvangen over de bedragen die eiser online heeft vergokt. Naar aanleiding daarvan heeft de projectgroep eiser verzocht om de herkomst van de gelden te verklaren. Omdat eiser hiervoor geen verklaring heeft gegeven, heeft verweerder op 15 februari 2018 ABN-AMRO bank verzocht om gegevens te overleggen van eisers bankrekening. Hieruit is naar voren gekomen dat eiser in 2016 en in 2017 zonder medeweten van de werkgever bedragen heeft overgeboekt van de Duitse bankrekening van de werkgever naar zijn eigen bankrekening. In 2016 gaat het om een totaalbedrag van € 31.578,83 en in 2017 om een totaalbedrag van € 476.014,32.

3. Verweerder heeft vervolgens contact opgenomen met de werkgever. De werkgever was toen al op de hoogte van de verduistering. De verduistering is aan het licht gekomen nadat een medewerker van Deutsche bank had gebeld met de werkgever en vertelde dat er bedragen werden overgeboekt van de bankrekening van de werkgever naar de bankrekening van eiser. Op 9 juni 2017 is eiser op staande voet ontslagen waarbij het salaris over die maand is ingehouden.

4. De werkgever heeft op 16 juni 2017 aangifte gedaan van fraude en verduistering. De rechtbank Rotterdam heeft bij vonnis van 8 september 2020 eiser veroordeeld voor oplichting.

5. De werkgever is ook een civiele procedure gestart tegen eiser om de verduisterde gelden terug te krijgen. Bij vonnis van 1 november 2017 heeft de rechtbank Rotterdam eiser veroordeeld tot terugbetaling aan de werkgever van een bedrag van € 507.593,15 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 9 juni 2017 tot de dag van algehele voldoening.

6. Bij de in geding zijnde navorderingsaanslagen heeft verweerder het inkomen van eiser gecorrigeerd met de volgende bedragen aan resultaat uit overige werkzaamheden wegens door hem verduisterde gelden:

- 2016: € 31.058;

- 2017: € 438.206.

Geschil 7. In geschil is of de navorderingsaanslagen en de vergrijpboetes terecht aan eiser zijn opgelegd en of terecht belastingrente in rekening is gebracht. Meer in het bijzonder is in geschil of de door eiser verduisterde gelden terecht zijn aangemerkt als belastbaar inkomen en of verweerder heeft gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het evenredigheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel, door de onderhavige navorderingsaanslagen op te leggen. Verder is in geschil of de uitspraak op bezwaar voldoende is gemotiveerd.

Beoordeling van het geschil

8. Ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) kan, indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat een aanslag ten onrechte tot een te laag bedrag is vastgesteld, de inspecteur de te weinig geheven belasting navorderen. Een feit dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor navordering opleveren, behalve wanneer de belastingplichtige aangaande dit feit te kwader trouw is.

9. Vaststaat dat verweerder reeds op 15 februari 2018 ABN-AMRO bank heeft verzocht om de bankgegevens van eiser te verstrekken. Vanaf dat moment liep er dus een onderzoek naar eiser. Verweerder heeft met dagtekening 12 juni 2018 de aanslag IB/PVV 2017 vastgesteld conform de ingediende aangifte. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder door de aanslag vast te stellen zonder de uitkomsten van het lopende onderzoek af te wachten, een ambtelijk verzuim begaan. Om die reden kan voor dat jaar niet worden nagevorderd, tenzij sprake is van kwade trouw zoals verweerder subsidiair heeft gesteld. Het is aan verweerder om kwade trouw aannemelijk te maken. Daarin is hij niet geslaagd. Verweerder heeft aangevoerd dat het algemeen bekend is dat ook voordelen uit, al dan niet illegaal, verrichte werkzaamheden belast zijn. Nog daargelaten dat niet elk voordeel uit een misdrijf tot het belastbare inkomen behoort, acht de rechtbank niet aannemelijk dat eiser zich heeft gerealiseerd dat hij met het verduisteren van de gelden werkzaamheden heeft verricht in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001, laat staan dat hij wist dat de overgeboekte bedragen tot zijn inkomen behoorden en dat hij zich ervan bewust was dat hij, door deze bedragen niet aan te geven, onjuiste aangifte IB/PVV deed. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat eisers handelen voortkwam uit een ziekte, namelijk een gokverslaving. Eiser was enkel bezig met de vraag hoe hij aan geld kon komen om in zijn verslaving te voorzien. De rechtbank acht dan ook niet aannemelijk dat eiser zich ten tijde van het doen van aangifte heeft gerealiseerd dat de verduisterde gelden tot zijn inkomen behoorden. De navorderingsaanslag IB/PVV over 2017 en daarbij opgelegde vergrijpboete kunnen daarom niet in stand blijven.

10. Voor de navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2016 gaat dit niet op aangezien de definitieve aanslag voor dat jaar is vastgesteld met dagtekening 8 juni 2017, derhalve ruimschoots vóórdat er een onderzoek naar eiser was ingesteld. De rechtbank zal daarom hierna beoordelen of verweerder de in dat jaar verduisterde gelden terecht heeft aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden.

11. Volgens vaste jurisprudentie dient, om als bron van inkomen te kunnen worden aangemerkt, te worden voldaan aan de volgende drie (cumulatieve) voorwaarden: deelname aan het economische verkeer, het (subjectieve) oogmerk om voordeel te behalen, en de (objectieve) verwachting dat het voordeel naar maatschappelijke opvattingen redelijkerwijs kan worden verwacht.1

12. Eiser heeft niet weersproken dat hij in 2016 gelden die toebehoorden aan de voormalige werkgever aan zich heeft doen toekomen door verduistering. Door het verduisteren van de gelden heeft eiser deelgenomen aan het economisch verkeer. Eiser dient met de deelname aan het economisch verkeer een voordeel te beogen. Dit voordeel dient niet alleen door eiser te zijn beoogd (subjectief), maar ook naar maatschappelijke opvattingen redelijkerwijs te kunnen worden verwacht (objectief). Of aan deze eisen is voldaan, moet worden beoordeeld naar de situatie ten tijde van het verrichten van de werkzaamheden. Feiten en omstandigheden van andere jaren kunnen geen wijziging brengen in die situatie, maar kunnen op die situatie wel licht werpen.2

13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met het verduisteren van de gelden een voordeel beoogd en was dit voordeel ook redelijkerwijs te verwachten. Dat eiser door de civiele rechter is veroordeeld tot terugbetaling van de verduisterde gelden aan de voormalige werkgever neemt niet weg dat hij een voordeel heeft genoten ten tijde van het verduisteren van de gelden.3 Hetzelfde heeft te gelden voor het feit dat eiser de verduisterde gelden meteen heeft besteed op online goksites. Op het moment dat eiser over de gelden beschikt, heeft hij ze genoten. Dat eiser die gelden kort daarna weer besteedt, doet aan dat genietingsmoment niet af.

14. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de verduistering kwalificeert als bron van inkomen voor eiser. Verweerder heeft het door eiser voor het jaar 2016 aangegeven inkomen daarom terecht gecorrigeerd met resultaat overige werkzaamheden.

15. Hoewel de rechtbank begrijpt dat de invordering van de navorderingsaanslag over 2016 grote financiële gevolgen voor eiser zal kunnen hebben en dat eiser dan mogelijk niet of moeilijker in staat zal zijn om aan zijn terugbetalingsverplichting jegens de voormalige werkgever te voldoen, leidt dit niet tot het oordeel dat verweerder met het opleggen van die navorderingsaanslag heeft gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn stelling dat de uitspraken op bezwaar onvoldoende zijn gemotiveerd.

16. Wat betreft de invordering van de navorderingsaanslag over 2016 wijst de rechtbank er nog op dat eiser een verzoek om een betalingsregeling of een verzoek om kwijtschelding kan indienen bij de Ontvanger van de Belastingdienst.

17. Op grond van artikel 67e van de Awr kan met betrekking tot belastingen die bij wege van aanslag worden geheven gelijktijdig met het vaststellen van de navorderingsaanslag aan de belastingplichtige een vergrijpboete worden opgelegd van in beginsel ten hoogste 100% van de boetegrondslag, indien het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige is te wijten dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld of anderszins te weinig belasting is geheven.

18. Zoals hiervoor is overwogen, acht de rechtbank niet aannemelijk (laat staan bewezen) dat eiser wist dat de overgeboekte bedragen tot zijn inkomen behoorden en dat eiser zich ervan bewust was dat hij, door deze bedragen niet aan te geven, onjuiste aangifte IB/PVV deed. Aldus kan ook niet worden geoordeeld dat hij bewust het risico heeft aanvaard dat de aanslag IB/PVV 2016 naar een te laag bedrag is vastgesteld. Grove schuld acht de rechtbank evenmin bewezen, gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval. Ook de opgelegde vergrijpboete voor het jaar 2016 dient daarom te worden vernietigd.

19. Tegen de in rekening gebrachte belastingrente heeft eiser geen afzonderlijke gronden aangevoerd. Gesteld noch gebleken is dat de belastingrente ten onrechte of naar een te hoog bedrag in rekening is gebracht.

20. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dienen de beroepen gegrond te worden verklaard. De navorderingsaanslag IB/PVV over 2017 en de over de jaren 2016 en 2017 opgelegde vergrijpboetes dienen te worden vernietigd.

Proceskosten

21. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser voor het beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 1).

Verweerder heeft voor de door eiser voor het bezwaar gemaakte proceskosten reeds een vergoeding toegekend van € 538. De rechtbank ziet geen aanleiding voor toekenning van een hogere vergoeding voor de kosten van het bezwaar.

Beslissing

Rechtsmiddel