Rechtbank Gelderland, 29-04-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:2766, AWB-13_5764
Rechtbank Gelderland, 29-04-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:2766, AWB-13_5764
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 29 april 2014
- Datum publicatie
- 13 mei 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2014:2766
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2015:3978, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- AWB-13_5764
Inhoudsindicatie
Leges activiteit bouwen. Ondanks gelieerdheid partijen is overeengekomen aannemingssom zakelijk. Opties behoren tevens tot de bouwkosten.
Uitspraak
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 13/5764
in de zaak tussen
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 24 november 2012 bij kennisgeving (nummer [000]) leges voor de activiteit bouwen in rekening gebracht ten bedrage van € 65.866.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 10 augustus 2013 het legesbedrag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 19 september 2013, ontvangen door de rechtbank op 20 september 2013, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2014. Namens eiseres is verschenen [A], bijgestaan door mr. [gemachtigde], als advocaat werkzaam bij [B] N.V. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].
Overwegingen
Feiten
Op 29 juni 2012 heeft verweerder een aanvraag van eiseres voor een omgevingsvergunning ontvangen voor de nieuwbouw van 22 grondgebonden woningen op de locatie [C] (heden: [A-straat 1] te [Q]). In de aanvraag is vermeld dat de geschatte kosten voor de bouwwerkzaamheden € 2.275.000 exclusief btw bedragen.
Bij de berekening van de leges is verweerder uitgegaan van een geraamd bedrag aan bouwkosten van € 2.767.552 exclusief btw (€ 3.293.300 inclusief 19% btw). Dit heeft geleid tot een bedrag van € 65.866 aan verschuldigde leges. Aan de geraamde bouwkosten ligt een rapport van 24 oktober 2012 van [D] ten grondslag, waarin de bouwkosten in totaal op € 3.293.387 inclusief 19% btw zijn berekend, te specificeren in bouwkosten van het basisproject van € 3.117.969 en bouwkosten van de opties van € 175.419. In dit rapport staan de volgende conclusies en advies:
’04.01 Conclusie
- De bouwkosten die de aanvrager in de aanvraag heeft genoemd, verschillen met de bouwsom zoals [D] heeft berekend. Het verschil bedraagt € 410.719,-- ofwel 15% hoger dan de aanvrager.
- De door de aanvrager opgegeven vierkante meters bruto oppervlak zijn 18% lager dan de vierkante meters bruto vloeroppervlak gemeten door [D]. Gelet op deze grote afwijking is een bijstelling van de bouwkosten relevant.
Advies
Gelet op de conclusies in de voorafgaande paragraaf, stellen wij voor niet met het ingediende bedrag akkoord te gaan als grondslag voor de berekening van de bouwleges. Wij adviseren om hiervoor uit te gaan van de door [D] bepaalde bouwkosten van € 3.117.969,-- exclusief opties en inclusief 19% BTW.’
Eiseres heeft tijdig bezwaar gemaakt tegen het in rekening gebrachte. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een ‘Eindblad Begroting’ opgemaakt op 8 juni 2012, laatst gewijzigd op 11 januari 2013, bijgevoegd, waarbij de totale aanneemsom is berekend op € 2.275.000 exclusief bijkomende kosten en kortingen en exclusief btw. Voorts heeft eiseres in bezwaar een totaaloverzicht en een bouwdeelbegroting overgelegd met daarin een nadere specificatie van de totale aanneemsom.
Tot de stukken van het geding behoren de volgende documenten:
- een samenwerkingsovereenkomst tussen eiseres en [E] B.V. [R] (hierna: de aannemer) van 3 juni 2013 met als bijlage een verklaring vastlegging prijsovereenstemming en bovengenoemde ‘Eindblad Begroting’;
- twee koopovereenkomsten tussen eiseres en een uiteindelijke koper ten aanzien van de overdracht van een perceel grond;
- twee aannemingsovereenkomsten tussen de aannemer en een koper ten aanzien van de bouw van een woning;
- een prijslijst van 17 april 2013 met daarin vermeld de grondsom en de aanneemsom per woning;
- een overzicht van de kosten per woning.
Tot de stukken van het geding behoort voorts een verklaring van [F], regiodirecteur van de aannemer, van 16 september 2013, waarin het volgende is geschreven:
‘Hierbij verklaart [E] [R] dat wij in het project 22 woningen in [Q], [G] van de [H] te [S] de bouwkosten voor de bouw van de 22 woningen, conform de Legesverordening van de gemeente Nijmegen (artikel 1 sub i “bouwkosten: de aannemingssom (inclusief omzetbelasting) als bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor uitvoering van werken 1989”), hebben bepaald op een bedrag van € 2.725.525,-- inclusief BTW (= € 2.252.500,-- exclusief BTW).
De bouwkosten zijn door [X] en [E] [R] schriftelijk vastgelegd in de samenwerkingsovereenkomst van 3 juni 2013. De bouwkosten zijn bepaald op basis van de omgevingsvergunningstukken [001] van de 22 woningen in [Q], [G].’
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag leges gehandhaafd.
Geschil
In geschil is of verweerder de leges op een juist bedrag heeft vastgesteld. Meer in het bijzonder is in geschil of verweerder voor de berekening van de leges mocht uitgaan van een eigen raming van de bouwkosten of dat had moeten worden uitgegaan van de door eiseres overeengekomen aannemingssom.
Eiseres bepleit dat voor de berekening van de leges moet worden uitgegaan van de werkelijke bouwkosten van € 2.275.000 exclusief 19% btw (€ 2.707.250 inclusief 19% btw).
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat op grond van het rapport van [D] moet worden aangesloten bij de raming van de bouwkosten van € 3.293.387 inclusief opties en inclusief 19% btw. Verweerder heeft zich op het nadere standpunt gesteld dat rekening dient te worden gehouden met 21% btw.
Beoordeling van het geschil
Ingevolge artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
In de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2012 (hierna: de Verordening) van de Raad van de Gemeente Nijmegen is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
‘Artikel 1 Begripsomschrijving
Deze verordening verstaat onder:
(…)
i. bouwkosten: de aannemingssom (inclusief omzetbelasting) als bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor uitvoering van werken 1989 (UAV 1989), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten, de omzetbelasting inbegrepen, als bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals de UAV of het normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd. Indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt, wordt in deze verordening onder bouwkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft
(…)
Artikel 5 Tarieven en maatstaven van de heffing
De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.’
In de bij de Verordening behorende Tarieventabel is onder meer het volgende opgenomen:
‘Hoofdstuk 2 Omgevingsvergunning (…)
2.2.2.1 Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief:
- voor het deel van de bouwkosten tot en met € 15 miljoen: 20 promille (…)
van de bouwkosten, berekend over elk geheel bedrag van € 100,00, met een minimum van:
€ 127,63.’
Uit de definitie van bouwkosten van artikel 1, aanhef en onder i, van de Verordening, gelezen in samenhang met onderdeel 2.2.2.1 van de Tarieventabel, volgt dat bij de berekening van het legestarief bij de bepaling van de bouwkosten in beginsel moet worden uitgegaan van de overeengekomen aannemingssom indien die er is (vgl. Hoge Raad 27 juni 2008, nr. 42 333, ECLI:NL:HR:2008:BD5469, BNB 2008/236). Verweerder heeft niet betwist dat ter zake van het realiseren van het bouwproject een aannemingssom van € 2.275.000 (exclusief btw) is overeengekomen. Indien verweerder ondanks een overeengekomen aannemingssom wil uitgaan van een raming van de bouwkosten, dan rust naar het oordeel van de rechtbank op verweerder de bewijslast om aannemelijk te maken dat de overeengekomen aannemingssom niet kan dienen ter bepaling van de bouwkosten.
Verweerder stelt dat de aannemingssom in dit geval niet kan worden gehanteerd omdat de desbetreffende aannemer aan eiseres is gelieerd en de aannemingssom (daarom) niet overeenkomt met de kosten welke een derde zou moeten maken voor het stichten van een bouwwerk. Hij wijst hiertoe op het arrest van de Hoge Raad van 6 oktober 1982 , nr. 21 332, ECLI:NL:HR:1982:AW9449, BNB 1982/289. In dit arrest was aan de orde wat dient te worden verstaan onder het begrip bouwkosten, indien als heffingsmaatstaf moet worden uitgegaan van een raming van de bouwkosten. Voor zover dit arrest al eveneens van belang zou zijn met betrekking tot de aanvaardbaarheid van een aannemingssom, heeft het volgende te gelden.
De enkele omstandigheid dat de desbetreffende aannemer aan eiseres is gelieerd, leidt niet zonder meer tot de conclusie dat de overeengekomen aannemingssom in betekenende mate afwijkt van de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou worden betaald. Niet is gebleken dat de aannemer eiseres heeft willen bevoordelen. Tegenover de gemotiveerde en met stukken onderbouwde betwisting door eiseres heeft verweerder de onzakelijkheid van de aannemingssom naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt en het rapport van [D] geeft zonder nadere toelichting geen aanleiding anders te oordelen. Het standpunt van verweerder kan in zoverre niet worden gevolgd.
Verweerder stelt voorts dat de opties, zoals aangegeven op de bouwtekeningen bij de aanvraag, ook onderdeel uitmaken van de bouwkosten en de bouwkosten derhalve verhogen. Dit standpunt van verweerder slaagt. De bouwkosten dienen te worden gebaseerd op datgene dat op de bij de aanvraag van de omgevingsvergunning op de bouwtekeningen wordt aangegeven en waarvoor vergunning wordt gevraagd. Of deze voorzieningen al dan niet daadwerkelijk worden uitgevoerd is niet van belang: de leges zijn immers verschuldigd voor het indienen van de aanvraag en niet voor het al dan niet geheel uitvoeren van de bouwvergunning. Aangezien de opties onderdeel uitmaken van de aanvraag en niet is gebleken dat deze opties zijn inbegrepen in de aannemingssom, omvat de overeengekomen aannemingssom niet alle onderdelen waarvoor de vergunning is aangevraagd. Naar het oordeel van de rechtbank dient voor het bepalen van de bouwkosten de aannemingssom derhalve te worden verhoogd met de bouwkosten van de opties. De rechtbank stelt deze kosten overeenkomstig het rapport van [D] vast op € 147.411 exclusief btw, nu eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze kosten op een lager bedrag dienen te worden vastgesteld. Het totaal in aanmerking te nemen bouwkosten voor de berekening van de leges bedraagt € 2.422.411 exclusief btw.
Naar het oordeel van de rechtbank dienen deze bouwkosten, in tegenstelling tot hetgeen verweerder stelt, te worden verhoogd met 19% btw. Zoals hiervoor overwogen zijn de leges verschuldigd voor het indienen van de aanvraag. Op dat moment was een btw-tarief van 19% geldend. Eiseres en de aannemer zijn bij het overeenkomen van de aannemingssom hiervan uitgegaan. Hieraan doet niet af dat mogelijk over de bouwkosten van de woningen uiteindelijk 21% btw is verschuldigd. De bouwkosten inclusief btw dienen derhalve te worden vastgesteld op € 2.882.669 en de verschuldigde leges op € 57.653,38.
Gelet op het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard.
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 487 (1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487 en een wegingsfactor 1). Hierbij merkt de rechtbank op dat zij ten aanzien van het begrip ‘derde’ in artikel 1, onderdeel a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht geen reden ziet om aan het begrip 'derde' een andere betekenis te geven dan de gangbare (vgl. Hoge Raad 8 november 2002, nr. 37 199, ECLI:NL:HR:2002:AF0078). Daardoor kan een verbonden rechtspersoon die beroepsmatig rechtsbijstand verleent als derde worden aangemerkt. Niet is gebleken dat bijzondere omstandigheden ertoe nopen om voor de toepassing van de voormelde bepaling eiseres en [B] als rechtsbijstand verlenend lichaam, met elkaar te vereenzelvigen. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert het in rekening gebrachte bedrag van de leges voor de activiteit bouwen tot € 57.653,38;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 487;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 318 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in tegenwoordigheid van mr.drs. S.J. Willems-Ruesink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 29 april 2014
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.