Rechtbank Gelderland, 31-01-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:577, AWB - 15 _ 7323
Rechtbank Gelderland, 31-01-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:577, AWB - 15 _ 7323
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 31 januari 2017
- Datum publicatie
- 1 februari 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2017:577
- Zaaknummer
- AWB - 15 _ 7323
Inhoudsindicatie
Art. 52a AWR. Informatiebeschikking wegens niet voldoen aan administratieplicht. Op de zaak betrekking hebbende stukken. Omkering en verzwaring van de bewijslast.
Uitspraak
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 15/7323
in de zaak tussen
(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),
en
Procesverloop
Verweerder heeft ten aanzien van eiser met dagtekening 26 februari 2015 een informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) vastgesteld.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 29 oktober 2015 de beschikking gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij faxbericht van 3 december 2015 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 mei 2016.
Namens eiser is zijn gemachtigde verschenen. Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde] , [A] en [B] .
Eiser heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.
Na afloop van de zitting is het onderzoek door de rechtbank heropend. Partijen zijn daarvan schriftelijk op de hoogte gesteld bij heropeningsbesluit van 7 juli 2016. Verweerder heeft in het kader van de heropening van het onderzoek bij brief (met bijlagen) van 5 september 2016 nadere informatie verschaft. Eiser heeft daarop bij brief van 14 oktober 2016 gereageerd. Afschriften hiervan zijn verstrekt aan de wederpartij.
Partijen hebben de rechtbank toestemming verleend om uitspraak te doen zonder dat een nadere zitting plaatsvindt.
Overwegingen
Feiten
1. Eiser exploiteert in de vorm van een eenmanszaak onder de naam “ [C] ” een coffeeshop aan de [A-straat 1] in [Q] . De gemeente Deventer heeft hiervoor een gedoogbeschikking afgegeven.
2. Op 19 november 2014 heeft verweerder een boekenonderzoek ingesteld bij eiser om de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren 2010 tot en met 2013 en de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2013 te onderzoeken. Daarnaast heeft verweerder de administratie over het jaar 2014 beoordeeld.
3. Met dagtekening 26 februari 2015 heeft verweerder de onderhavige beschikking vastgesteld.
4. Verweerder heeft op 6 juli 2015 een concept-rapport opgesteld van de bevindingen tijdens het boekenonderzoek. In dit concept-rapport heeft verweerder een aantal gebreken in de administratie beschreven en die als volgt samengevat:
“- er is geen controle mogelijk van de aangegeven omzet;
- er is niet voldaan aan de bewaarplicht van artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (primaire bescheiden worden niet bewaard), het gaat hierbij met name om de voorraadstaten;
- er is geen enkele vorm van kascontrole (dit is het vergelijken van het administratief kassaldo op enig moment met het werkelijk aanwezige kasgeld op dat moment en het analyseren van eventuele verschillen);
- er wordt geen uitvoering gegeven aan Hof Amsterdam 18 mei 2005: “meer in het bijzonder mag van een coffeeshophouder in redelijkheid worden verwacht dat hij door middel van dagstaten zowel in hoeveelheden als in geld bijhoudt welke bedragen ter zake van de inkoop van cannabisproducten op welke data zijn uitgegeven en dat hij een hierop aansluitende kas- en voorraadadministratie voert”; met andere woorden van iedere inkoop softdrugs moet worden vastgelegd de datum van inkoop, de soort, de hoeveelheid, de prijs en de betaaldatum; zie in dit kader ook de uitspraak van de Hoge Raad van 31 mei 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BX7184);
- onverklaarbaar lage brutowinstpercentages;
- onverklaarbare en grote (zowel objectief als relatief) verschillen tussen de aangegeven omzet en de theoretische omzet.”
Op grond van deze geconstateerde gebreken heeft verweerder het standpunt ingenomen dat de administratie moet worden verworpen en niet kan dienen als betrouwbare grondslag voor de fiscale winstberekening.
Geschil
5. In geschil is of de informatiebeschikking terecht is vastgesteld.
6. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder geen enkel bewijs heeft ingebracht waaruit kan worden geconcludeerd dat hij niet aan de bewaar- en administratieplicht heeft voldaan en dat hij derhalve heeft kunnen volstaan met de enkele betwisting van de stellingen van verweerder. In het beroepschrift heeft eiser zich – net als in bezwaar – op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat sprake is van schending van de bewaar- en administratieplicht aangezien:
- controle van de aangegeven omzet mogelijk is aan de hand van de kassa‑afslagen;
- er geen sprake is van gebreken van materiële aard die omkering en verzwaring van de bewijslast vanwege het niet (volledig) voldoen aan de administratieve verplichtingen rechtvaardigen;
- aan een voorraadadministratie geen waarde toekomt als de aan de inkoop ten grondslag liggende facturen ontbreken;
- uit de jurisprudentie van de Hoge Raad niet volgt dat verkoopstaten per shift moeten worden bijgehouden c.q. bewaard.
7. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de informatiebeschikking terecht is vastgesteld.
Beoordeling van het geschil
Op de zaak betrekking hebbende stukken
8. De rechtbank heeft het onderzoek heropend omdat zij het ter zitting door eiser ingenomen standpunt zo heeft opgevat dat eiser stelt dat verweerder niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd. Met name – aldus eiser – heeft verweerder verzuimd de administratie van eiser in het geding te brengen. Dat eiser zelf over de administratie beschikt, doet naar de mening van eiser aan het voorgaande niet af.
9. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de controleambtenaren het concept‑rapport hebben vastgesteld op basis van de administratie van eiser en dat deze daarbij inzage hebben gehad in de administratie. De onderhavige informatiebeschikking is vastgesteld op basis van het concept-rapport.
10. Verweerder heeft de administratie van eiser niet als stukken van het geding overgelegd. Verweerder heeft voor de heropening van het onderzoek als op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd:
- de aankondiging van het boekenonderzoek van 10 november 2014;
- de informatiebeschikking van 26 februari 2015;
- het bezwaarschrift van 8 april 2015;
- het concept-rapport van het boekenonderzoek van 6 juli 2015;
- correspondentie met (de gemachtigde van) eiser waaronder een voorgenomen beslissing van 12 augustus 2015;
- de uitspraak op bezwaar van 29 oktober 2015.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat hij stukken die er niet zijn of die niet zijn bewaard door eiser, zoals voorraad- en verkoopstaten, ook niet kan overleggen.
11. Op grond van artikel 8:42, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) dient verweerder in beginsel alle stukken die hem ter beschikking staan en een rol hebben gespeeld bij zijn besluitvorming aan de belanghebbende en aan de rechter over te leggen (zie onder meer Hoge Raad 10 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:874 en Hoge Raad 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3602). Behoudens gevallen van gerechtvaardigde weigering op grond van artikel 8:29 van de Awb en uitzonderingsgevallen als misbruik van procesrecht, dient te worden tegemoetgekomen aan een verzoek van de belanghebbende tot overlegging van een bepaald stuk indien deze voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat het stuk van enig belang kan zijn (geweest) voor de besluitvorming in zijn zaak (zie Hoge Raad 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BA3823).
12. Indien verweerder verzuimt te voldoen aan de verplichting van artikel 8:42 van de Awb is het op grond van artikel 8:31 van de Awb aan de rechter om daaruit de gevolgtrekkingen te maken die hem geraden voorkomen. Dit betekent dat de rechter onder omstandigheden de gevolgtrekking maakt dat voorbijgegaan moet worden aan dit verzuim. De rechter mag geen toepassing geven aan het bepaalde in artikel 8:31 van de Awb zonder partijen in de gelegenheid te stellen zich daarover uit te laten (vergelijk Hoge Raad 10 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:874).
13. Vast staat dat de controlerende ambtenaren bij het opstellen van het concept‑rapport inzage hebben gehad in de administratie van eiser. Naar het oordeel van de rechtbank is die administratie daarmee aan te merken als een stuk dat verweerder ter beschikking heeft gestaan. De administratie van eiser dient derhalve te worden aangemerkt als op de zaak betrekking hebbend stuk als bedoeld in artikel 8:42 van de Awb. Met hetgeen hiervoor is overwogen staat vast dat verweerder niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken als bedoeld in artikel 8:42 van de Awb heeft overgelegd. Daaraan doet niet af dat verweerder na heropening van de zaak door de rechtbank aan eiser heeft verzocht om toe te staan dat de onderliggende stukken uit de administratie zouden worden gekopieerd en eiser daaraan geen gehoor heeft gegeven. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld welke gevolgen dit voor de behandeling van de onderhavige zaak moet hebben. De rechtbank overweegt dat, nu:
- eiser en diens gemachtigde zelf over de gevraagde administratie beschikken,
- verweerder niet beschikt over de aan de informatiebeschikking ten grondslag liggende gegevens uit de administratie van eiser,
- overlegging van die stukken door verweerder dus niet mogelijk is gebleken, en
- verweerder de informatiebeschikking in de onderhavige procedure heeft doen steunen op het concept‑rapport, welk stuk wel tot de stukken van het geding behoort,
met toepassing van artikel 8:31 Awb aan het door verweerder gepleegde verzuim voor de behandeling van de zaak geen gevolg dient te worden verbonden. De rechtbank acht daarbij tevens van belang dat eiser ter bestrijding van de onderhavige informatiebeschikking zo nodig kan putten uit de onderliggende administratie, aangezien hij daarover de beschikking heeft (vergelijk Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 8 maart 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:1743, r.o. 4.8). Eiser heeft daarmee dus kennis van alle relevante feiten en is door de gang van zaken niet in zijn processuele belangen geschaad.
Informatiebeschikking
14. In artikel 52 van de AWR is, voor zover hier van belang, bepaald dat administratieplichtigen, zoals eiser, zijn gehouden van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf naar de eisen van dat bedrijf op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken.
15. Op grond van het bepaalde in artikel 27e, eerste lid, van de AWR in samenhang gelezen met artikel 52a, eerste lid, van de AWR, dient verweerder een informatiebeschikking te nemen alvorens de omkering en verzwaring van de bewijslast kan worden toegepast op basis van een schending van de administratie- en bewaarplicht als bedoeld in artikel 52 van de AWR. Op verweerder rust de last te bewijzen dat eiser niet heeft voldaan aan de verplichtingen van artikel 52 van de AWR.
16. Voor een onderneming als de onderhavige die veel contante ontvangsten en uitgaven heeft, is een kasadministratie van essentieel belang. Van eiser als coffeeshophouder mag worden verwacht dat hij op systematische wijze de inkoop van softdrugs in zijn administratie vastlegt. Dit houdt onder meer in dat hij nauwgezet in hoeveelheid, soort softdrugs en geld bijhoudt op welke data in- en verkopen zijn verricht en dat hij een hierop aansluitende kas- en voorraadadministratie voert. Voorts is van belang dat de aan deze administratie ten grondslag liggende primaire bescheiden worden bewaard. Een coffeeshop dient een dergelijke inkoop- en voorraadadministratie bij te houden, niettegenstaande het feit dat dit in deze branche kan leiden tot problemen met justitie (vergelijk Hoge Raad 31 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX7184).
17. Verweerder heeft ter onderbouwing van de informatiebeschikking verwezen naar de bevindingen van het boekenonderzoek zoals neergelegd in het concept-rapport, zie onder 3. hiervoor. Verweerder heeft er daarbij in de eerste plaats op gewezen dat eiser geen voorraadadministratie heeft bijgehouden of bewaard. Er vindt slechts een jaarlijkse voorraadopname plaats en er is een notitieboekje waarin de inkopen op datum, soort, hoeveelheid, prijs per gram en totaalbedrag zijn vastgelegd. In de administratie zijn echter geen vastleggingen aangetroffen van waaruit deze goederen te volgen zijn. Ook is geen aansluiting te maken op de kasadministratie, waardoor het onmogelijk is de omzet volgens de kassa op juistheid en volledigheid te controleren. Voorts heeft eiser tot 1 december 2014 de bijgehouden verkoopstaten niet bewaard, zodat niet kan worden gecontroleerd of deze staten aansluiten op de vastgestelde geldstromen. In de derde plaats is uit het concept-rapport naar voren gekomen dat er niet alleen kleine, maar ook grote kasverschillen zijn geboekt om de kasadministratie sluitend te maken. Daarnaast zijn de in deze kasadministratie opgenomen privé‑opnamen onvoldoende om te voorzien in het levensonderhoud, waardoor het vermoeden is ontstaan dat de werkelijke privé opnamen groter zijn dan de verantwoorde opnamen. Ten slotte zijn in alle gecontroleerde jaren fouten aangetroffen in de kasadministratie zodat geen sprake kan zijn geweest van kascontrole.
18. De rechtbank is van oordeel dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat eiser niet aan zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 52 van de AWR heeft voldaan. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiser primaire bescheiden niet heeft bewaard, zodat niet is voldaan aan de bewaarplicht, en dat eiser de hiervoor weergegeven bevindingen van verweerder niet of onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, terwijl dat wel op zijn weg had gelegen aangezien verweerder niet kan worden gehouden tot het overleggen van niet door eiser bewaarde bescheiden. De stelling van eiser dat controle van de omzet mogelijk is aan de hand van de kassa-afslagen verwerpt de rechtbank, omdat verweerder onbetwist heeft gesteld dat er geen aantekeningen beschikbaar zijn van de dagelijkse begin- en eindvoorraden, zodat geen sprake is van een op de verkopen aansluitende voorraadadministratie. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de door verweerder gesignaleerde gebreken van zodanige aard en omvang zijn dat het op grond van de thans beschikbare administratie niet mogelijk is tot een voldoende betrouwbaar en controleerbaar oordeel te komen omtrent de kostprijs van de inkopen van de door eiser verkochte softdrugs, de hoeveelheid verkochte softdrugs, de verantwoorde winst en de bepaling van de verschuldigde belasting. Verweerder heeft dan ook terecht de informatiebeschikking vastgesteld. Hetgeen eiser daar overigens nog tegen heeft aangevoerd maakt dit niet anders. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt weliswaar niet dat verkoopstaten per shift moeten worden bijgehouden c.q. bewaard, maar op het moment dat – zoals in de onderhavige zaak ter zitting is komen vast te staan – dergelijke vastleggingen zijn gemaakt, dan behoren deze tot de administratie en behoren deze ook te worden bewaard. Dat eiser voor het overige slechts niet onderbouwde stellingen heeft betrokken dient voor zijn rekening te blijven. Aan het door eiser ter zitting in zijn pleitnota gedane bewijsaanbod gaat de rechtbank voorbij gelet op het moment waarop het is gedaan en de onbepaaldheid daarvan. Of de bewijslast dient te worden omgekeerd zal in een procedure over de naar aanleiding van het boekenonderzoek opgelegde belastingaanslag(en) aan de orde kunnen komen.
19. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
20. Indien het beroep tegen een in artikel 52a, eerste lid, van de AWR, bedoelde informatiebeschikking ongegrond wordt verklaard, stelt de rechtbank op grond van artikel 27e, tweede lid, van de AWR een nieuwe termijn voor het voldoen aan de in die beschikking bedoelde verplichtingen in situaties waarin daaraan nog gevolg kan worden gegeven. Nu eiseres de administratie- en bewaarplicht heeft geschonden en deze schending niet (meer) ongedaan kan worden gemaakt, stelt de rechtbank geen nieuwe termijn.
21. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. M.J.C. Pieterse, voorzitter, mr. R.A. Boon en mr. A.P. Vaatstra, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 31 januari 2017 |
||
De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen. griffier |
voorzitter |
|
Afschrift verzonden aan partijen op: |
||
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep. |