Rechtbank Gelderland, 23-11-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:5956, AWB - 16 _ 8014
Rechtbank Gelderland, 23-11-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:5956, AWB - 16 _ 8014
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 23 november 2017
- Datum publicatie
- 30 december 2022
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2018:8257, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB - 16 _ 8014
- Relevante informatie
- Art. 25 AWR, Art. 52a AWR, Art. 52 AWR, Art. 26 Uitv.besch. OB, Art. 67f AWR
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak is op verzoek gepubliceerd.
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummers: AWB 16/8014 en AWB 16/8015
in de zaken tussen
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres voor het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 een naheffingsaanslag omzetbelasting (aanslagnummer [aanslagnummer 1] ) opgelegd van € 5.338, alsmede bij beschikking een boete van € 1.334 en belastingrente van € 472.
Verweerder heeft aan eiseres voor het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 een naheffingsaanslag omzetbelasting (aanslagnummer [aanslagnummer 2] ) opgelegd van € 3.379, alsmede bij beschikking een boete van € 844 en belastingrente van € 172.
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 23 december 2016 de naheffingsaanslagen, boetebeschikkingen en beschikkingen belastingrente gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 29 december 2016, ontvangen door de rechtbank op 30 december 2016, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2017.
Namens eiseres is verschenen [persoon A] . Namens verweerder zijn verschenen [persoon B] en [persoon C] .
Eiseres heeft een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan verweerder.
Overwegingen
1. Eiseres heeft in de onderhavige jaren opleidingen verzorgd op het gebied van beschermingsbewind, schuldhulpverlening en budgetcoaching, waaronder een opleiding voor het praktijkdiploma boekhouden. Opleider is de heer [persoon A] (hierna: [persoon A] ).
2. Eiseres is een commanditaire vennootschap, is opgericht op [datum] en opgeheven op [datum] . De beherend vennoot is [vennoot] , met als enig aandeelhouder is [persoon A] .
3. Verweerder heeft een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014. Van de uitkomsten daarvan is met dagtekening 17 december 2015 een rapport opgemaakt.
4. Eiseres heeft de volgende bedragen opgenomen in de aangiften omzetbelasting 2013 en 2014:
Tijdvak |
Omzet |
Omzetbelasting |
Voorbelasting |
Saldo |
2013 |
€ 12.647 |
€ 2.656 |
€ 5.506 |
-/- € 2.850 |
2014 |
€ 6.000 |
€ 1.260 |
€ 4.993 |
-/- € 3.733 |
5. Verweerder heeft tijdens het boekenonderzoek geconstateerd dat de door eiseres ingediende aangiften niet aansluiten bij de gevoerde administratie. De aansluitingsverschillen en de daaruit voorvloeiende correcties heeft verweerder als volgt berekend:
Tijdvak |
Aangifte |
Administratie |
Verschil |
2013 |
-/- € 2.850 |
€ 659 |
€ 3.509 |
2014 |
-/- € 3.733 |
€ 1.096 |
€ 3.984 |
6. Verweerder heeft onder meer geconstateerd dat over de omzet 19% in plaats van 21% omzetbelasting is berekend, een factuur van [bedrijf] niet is geboekt en bankontvangsten niet in de administratie en niet in de aangiften zijn verantwoord. Een deel van de in aftrek gebrachte omzetbelasting is nageheven omdat:
- -
-
Geen factuur aanwezig is;
- -
-
Sprake is van een onjuiste tenaamstelling;
- -
-
Sprake is van privé-uitgaven;
- -
-
Facturen dubbel zijn verwerkt of ook in aftrek zijn gebracht door een andere rechtspersoon;
- -
-
Geen btw is vermeld op de factuur;
- -
-
Het btw-bedrag fout is verwerkt in de boekhouding;
- -
-
De factuur aanwezig is in de administratie maar niet in de boekhouding;
- -
-
De factuur is overgebracht naar [bedrijf] .
7. Verweerder heeft ter zake van de hiervoor onder 5. en 6. genoemde correcties naheffingsaanslagen opgelegd.
Geschil
8. In geschil is of de onderhavige naheffingsaanslagen omzetbelasting, beschikkingen belastingrente en boetebeschikkingen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd. Meer in het bijzonder is in geschil:
- -
-
of de bewijslast kan worden omgekeerd en verzwaard;
- -
-
bij bevestigende beantwoording, of sprake is van een redelijke schatting en of eiseres heeft voldaan aan haar verzwaarde bewijslast;
- -
-
bij ontkennende beantwoording, of verweerder de correcties aannemelijk heeft gemaakt.
Omkering van de bewijslast
9. Voor elke vanaf 1 juli 2011 gedane uitspraak op bezwaar heeft te gelden dat verweerder zich slechts op de in artikel 25, lid 3, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) voorziene omkering van de bewijslast kan beroepen indien de vereiste aangifte niet is gedaan of sprake is van een onherroepelijk geworden informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a, eerste lid, van de AWR (vergelijk Hoge Raad 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2903). Er moet van worden uitgegaan dat, in overeenstemming met de bewoordingen van de wettekst, ook ten aanzien van de verplichting van artikel 52 van de AWR de omkering van de bewijslast afhankelijk is van een informatiebeschikking (Hoge Raad 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2987). Nu verweerder geen informatiebeschikking heeft genomen kan het standpunt van verweerder dat niet is voldaan aan artikel 52 van de AWR niet leiden tot omkering van de bewijslast. Van omkering en verzwaring van de bewijslast kan dus slechts sprake zijn indien de vereiste aangifte niet is gedaan.
10. Naar vaste jurisprudentie geldt dat bij inhoudelijke gebreken in een aangifte slechts dan kan worden aangenomen dat de vereiste aangifte niet is gedaan, indien aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast is vastgesteld dat sprake is van één of meer gebreken die ertoe leiden dat de volgens de aangifte verschuldigde belasting verhoudingsgewijs aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting. Tevens is vereist dat het bedrag van de belasting dat als gevolg van deze gebreken niet zou zijn geheven, op zichzelf beschouwd, aanzienlijk is. Inhoudelijke gebreken in de aangifte worden slechts in aanmerking genomen indien de belastingplichtige ten tijde van het doen van aangifte wist of zich ervan bewust moest zijn dat daardoor een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven. Ook dit moet worden vastgesteld aan de hand van de normale bewijsregels van stelplicht en bewijslast (Hoge Raad 30 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH1083).
11. Eiseres was volgens haar eigen administratie over het jaar 2013 en het eerste kwartaal van 2014 per saldo respectievelijk € 659 en € 1.096 omzetbelasting verschuldigd. In haar aangiften heeft zij echter € 2.850 respectievelijk € 2.888 teruggevraagd. Het bedrag van de belasting dat hierdoor niet is geheven is naar het oordeel van de rechtbank zowel in absoluut als relatief opzicht aanzienlijk. Gelet op de kennis van [persoon A] op het gebied van boekhoudingen, die aan eiseres moet worden toegerekend, moet eiseres zich hiervan bewust zijn geweest. Eiseres heeft dus niet de vereiste aangifte gedaan. Op eiseres rust de last overtuigend aan te tonen dat de uitspraak op bezwaar onjuist is.
12. Het standpunt van eiseres dat zij het kasstelsel mocht toepassen wordt verworpen omdat gesteld noch gebleken is dat eiseres een verzoek heeft gedaan als bedoeld in artikel 26 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968. Eiseres heeft voorts gesteld dat ten onrechte omzetbelasting is nageheven over een factuur die zij heeft uitgereikt aan [bedrijf] , omdat de afnemer het bedrag niet heeft voldaan en voor een gedeelte van het bedrag geen prestatie is geleverd. Eiseres miskent daarbij dat de omzetbelasting reeds verschuldigd is op grond van artikel 37 van de Wet OB omdat daarvan op de factuur melding is gemaakt. Ook met hetgeen eiseres overigens nog heeft aangevoerd is zij niet in de op haar rustende bewijslast geslaagd.
Redelijke schatting
13. Beoordeeld dient dan te worden of de naheffingsaanslagen berusten op een redelijke schatting. De rechtbank stelt voorop dat in dit kader van verweerder slechts kan worden verlangd dat de schatting redelijk is, dat wil zeggen niet naar willekeur is vastgesteld (zie Hoge Raad 13 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3291). Verweerder heeft de hiervoor onder 5. en 6. genoemde correcties rechtstreeks ontleend aan de administratie van eiseres. Van een schatting, laat staan een onredelijke schatting, is geen sprake. Hetgeen eiseres naar voren heeft gebracht leidt niet tot een ander oordeel. De naheffingsaanslagen blijven dus in stand.
Belastingrente
14. Nu eiseres geen afzonderlijke beroepsgronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente heeft aangevoerd, dienen ook de beroepen inzake de beschikkingen belastingrente ongegrond te worden verklaard.
Boetes
15. Aan eiseres zijn boetes wegens grove schuld opgelegd op grond van artikel van artikel 67f van de AWR. In paragraaf 25, tweede lid, van het BBBB is bepaald dat de boete in het geval van grove schuld (maximaal) 25 procent bedraagt van de nageheven belasting. De bewijslast dat sprake is van grove schuld rust - ook nu de bewijslast ter zake van de naheffingsaanslagen omzetbelasting moet worden omgekeerd en verzwaard - op verweerder. Verweerder heeft gesteld dat ondanks dat eiseres enige kennis van boekhouden bezit er serieuze gebreken kleven aan de administratie. Ook na de gelegenheid te hebben gekregen om de boekhouding opnieuw te boeken is controle erg moeilijk gebleken. De handelwijze van eiseres is volgens verweerder ten aanzien van de ingediende aangiften zo slordig, achteloos en onverschillig dat het bijna onvermijdelijk was dat te weinig omzetbelasting zou worden voldaan.
16. Nu de administratie van eiseres in een reeks van jaren diverse gebreken heeft vertoond is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een dermate grote, aan opzet grenzende, mate van nalatigheid dat eiseres grove schuld kan worden verweten. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat sprake is van aanzienlijke verschillen tussen de aangiften en de administratie waarvoor door eiseres geen verklaring is gegeven. Bovendien heeft eiseres omzetbelasting in aftrek gebracht terwijl het op voorhand duidelijk moet zijn geweest dat deze niet voor aftrek in aanmerking kwam. De stelling van eiseres dat zij een kleine startende ondernemer is kan haar niet baten omdat de CV reeds is opgericht in 2011 en eiseres over ten minste enige kennis op het gebied van boekhouding wordt geacht te beschikken. Verweerder heeft de boetes terecht opgelegd. De rechtbank ziet verder geen aanleiding om de boetes te matigen, ook niet in verband met de omkering en verzwaring van de bewijslast. De boetes zijn passend en geboden.
16. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zijn de beroepen ongegrond.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Tikken, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M.A. Arts, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: