Home

Rechtbank Gelderland, 10-08-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:3515, AWB - 18 _ 1551

Rechtbank Gelderland, 10-08-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:3515, AWB - 18 _ 1551

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
10 augustus 2018
Datum publicatie
20 augustus 2018
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2018:3515
Zaaknummer
AWB - 18 _ 1551

Inhoudsindicatie

Wet IB 2001, artikel 3.30a, eerste lid. Afschrijving op mestsilo en sleufsilo’s beperkt doordat het aanhorigheden zijn aan een gebouw (namelijk de stallen)? Ja. Criterium van Hoge Raad van 16 juli 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC5412, toegepast. Silo’s zijn dienstbaar aan de stallen. Voor nadere motivering verwezen naar eerdere uitspraak van rechtbank Gelderland van 10 juli 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:3007.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummer: AWB 18/1551

in de zaak tussen

(gemachtigde: drs. [gemachtigde] ),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2014 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 44.349 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.173. Tevens is bij beschikking € 881 aan belastingrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 14 februari 2018 de aanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen bij brief van 14 maart 2018, ontvangen door de rechtbank op 15 maart 2018, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend (proceskostenformulier), dat aan verweerder is doorgestuurd.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juli 2018.

Namens eiser zijn verschenen zijn gemachtigde en [A] . Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde] , [B] en mr. [C] .

Eiser heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan de rechtbank en (door tussenkomst van de griffier) aan verweerder, welke pleitnota met instemming van partijen wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen.

Overwegingen

Feiten

1. Eiser exploiteert een melkveebedrijf in de vorm van een eenmanszaak.

2. Tot het ondernemingsvermogen van het agrarische bedrijf behoren onder meer een woning, een jongveestal, een ligboxenstal, een schuur, een werktuigenberging met open voorfront, een mestsilo, meerdere sleufsilo’s en erfverharding. De situatie is te zien op de door eiser overgelegde foto en tekening, die als bijlage 2 bij het beroepschrift zijn gevoegd.

3. Ter zake van de mestsilo en de sleufsilo’s (hierna ook: de silo’s) heeft eiser in zijn aangifte IB/PVV 2014 afschrijvingskosten in mindering gebracht op de fiscale winst. Bij de vaststelling van de aanslag IB/PVV 2014 is verweerder afgeweken van de aangifte en heeft hij de afschrijvingen gecorrigeerd. Reden voor de correcties was dat de silo’s door verweerder als aanhorigheden bij de gebouwen worden gezien en dat de bodemwaarde van de betreffende gebouwen was bereikt.

Geschil

4. In geschil is of de silo’s als aanhorigheden van een gebouw (namelijk de ligboxenstal, de jongveestal en de schuur) zijn aan te merken in de zin van artikel 3.30a, tweede lid, van de Wet IB 2001. Indien dat zo is, is niet in geschil dat de correcties terecht zijn aangebracht.

5. Eiser heeft zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat de silo’s geen aanhorigheden vormen. Hij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat het (investeringen in) zelfstandige bedrijfsmiddelen zijn die een eigen functie vervullen in het productieproces. Omdat de silo’s dienstbaar zijn aan het productieproces, zijn zij volgens eiser niet dienstbaar aan de stallen en de schuur.

6. Verweerder heeft zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat de silo’s aanhorig zijn aan de gebouwen van het agrarische bedrijf. Volgens verweerder voldoen de silo’s aan het criterium ‘behoort bij een gebouw, in gebruik bij een gebouw en dienstbaar aan een gebouw’ uit het arrest van de Hoge Raad van 16 juli 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC5412, zodat de afschrijvingsbeperking van artikel 3.30a, eerste lid, van de Wet IB 2001 van toepassing is.

Beoordeling van het geschil

7. De Hoge Raad heeft in het door verweerder genoemde arrest uit 1993 r.o. 3.3., met betrekking tot de eigenwoningregeling overwogen dat sprake is van een aanhorigheid indien het object behoort bij de eigen woning, daarbij in gebruik is en daaraan dienstbaar is. De vraag of het object bij de woning behoort, is weer afhankelijk van diverse omstandigheden, zoals de afstand tot de woning, de bouwkundige situatie en de bereikbaarheid vanuit de woning.

8. De rechtbank is van oordeel dat zij het criterium voor aanhorigheid uit dit arrest van de Hoge Raad van 16 juli 1993 moet toepassen en dat in dit geval aan dat criterium is voldaan. Uit de tekening die eiser heeft overgelegd blijkt dat de mestsilo is gelegen vlakbij de ligboxenstal en dat de sleufsilo’s zijn gelegen naast de stallen en de schuur. De mestsilo wordt gebruikt als tijdelijke opslagplaats voor de mest die in de stallen ontstaat en die niet in de kelders past. Het maakt daarbij niet uit dat er geen vaste verbinding is tussen de stal en silo. Ook maakt geen verschil dat de mest wordt overgepompt via een mengmesttank en niet via slangen. De sleufsilo’s worden gebruikt om het voor het vee bestemde voer op te slaan en dit voer vervolgens aan te voeren naar het vee in de stallen. Omdat de silo’s zo dichtbij de gebouwen liggen en worden gebruikt ten behoeve van het vee in de stallen, zijn de silo’s dienstbaar aan de gebouwen en horen zij daarbij. De conclusie is dus dat de silo’s aanhorig zijn aan de stallen van het agrarische bedrijf. Voor een nadere motivering verwijst de rechtbank naar de uitspraak van deze rechtbank van 10 juli 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:3007.

9. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

10. Nu eiser geen afzonderlijke gronden tegen de beschikking belastingrente heeft aangevoerd, dient het beroep tegen de beschikking belastingrente ook ongegrond te worden verklaard.

11. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M.A. Arts, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 10 augustus 2018

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.