Rechtbank Gelderland, 15-01-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:123, AWB - 18 _ 3733
Rechtbank Gelderland, 15-01-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:123, AWB - 18 _ 3733
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 15 januari 2019
- Datum publicatie
- 21 januari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2019:123
- Zaaknummer
- AWB - 18 _ 3733
Inhoudsindicatie
Eiseres verleent in 2015 zorg in de zin van de Wet langdurige zorg. Rechtbank oordeelt dat sprake is van winst uit onderneming omdat eiseres zelfstandig handelt, ondernemingsrisico loopt en streeft naar continuïteit van haar activiteiten.
Uitspraak
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 18/3733
in de zaak tussen
(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2015 een aanslag (aanslagnummer [000] .H.56.01) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.582 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.226. Tevens is bij beschikking € 67 aan belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 mei 2018 de aanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen tijdig beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2018.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en haar echtgenoot [Y] . Namens verweerder is verschenen [gemachtigde] .
Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar. Eiseres heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bijlage bij de pleitnota van verweerder.
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres is verpleegkundige, psychotherapeut en kindercoach. Zij heeft sinds 2010 een coachingpraktijk voor kinderen, jongeren en volwassenen met ontwikkelingsproblemen, [A] genaamd. Zij is bij de Kamer van Koophandel ingeschreven als coach. In 2015 is eiseres met haar praktijk verhuisd naar [Z] . Ook heeft zij in 2015 werkzaamheden verricht als coach en vrijwilligster in een peuterspeelzaal.
2. Naast deze werkzaamheden verleent eiseres sinds 2015 zorg in de zin van de Wet langdurige zorg (Wlz). Eiseres heeft met ingang van 22 januari 2015 een zorgovereenkomst met [B] gesloten. Op grond van deze overeenkomst verleent eiseres zorg in de zin van de Wlz. Zij bezoekt [B] een aantal keer per maand. Eiseres wordt voor de werkzaamheden die zij op basis van de zorgovereenkomst verricht per uur betaald. Zij verricht hulp bij de persoonlijke verzorging en begeleiding bij het eten, zij helpt een aantal dagen per week met douchen, medicatie geven en ontbijt klaarmaken. Soms heeft zij slaapdienst om de mantelzorger te ontlasten. Eiseres declareert haar werkzaamheden door middel van een factuur direct aan haar zorgklant, en wordt betaald uit het persoonsgebonden budget (pgb) van mevrouw [B] . Eiseres genereerde in 2015 een bruto omzet van € 6.500 met deze zorgactiviteiten. Voor het verkrijgen van nieuwe opdrachten heeft zij in de [C] geadverteerd.
3. Uit het overzicht dat eiseres heeft gegeven, volgt dat zij in 2015 in totaal 1.341 uren aan haar werkzaamheden heeft besteed waarvan 160 uur als vrijwilligster bij een peuterspeelzaal.
4. Op 18 december 2017 heeft verweerder een controlerapport opgesteld naar aanleiding van een boekenonderzoek bij eiseres naar de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV over 2012 tot en met 2015. De aanslagen 2012 tot en met 2014 zijn overeenkomstig de aangiften opgelegd. Voor het jaar 2015 is verweerder afgeweken van de aangifte. Verweerder heeft de inkomsten die eiseres uit de hulpverlening heeft genoten niet aangemerkt als winst uit onderneming maar als resultaat uit overige werkzaamheden.
Geschil
5. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de werkzaamheden die eiseres als zorgverlener verricht als ondernemersactiviteiten zijn aan te merken en of de inkomsten daaruit daarom winst uit onderneming (zelfstandige uitoefening van een beroep) vormen. Wanneer de inkomsten als winst uit onderneming kunnen worden beschouwd dient de vraag te worden beantwoord of eiseres in 2015 voldoet aan het urencriterium om in aanmerking te kunnen komen voor de zelfstandigenaftrek.
Beoordeling van het geschil
Winst uit onderneming
6. Ingevolge artikel 3.2 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) is belastbare winst uit onderneming het gezamenlijke bedrag van de winst die de belastingplichtige als ondernemer geniet uit een of meer ondernemingen verminderd met de ondernemersaftrek. Onder onderneming wordt ingevolge artikel 3.5 van de Wet IB 2001 mede verstaan het zelfstandig uitgeoefende beroep en onder ondernemer de beoefenaar van een zelfstandig beroep. Tussen partijen is niet in geschil dat het gaat om het antwoord op de vraag of sprake is van een zelfstandig uitgeoefend beroep als bedoeld in artikel 3.5 van de Wet IB 2001.
7. Volgens vaste jurisprudentie is sprake van een zelfstandig uitgeoefend beroep, indien de belastingplichtige voldoende zelfstandigheid bezit ten opzichte van zijn opdrachtgevers, niet slechts incidenteel opdrachten aanvaardt maar streeft naar continuïteit door het verkrijgen van verschillende opdrachten en ondernemersrisico loopt (vergelijk Hoge Raad 20 december 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA9094 en Hoge Raad 29 mei 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH0499).
8. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij in 2015 zelfstandig haar beroep als zorgverlener uitoefende. Zij stelt dat zij ondernemersrisico loopt en streeft naar continuïteit van haar activiteiten. Zij heeft aangevoerd dat zij in 2015 is begonnen met haar activiteiten als zorgverlener en in 2016, 2017 en 2018 haar aantal zorgklanten heeft uitgebreid naar twee in 2016, vier in 2017 en acht in 2018. Verder heeft ze in 2015 een tijdelijke terugval van de omzet gehad als gevolg van een verhuizing. Eiseres betoogt dat de lage omzet in 2015 niet in de weg van ondernemerschap hoeft te staan. Verweerder bestrijdt dat eiseres zelfstandig haar beroep uitoefende. Hij betoogt dat de werkzaamheden als zorgverlener van eiseres wat tijdsbesteding gelet op haar andere activiteiten en omzet betreft niet van voldoende omvang zijn om als winst uit onderneming te kunnen worden beschouwd. Verweerder wijst erop dat eiseres in 2015 slechts één zorgklant had.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres - op wie de bewijslast rust - aannemelijk gemaakt dat zij in de uitoefening van haar beroep als zorgverlener zelfstandig handelt. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiseres haar zorgklanten zelfstandig werft en zelf factureert aan die klanten. Verder treedt eiseres als zorgverlener naar buiten met haar advertentie in de [C] . Daarnaast heeft eiseres aannemelijk gemaakt dat zij ondernemersrisico loopt. Zij heeft onweersproken ter zitting verklaard dat zij zich bij ziekte kan laten vervangen door een collega. In dat geval heeft zij geen inkomsten. Tijdens vrije dagen en vakantie heeft zij evenmin inkomsten. Verder wordt zij betaald uit het pgb van haar zorgklant. Indien het pgb voor een ander doel wordt besteed dan de door eiseres verleende zorg, loopt zij op dat punt debiteurenrisico. Tot slot acht de rechtbank aannemelijk dat eiseres streeft naar continuïteit van haar activiteiten als zorgverlener. Voor de beoordeling van de vraag of eiseres in 2015 streefde naar continuïteit in de uitoefening van haar beroep als zorgverlener, betrekt de rechtbank ook de latere jaren. Eiseres heeft onweersproken gesteld dat zij in 2016 twee zorgklanten had en in 2017 vier. Het inkomen uit de zorgactiviteiten is in die jaren gestegen naar € 16.542 in 2016 en € 18.230 in 2017. Weliswaar had eiseres in 2015 maar één zorgklant en heeft zij een lage omzet behaald, daar staat tegenover dat de inkomsten uit zorgactiviteiten in 2015 achterbleven omdat eiseres pas in 2015 met haar zorgactiviteiten is begonnen en bovendien in dat jaar is verhuisd. De rechtbank komt gelet op voornoemde aspecten tot de slotsom dat eiseres in 2015 met haar zorgactiviteiten voldeed aan de criteria voor het zelfstandig uitoefenen van haar beroep als zorgverlener. De rechtbank beschouwt de inkomsten hieruit daarom als winst uit onderneming.
Zelfstandigenaftrek/Urencriterium
10. Vervolgens dient te worden beoordeeld of eiseres voldoet aan het urencriterium voor de zelfstandigenaftrek.
11. Op grond van artikel 3.6, eerste lid, aanhef en artikel 3.76, eerste lid, van de Wet IB 2001, geldt de zelfstandigenaftrek, onder de daartoe bij de Wet IB 2001 gestelde nadere voorwaarden, voor de ondernemer die gedurende het kalenderjaar ten minste 1.225 uren besteedt aan werkzaamheden voor één of meer ondernemingen waaruit hij winst uit onderneming geniet. Tot deze uren behoort alle tijd die wordt besteed aan werkzaamheden die worden verricht met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming (zie ook Hoge Raad 14 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF5827).
12. Eiseres betoogt dat de 160 uren die zij besteedt in de peuterspeelzaal ten goede komen aan haar coachingpraktijk. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat zij weliswaar geen klanten voor haar coachingpraktijk aan die uren heeft overgehouden en dat zij niet actief klanten kon werven tijdens haar vrijwilligerswerk maar dat zij die uren als een investering in haar netwerk als coach voor kinderen beschouwt. Verweerder betoogt daartegenover dat er een te ver verwijderd verband is met de onderneming.
13. Eiseres maakt naar het oordeel van de rechtbank met wat zij naar voren brengt onvoldoende aannemelijk dat de uren als vrijwilligster in de peuterspeelzaal zijn verricht met oog op de zakelijke belangen van haar onderneming. De rechtbank merkt daarbij op dat op zichzelf beschouwd tijdsinvestering in het netwerk van de ondernemer de zakelijke belangen van een onderneming kan dienen. In dit geval staat de tijdsinvestering echter niet in verhouding tot de mogelijke opbrengst voor de onderneming omdat eiseres geen klanten heeft overgehouden aan de bestede tijd en zij in die tijd evenmin actief klanten kon werven. De rechtbank acht de peuterspeelzaaluren daarom niet als uren die zijn besteed aan haar activiteiten als ondernemer.
14. Omdat eiseres in 2015 minder dan 1.225 uur heeft besteed aan werkzaamheden ten behoeve van haar onderneming en dus niet in aanmerking komt voor zelfstandigenaftrek, kan in het midden blijven of de overgebleven 1.181 uur als ondernemingsuren kunnen worden beschouwd. Het staat tussen partijen vast dat door toepassing van de MKB-vrijstelling de winst uit onderneming in dat geval € 1.818 en het belastbaar inkomen uit werk en woning € 10.818 bedraagt.
15. Eiseres heeft geen afzonderlijke gronden tegen de beschikking belastingrente aangevoerd. Daarom zal de in rekening gebrachte belastingrente dienen te worden verminderd overeenkomstig de vermindering van de aanslag.
16. Gelet op het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard.
17. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.024 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512 en een wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.818 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.226;
- vermindert de beschikking belastingrente dienovereenkomstig;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.024;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 46 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. van der Vegt, rechter, in tegenwoordigheid van mr. T.J.P. Wientjens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 15 januari 2019 |
||
griffier |
rechter |
|
Afschrift verzonden aan partijen op: |
||
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep. |