Home

Rechtbank Gelderland, 02-05-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:1900, AWB - 17 _ 2613

Rechtbank Gelderland, 02-05-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:1900, AWB - 17 _ 2613

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
2 mei 2019
Datum publicatie
6 mei 2019
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2019:1900
Zaaknummer
AWB - 17 _ 2613

Inhoudsindicatie

Artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Restaurant. Informatiebeschikking. Bewijslast verweerder. Verweerder heeft terecht een informatiebeschikking gegeven omdat gegevens die betrekking hebben op de periode voorafgaand aan de vastlegging in de boekhouding voor een groot deel ontbreken en dat daarmee de mogelijkheid om te controleren of de volledige omzet ook daadwerkelijk in de boekhouding is verantwoord, verloren is gegaan (vgl Hoge Raad 26 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1740) Dit geldt met name voor de notities van de kastellingen, die dagelijks zijn gemaakt, voor het reserveringsbestand, voor de personeelsplanningen en registratie van de daadwerkelijk gemaakte uren. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de administratie voldoende andere gegevens bevat die een afdoende controle binnen een redelijke termijn van de verantwoorde omzet in geld mogelijk maakt. De gebreken in de administratie zijn dermate ernstig dat de informatiebeschikking terecht is afgegeven. Bovendien is de daaraan gekoppelde omkering en verzwaring van de bewijslast gerechtvaardigd.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummer: AWB 17/2613

in de zaak tussen

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),

en

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 9 juni 2016 op naam van eiseres een informatiebeschikking in de zin van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) gegeven met betrekking tot op te leggen aanslagen:

- vennootschapsbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013;

- loonheffing(en), loonbelasting over de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2013;

- omzetbelasting over de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2013.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 april 2017 de beschikking gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen tijdig beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiseres en verweerder hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2018. Namens eiseres zijn verschenen haar gemachtigde, vergezeld door [A] en [B] , (beide middellijk bestuurder van eiseres), en door [C] en [D] ( [E] ). Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] , mr. [F] , [G] MSc en [H] MSc.

Het beroep is gezamenlijk en gelijktijdig behandeld met de beroepen ten name van V.O.F. [I] (zaaknummer AWB 17/2611; hierna: de VOF) en van [J] B.V. (zaaknummer AWB 17/2612; hierna: [J] BV).

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres exploiteert een zogenoemd Wereld-restaurant. [A] en [B] zijn indirect, ieder voor 50%, aandeelhouder van eiseres. Het bestuur van eiseres wordt gevoerd door de personal holdings van [A] en [B] .

2. De bedrijfsactiviteiten van eiseres zijn van [2012 1] tot en met [2012 2] gestaakt als gevolg van het afbranden van de locatie [A-straat 1] in [Q] . De werkzaamheden zijn vanaf [2012 3] voorgezet aan de [A-straat 2] te [Z] .

3. Verweerder heeft bij eiseres op 25 maart 2015 telefonisch een boekenonderzoek aangekondigd inzake aanvaardbaarheid van de aangiftes vennootschapsbelasting, loonheffingen en omzetbelasting over de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2013. Op 9 april 2015 heeft een inleidend gesprek plaatsgevonden. Verweerder heeft in de periode daarna kassabestanden beoordeeld, nadere gegevens opgevraagd en controlewerkzaamheden uitgevoerd.

4. Verweerder heeft op 15 april 2016 van de accountant van eiseres een verslag met toelichtingen en onderbouwingen ontvangen.

5. Omdat verweerder van mening was dat met dit verslag niet de vereiste duidelijkheid was verschaft heeft verweerder met dagtekening 9 juni 2016 inzake de vennootschapsbelasting, de loonheffingen en de omzetbelasting over de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2013 een informatiebeschikking gegeven.

6. In deze informatiebeschikking heeft verweerder gesteld dat gebleken is dat eiseres zich op onderdelen niet heeft gehouden aan de administratieve verplichtingen, opgenomen in de AWR. In de beschikking zijn de gebreken als volgt gespecificeerd:

Administratieplicht

A. Er is geen deugdelijke kasadministratie gevoerd.

B. Er zijn onaanvaardbare afwijkingen in de opgestelde theoretische goederenbeweging 2013 geconstateerd.

C. Eiseres voert geen voorraadopnames uit.

D. De administratie van eiseres is niet binnen een redelijke termijn controleerbaar.

E. Eiseres verantwoordt leveringen door V.O.F. [I] aan haar niet in haar administratie.

F. Eiseres heeft geen personeelsplanningen gemaakt en/of bewaard.

Bewaarplicht

G. Eiseres heeft de notities van de kastelling niet bewaard.

H. De zogenaamde ‘Audittrail’ van het kassasysteem is niet bewaard.

I. Eiseres heeft de reserveringen niet bewaard.

J. Eiseres heeft de prijsafspraken niet bewaard.

K. Eiseres heeft gegevens over de periode 2010-2012 niet bewaard.

Geschil

7. In geschil is of verweerder de informatiebeschikking terecht heeft gegeven. Meer in het bijzonder gaat het hierbij om de vraag of eiseres heeft voldaan aan de administratie- en bewaarplicht van artikel 52 van de AWR.

8. Eiseres is van mening dat de informatiebeschikking ten onrechte is afgegeven en dat de bewijslast niet moet worden omgekeerd.

Beoordeling van het geschil

Wettelijk kader

9. Artikel 52, eerste lid, van de AWR bepaalt, voor zover hier van belang, dat administratieplichtigen gehouden zijn van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf, naar de eisen van dat bedrijf, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken. Het zesde lid van artikel 52 van de AWR bepaalt dat de administratie zodanig dient te zijn ingericht en te worden gevoerd en dat de gegevensdragers zodanig dienen te worden bewaard, dat controle daarvan door de inspecteur binnen een redelijke termijn mogelijk is. Daartoe verleent de administratieplichtige de benodigde medewerking met inbegrip van het verschaffen van het benodigde inzicht in de opzet en de werking van de administratie.

10. Artikel 52a van de AWR bepaalt, voor zover hier van belang, dat indien met betrekking tot een op te leggen aanslag niet of niet volledig wordt voldaan aan de verplichtingen ingevolge artikel 52 van de AWR, de inspecteur dit vast kan stellen bij voor bezwaar vatbare beschikking (de informatiebeschikking).

Vooraf: informatiebeschikking omzetbelasting en loonheffingen (loonbelasting) voor het jaar 2010

11. De informatiebeschikking, met dagtekening 9 juni 2016, heeft mede betrekking op de aangiften omzetbelasting en loonheffingen (loonbelasting) voor het jaar 2010. Op grond van artikel 20 van de AWR is de mogelijkheid tot het opleggen van naheffingsaanslagen omzetbelasting en loonheffingen voor het jaar 2010 vervallen op 31 december 2015. De informatiebeschikking is in zoverre ten onrechte vastgesteld en dient in zoverre vernietigd te worden.

Theoretische goederenbeweging (onderdeel B van de beschikking)

12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de constatering dat onaanvaardbare afwijkingen in de opgestelde theoretische goederenbeweging 2013 zijn aangetroffen ten onrechte in de informatiebeschikking opgenomen. Deze constatering heeft niet (rechtstreeks) betrekking op de administratie- en bewaarplicht als bedoeld in artikel 52 van de AWR en dient eventueel in een latere fase, bij het opleggen van de aanslagen, aan de orde te komen. In zoverre is het beroep inzake de informatiebeschikking gegrond.

Kasadministratie, notities van de kastelling, de audittrail van het kassasysteem, reserveringen en prijsafspraken (onderdelen A en F tot en met J van de beschikking)

13. Verweerder heeft gesteld dat geen deugdelijke kasadministratie wordt gevoerd en dat de notities van de kastelling en de audittrail van het kassasysteem niet worden bewaard. Hij heeft daartoe onder meer het volgende aangevoerd:

-

De contante geldstroom tussen eiseres en haar (indirecte) aandeelhouders is niet eenduidig te volgen;

-

Het beginsaldo van de dag wordt niet geregistreerd in het kasboek en wijkt af van een door verweerder uitgevoerde kastelling;

-

Notities inzake de kastelling worden niet bewaard en evenmin vastgelegd;

-

Het werkelijke kassaldo wordt niet geteld en vastgelegd;

-

Door de maandelijkse werkwijze kunnen er geen kasverschillen optreden;

-

Het contante geld wordt door de aandeelhouders thuis bewaard;

-

De audittrail (bijvoorbeeld het overboeken, samenvoegen, reserveren en afboeken van tafels, het opboeken en afboeken van pasjes met arrangementen, het aanpassen van arrangementen en het uitlezen van de informatie die op de pasjes is opgeslagen) van het kassasysteem, die het mogelijk maakt de kassabonnen te reproduceren en die dient als basis voor de daghistoriebestanden, wordt niet bewaard.

14. Verweerder heeft daarnaast gesteld dat de gegevens in het reserveringsbestand onvolledig zijn. Dat geldt zowel voor de gewone reserveringen als voor de prijsafspraken bij grote groepen. Er zijn geen reserveringen vastgelegd in de periode tussen 6 december 2012 en 23 november 2013 en in de maanden januari en november 2014. Voor de Eerste en Tweede Kerstdag 2013 zijn slechts 35 reserveringen geboekt, terwijl het restaurant volledig volgeboekt was. Volgens verweerder heeft de kassaleverancier bevestigd dat de data niet, dan wel onvolledig zijn bewaard. Er is telkens een deel van het reserveringsbestand overschreven waardoor gegevens bewust niet langer bewaard zijn gebleven.

15. Ten slotte heeft verweerder geconstateerd dat eiseres geen personeelsplanningen heeft gemaakt en bewaard en dat zij evenmin beschikt over overzichten waarop de door het personeel daadwerkelijk gemaakte uren zijn vastgelegd. Dit doet volgens verweerder afbreuk aan de controleerbaarheid van de administratie van eiseres in het algemeen en de volledigheid van de afdracht van loonheffingen in het bijzonder.

16. Eiseres heeft gesteld dat wel een deugdelijke kasadministratie wordt gevoerd. Maandelijks wordt door de accountant de omzet ingeboekt volgens de specificatie van de kasafslag. Vervolgens worden de kasuitgaven geboekt volgens de uitdraai van de kas. De betalingen per pin en de contante stortingen worden op een tussenrekening geboekt. De omzet op het kasblad wordt op een aparte tussenrekening geboekt. De aangeleverde bonnen van klanten op rekening worden ingeboekt als debiteur. De afloop daarvan alsook van de pinbetalingen en kasgeldstortingen wordt periodiek gecontroleerd.

17. Dat het kassasysteem een mogelijkheid kent om een bon zonder definitieve boeking door het kassasysteem tussentijds uit te draaien, heeft volgens eiseres te maken met het feit dat arrangementen worden verkocht. Het kassasysteem herbergt daarmee een intern en fysiek controlemoment om het aantal foutieve aanslagen zoveel mogelijk te reduceren. De omzet van eiseres bestaat slechts voor 25% uit contante omzet, zodat de door verweerder veronderstelde mogelijkheid tot neerwaartse manipulatie van de omzet beperkt is. Eiseres heeft voorts verwezen naar de uitspraak van het Gerechtshof ‘s Hertogenbosch van 20 mei 2016 (ECLI:NL:GHSHE:2016:1993), waarin het hof onder meer heeft beslist dat het ontbreken van detailgegevens in die zaak niet leidt tot omkering en verzwaring van de bewijslast.

18. Volgens eiseres voegt het bewaren van reserveringen niets toe aan de controle van de verantwoorde omzet. De definitieve omzet wordt immers verantwoord via de niet te manipuleren c.q. te wijzigen Z-afslag. De stelling van verweerder dat het ontbreken van de prijsafspraken afbreuk doet aan de controleerbaarheid van de administratie is feitelijk en juridisch onjuist en in het geheel niet onderbouwd.

19. Eiseres stelt dat wel planningen zijn overgelegd, maar niet uit het controletijdvak. Bovendien kent het vaste personeel de werkroosters voldoende en zijn de roosters van beperkt belang omdat voor het flexibele personeel gebruik wordt gemaakt van een payrollbedrijf.

20. De rechtbank overweegt als volgt. Op verweerder rust de bewijslast aannemelijk te maken dat hij terecht een informatiebeschikking heeft genomen. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 26 juni 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1740) ten aanzien de bewaarplicht, meer in het bijzonder ten aanzien van detailgegevens en de omkering van de bewijslast het volgende geoordeeld:

“2.3.2.

In een geval als het onderhavige dienen in een geautomatiseerd bestel- en kassasysteem ingevoerde detailgegevens ingevolge artikel 52, lid 1, AWR te worden bewaard indien deze gegevens voor de heffing van belasting van belang zijn (vgl. HR 21 maart 2008, nr. 43966, ECLI:NL:HR:2008:BC7256, BNB 2008/207). Anders dan uit dit arrest zou kunnen worden afgeleid, vallen dergelijke detailgegevens in beginsel onder de in artikel 52, lid 1, AWR opgenomen bewaarplicht, omdat met behulp van deze gegevens de volledigheid van de verantwoording van de omzet in geld kan worden geverifieerd aan de hand van een op goederenniveau te leggen verband tussen de (totale) inkoop en de (totale) verkoop, en die gegevens aldus voor de heffing van belasting van belang kunnen zijn. Een dergelijk belang ontbreekt indien de administratie voldoende andere gegevens bevat die een afdoende controle binnen een redelijke termijn van de verantwoorde omzet in geld mogelijk maakt. Voorts geldt dat geen grond bestaat voor omkering en verzwaring van de bewijslast indien geconstateerde gebreken in de administratie van zo weinig gewicht zijn dat zij omkering en verzwaring van de bewijslast niet rechtvaardigen (zie onder meer HR 18 februari 2011, nr. 10/00556, ECLI:NL:HR:2011:BO4376, BNB 2011/143) of indien sprake is van overmacht.”

21. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voor het opleggen van de navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013, de naheffingsaanslagen loonheffing(en), loonbelasting voor de jaren 2011 tot en met 31 december 2013 en de naheffingsaanslagen omzetbelasting voor de jaren 2011 tot en met 2013 terecht een informatiebeschikking gegeven. Verweerder heeft terecht gesteld dat gegevens die betrekking hebben op de periode voorafgaand aan de vastlegging in de boekhouding voor een groot deel ontbreken en dat daarmee de mogelijkheid om te controleren of de volledige omzet ook daadwerkelijk in de boekhouding is verantwoord, verloren is gegaan. Dit geldt met name voor de notities van de kastellingen, die dagelijks zijn gemaakt, en voor de gebreken in het reserveringsbestand. Door het ontbreken van respectievelijk de onvolledigheid van deze gegevens is controle van de volledigheid van de in het kassasysteem ingevoerde omzetten niet mogelijk. Hetgeen eiseres heeft aangevoerd ten aanzien van de Z-afslag van het kassasysteem leidt niet tot een andere conclusie. Eiseres miskent dat juist vergelijking van de detailgegevens die zijn verkregen en opgemaakt in de periode voorafgaand aan de vastlegging in het kassasysteem met de daadwerkelijke vastleggingen in het kassasysteem en vervolgens in de boekhouding van cruciaal belang is bij de beoordeling van de volledigheid van de omzetverantwoording.

22. Het voorgaande geldt ook voor de personeelsplanningen en registratie van de daadwerkelijk gemaakte uren. Eiseres heeft vast personeel en maakt gebruik van de diensten van een payrollbedrijf. Eiseres heeft geen personeelsplanningen gemaakt en er zijn evenmin stukken aanwezig waaruit kan worden opgemaakt op welke dagen en voor hoeveel uur per dag het vaste en flexibele personeel werkzaamheden heeft verricht in de onderneming van eiseres. In een onderneming als die van eiseres, waarin sprake is van seizoensinvloeden en piekuren en -dagen vormt een urenregistratie een essentieel onderdeel van de administratie. Uit de urenadministratie kan niet alleen de verschuldigde loonheffing wordt afgeleid. De urenadministratie biedt ook de mogelijkheid om, door vergelijking met andere detailgegevens, zoals bijvoorbeeld de reserveringen, de volledigheid van de omzetverantwoording te controleren. De enkele stelling van eiseres dat het vaste personeel een vast rooster heeft en dat voor het flexibele personeel gebruik wordt gemaakt van een payrolbedrijf voldoet niet en overtuigt, gelet op de aard van de onderneming, evenmin.

23. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de administratie voldoende andere gegevens bevat die een afdoende controle binnen een redelijke termijn van de verantwoorde omzet in geld mogelijk maakt. Dit geldt in het bijzonder, gelijk de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, voor de periode voorafgaand aan vastlegging van de omzetten in het kassasysteem en vervolgens in de boekhouding.

Gegevens periode 2010-2012; overmacht

24. Verweerder heeft vastgesteld dat de digitale kassabestanden van het EWS-systeem over de periode tot en met 10 juni 2012 niet bewaard zijn gebleven. Volgens eiseres zijn deze verloren gegaan bij de brand. Verweerder stelt dat eiseres tekortgeschoten is in de op haar rustende plicht zorg te dragen voor een adequate back-up procedure. Eiseres heeft namelijk geen back-up gemaakt die op een externe locatie bewaard is gebleven om te zorgen dat de administratie in geval van bijvoorbeeld brand beschikbaar zou blijven. De gevolgen van de door haar gemaakte keuze moeten volgens verweerder voor risico van eiseres blijven. Verweerder verwijst naar de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (ECLI:NL:RBNHO:2014:4178).

25. Eiseres stelt dat in fiscale zin sprake is van overmacht. De brand en de gevolgen daarvan zijn geheel buiten de invloed (wil) van eiseres om ontstaan. Eiseres verwijst naar de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 28 mei 2015 (ECLI:NL:GHAMS:2015:2650). Bovendien wordt de administratie van eiseres sinds 2011 door de accountant digitaal ingescand, verwerkt en bewaard.

26. Ingevolge artikel 54 van de AWR wordt de administratieplichtige die niet of niet volledig voldoet aan de vordering gegevensdragers of de inhoud daarvan, voor raadpleging beschikbaar te stellen, voor de toepassing van (onder meer) artikel 27e van de AWR geacht niet volledig te hebben voldaan aan een bij of krachtens artikel 52 van de AWR opgelegde verplichting, tenzij aannemelijk is dat de afwezigheid of onvolledigheid van de gegevensdragers of de inhoud daarvan het gevolg is van overmacht. De bewijslast dat sprake is van overmacht rust op eiseres. Bovendien geldt, gelet op het belang van de beschikbaarheid van digitale databestanden voor de controleerbaarheid van een onderneming, dat op eiseres een zorgplicht rust waar het betreft het waarborgen van de beschikbaarheid van tot de administratie te rekenen elektronische informatie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet aan deze zorgplicht voldaan. Verweerder heeft terecht gesteld dat het op de weg van eiseres had gelegen om een back-up van de kassabestanden op een externe locatie te bewaren. De digitale scan van de administratie die zich bij de accountant bevindt is niet op een lijn te stellen met de kassa-bestanden. Het verloren gaan van de kassa-bestanden is dus niet het gevolg van overmacht, maar van de handelwijze van eiseres en komt voor rekening en risico van eiseres.

Omkering van de bewijslast

27. De rechtbank is van oordeel dat eiseres, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet heeft voldaan aan de administratie- en bewaarplicht als bedoeld in artikel 52, eerste en vierde lid van de AWR. Door het ontbreken c.q de onvolledigheid van de kasadministratie, de notities van de kastelling, de audittrail van het kassasysteem, reserveringen, prijsafspraken en de kassabestanden over de periode tot en met [2012 1] is de omzetverantwoording niet (meer) volledig en binnen een redelijke termijn te controleren. De gebreken in de administratie zijn dermate ernstig dat de informatiebeschikking terecht is afgegeven. Bovendien is de daaraan gekoppelde omkering en verzwaring van de bewijslast gerechtvaardigd.

Voorraadopnames, de administratie van eiseres is niet binnen een redelijke termijn controleerbaar, leveringen door V.O.F. [I]

28. Verweerder heeft geconstateerd dat in de gecontroleerde jaren geen voorraadopnames hebben plaatsgevonden en dat er ook geen voorraadlijsten of registraties van afval en/of uitval en eigen gebruik zijn bijgehouden. Daarnaast zijn ongeveer 5.800 boekingen uit de periode [2012 3] tot en met 15 januari 2013 slechts fysiek maar niet digitaal beschikbaar en ontbreekt de vastlegging van de leveringen en de kosten daarvan van babi pangang en bami door de VOF aan eiseres.

29. Eiseres stelt dat een, al dan niet theoretische goederenbeweging, niets toevoegt aan de administratie. Ze verwijst daarbij naar de onder 17. genoemde uitspraak. De voorraadopname per balansdatum vindt plaats op basis van de eerste inkoopgegevens van het nieuwe boekjaar. De 5.800 boekingen kunnen volgens eiseres binnen afzienbare tijd (dat wil zeggen binnen veertien dagen) worden ingeboekt en gecontroleerd. De kosten van de onderlinge leveringen zijn wel verantwoord, maar niet op de juiste plek.

30. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard van de onderneming, voorraadopnames niets toevoegen voor de controleerbaarheid van de administratie. De door eiseres gehanteerde handelwijze volstaat in deze. In zoverre is het beroep gegrond. Anders dan eiseres meent, is een administratie niet binnen afzienbare tijd controleerbaar indien het inboeken en controleren van een beperkt deel daarvan al veertien dagen zou vergen. Daarnaast heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de onderlinge leveringen controleerbaar zijn. De rechtbank ziet, gelet op de omstandigheid dat de bewijslast al vanwege de onder 27. omschreven gebreken wordt omgekeerd, geen aanleiding om eiseres op te dragen de 5.800 boekingen alsnog digitaal aan te leveren en de gegevens omtrent de onderlinge leveringen alsnog te verstrekken.

Conclusie

31. Gelet op hetgeen in punt 12. en 30. is overwogen, dient het beroep gegrond te worden verklaard, voor zover het de onderdelen B. en C. van de informatiebeschikking betreft.

Proceskostenveroordeling

32. Eiseres heeft primair verzocht om vergoeding van de werkelijke kosten van bezwaar en beroep en subsidiair om een forfaitaire kostenvergoeding.

33. Artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Besluit) biedt de mogelijkheid om in bijzondere omstandigheden een integrale proceskostenvergoeding toe te kennen. Voor een dergelijke vergoeding is plaats ingeval een bestuursorgaan een beschikking of uitspraak geeft respectievelijk doet of in rechte handhaaft, terwijl op dat moment duidelijk is dat die beschikking of uitspraak in de daartegen gestelde procedure geen stand zal zouden (vgl. Hoge Raad 13 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA2802). Ook indien verweerder in vergaande mate onzorgvuldig heeft gehandeld, kan sprake zijn van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Besluit (vgl. Hoge Raad 4 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2975).

34. Naar het oordeel van de rechtbank is van bijzondere omstandigheden of vergaande onzorgvuldigheid geen sprake. De rechtbank vindt wel aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.532 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 254, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512 en een wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de zaken van de VOF, [J] BV en de zaak van eiseres samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Besluit. Aan eiseres zal daarom een/derde deel van € 1.532 worden toegekend.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- handhaaft de informatiebeschikking, voor zover het de onderdelen A. en D. tot en met K. met betrekking tot de vennootschapsbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013, de loonheffingen (loonbelasting) over de jaren 2011 tot en met 2013 en de omzetbelasting over de jaren 2011 tot en met 2013 betreft;

- vernietigt de informatiebeschikking voor het overige;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 510,66;

- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 333 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Tikken, voorzitter, mr. A.M.F. Geerling en mr. A.P. Vaatstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.H. Ruis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 2 mei 2019

griffier

voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.