Rechtbank Gelderland, 30-08-2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:5129, AWB - 21 _ 4131
Rechtbank Gelderland, 30-08-2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:5129, AWB - 21 _ 4131
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 30 augustus 2022
- Datum publicatie
- 7 september 2022
- Zaaknummer
- AWB - 21 _ 4131
Inhoudsindicatie
Vennootschapsbelasting. In geschil is of een gemeente vpb-plichtig is voor reclameactiviteiten, die bestaan uit het uitwerken en evalueren van reclamebeleid, het aangaan en uitvoeren van overeenkomsten met reclame-exploitanten en aanverwante werkzaamheden. De rechtbank komt tot het oordeel dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een winststreven. Het beroep is daarom gegrond.
Uitspraak
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 21/4131
in de zaak tussen
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2016 een aanslag (aanslagnummer [aanslagnummer] ) vennootschapsbelasting (Vpb) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 336.934. Tevens is bij beschikking € 18.082 aan belastingrente in rekening gebracht. Gelijktijdig met het opleggen van de aanslag is een verliesbeschikking van € 0 bekend gemaakt.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 29 juni 2021 de aanslag verminderd tot een bedrag berekend naar een belastbaar bedrag van € 239.022. De beschikking belastingrente is dienovereenkomstig verminderd tot € 12.119.
Eiseres heeft daartegen tijdig beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2022.
Namens eiseres zijn verschenen [persoon A] en [persoon C] , bijgestaan door de gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen [persoon D] , [persoon E] en [persoon F] .
Overwegingen
Feiten
1. Op [datum] heeft de gemeenteraad van eiseres de 'Beleidsnota Reclameboodschap' vastgesteld (de beleidsnota). In het daarop betrekking hebbende raadsvoorstel is onder meer het volgende opgenomen:
“(…) 8 Uitvoering en evaluatie
Na vaststelling van deze beleidsnota worden onderwerpen concreet uitgewerkt in deel twee; de Uitwerkingsnota reclame. Op basis hiervan wordt de APV en de Uitwerkingsnota beeldkwaliteit aangepast. Vervolgens zal het beleid geïmplementeerd en gecommuniceerd worden. De aanbesteding van reclamevoorzieningen in de openbare ruimte zal worden voorbereid. Ook willen we de mogelijkheid onderzoeken om het (delen van) operationele reclamemanagement uit te besteden aan een nog op te richten stichting. (…)”
2. In de beleidsnota zijn de visie, doelen en contouren van het reclamebeleid van eiseres beschreven. In de beleidsnota zijn de volgende drie beleidsdoelen geformuleerd:
- -
-
het ter beschikking stellen van vaste reclamevoorzieningen in de openbare ruimte waar verschillende doelgroepen vergunningvrij advertentieruimte kunnen huren;
- -
-
reclame die past bij de stad en geen afbreuk doet aan een schone, hele, veilige, fraaie en duurzame stad;
- -
-
de kosten voor het faciliteren en het verhogen van de kwaliteit te dekken uit de inkomsten uit reclame.
3. De beleidsnota is verder uitgewerkt in de 'Uitwerkingsnota Reclame' (de uitwerkingsnota). In de uitwerkingsnota is onder meer opgenomen:
“(…) Gemeentelijke voorzieningen voor reclame
In <eiseres> is een breed aanbod aan permanente gemeentelijke reclamevoorzieningen beschikbaar. Het huidige bestand aan gemeentelijke voorzieningen is als volgt:
A. Billboards
B. Mupi's
C. Abri's
D. Evenementenborden
E. Lichtmastreclame
F. Kiosken
G. Sanisettes
H. Reclame bij rotondes
I. Vlaggen en banieren
J. Spandoeken
K. Klad en plakplaatsen
L. Plattegrondkasten
M. Infostopzuilen
N. Welkomstborden
O. NEC-borden
Toelichting per voorziening
• De gemeentelijke reclame-voorzieningen A t/m H zijn onder beheer gebracht van reclame-exploitanten. Adverteerders kunnen bij deze exploitanten advertentieruimte huren of gebruik maken van de gratis voorzieningen. Bij een aantal van deze voorzieningen gelden gereduceerde tarieven voor ideële reclame.
• Op een aantal rotondes (H) kunnen borden worden geplaatst met (bij voorkeur lokale) bedrijfsnamen.
(…)
Via de in te richten website worden zenders bij elke voorziening doorverwezen naar de desbetreffende exploitant en/of relevante gebruiksvoorwaarden. (…)”
4. Op grond van artikel 2.1.5.1 van de Algemene plaatselijke verordening van eiseres zoals die gold in 2016 (de APV) is het verboden zonder vergunning van het college voorwerpen of stoffen in, op, aan of boven de weg aan te brengen, te hebben of achter te laten. Op dit verbod zijn in de APV specifieke uitzonderingen gemaakt. Op grond van artikel 4.6.2 van de APV is het verboden voor rechthebbenden of hoofdgebruikers van onroerend goed om zonder vergunning het goed te gebruiken of het gebruik toe te laten voor het maken van handelsreclame met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg of vanaf een andere voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar is. Ook ten aanzien van dit verbod zijn in de APV specifieke uitzonderingen opgenomen.
5. Eiseres heeft voor verschillende typen voorzieningen overeenkomsten gesloten met diverse exploitanten (de exploitanten). Het betreft overeenkomsten met:
- [naam exploitant 1] ( [exploitant 1] ) ten behoeve van de exploitatie van A0-reclamedisplays1, in beginsel voor de periode van 1 januari 2015 tot 31 december 2019;
- -
-
[naam exploitant 2] ( [exploitant 2] ) ten behoeve van de exploitatie van achttien rotondes, in beginsel voor de periode van 1 maart 2015 tot 28 februari 2025;
- -
-
thans [naam exploitant 3] ( [exploitant 3] ) ten behoeve van de exploitatie van lichtmastreclames, in beginsel voor de periode van 1 maart 2015 en tot 28 februari 2025;
- -
-
thans [naam exploitant 4] ( [exploitant 4] ), voorheen [bedrijfsnamen] , ten behoeve van de exploitatie van reclame in abri's2. De overeenkomst is op 17 juni 1999 gesloten en bij addendum van 5 oktober 2010 verlengd tot 31 december 2017;
- thans [naam bedrijf 1] ( [bedrijf 1] ), voorheen [bedrijfsnamen] , ten behoeve van de exploitatie van ca. 200 mupi's3, verlichte affichagezuilen en billboards. De overeenkomst is van 19 december 1990 en geldt voor een periode van twintig jaar, daarna wordt de overeenkomst stilzwijgend verlengd.
6. De overeenkomsten komen erop neer dat de exploitant tegen betaling van een vergoeding het exclusieve recht krijgt om op eigendommen van eiseres (lichtmasten, rotonde, grond) een reclamedrager te plaatsen en te exploiteren. De kosten van de exploitatie van de reclamedragers zijn voor rekening van de exploitanten.
7. De overeenkomst met [exploitant 4] betreft een overeenkomst die is gesloten tussen eiseres, [exploitant 4] en [bedrijf 2] (het gemeentelijke vervoerbedrijf). Op grond van deze overeenkomst stelt eiseres grond ter beschikking en zal [exploitant 4] op die grond op eigen kosten abri’s plaatsen. [exploitant 4] is gerechtigd op de abri’s reclame aan te brengen voor zichzelf of voor van derden. Voor dit recht betaalt [exploitant 4] een vergoeding aan eiseres.
8. Een aantal gemeenteambtenaren van de afdeling Stadsbeheer houdt zich bezig met de werkzaamheden op het gebied van reclame. Het gaat om een beleidsadviseur, een kwaliteitsmedewerker (Reclame en Objectbewegwijzering) en een projectleider, alsmede ambtenaren voor secretariële- en administratieve werkzaamheden. De werkzaamheden van deze gemeenteambtenaren bestaan uit onder meer het uitwerken van het reclamebeleid, alsmede het inzichtelijk maken en evalueren van de consequenties van het gevoerde reclamebeleid, het aangaan en uitvoeren van de overeenkomsten met de reclame-exploitanten, het houden van toezicht op en het controleren van de dienstverlening door de
exploitanten, het beoordelen van aanvragen voor nieuwe lichtmastreclames, het versturen van facturen aan de exploitanten en het houden van toezicht op de betaling ervan, het onderhouden van contacten met de exploitanten over de (tijdelijke) (ver)plaatsing van
reclamedragers en -objecten en het aangaan/ begeleiden van aanbestedingsprocedures.
9. De activiteiten van eiseres zoals hiervoor omschreven worden hierna aangeduid als de reclameactiviteiten.
10. Voor het jaar 2016 heeft eiseres de volgende bedragen van de exploitanten ontvangen:
[exploitant 1] € 135.758
[exploitant 2] € 21.793
[exploitant 3] € 30.585
[exploitant 4] € 65.850
[bedrijf 1] € 80.448
Totaal € 334.434
11. In de bezwaarfase heeft verweerder voor het jaar 2016 een kostenaftrek van € 95.412 toegestaan. Het betreft de volgende posten:
Kostenpost |
Bedrag |
Facturering |
€ 1.080 |
Incidentele verplaatsing bushokjes |
€ 10.000 |
Aanbesteding levering en plaatsing |
€ 12.500 |
Abri's afkoppelen en heraansluiten |
€ 549 |
Af- en heraansluiten abri's |
€ 35.189 |
externe begeleiding aanbesteding abri's |
€ 16.000 |
Haltepalen-/borden plaatsen bushalte |
€ 5.320 |
Klicmeldingen |
€ 66 |
Plaatsen Haltepalen jan/ febr |
€ 2.470 |
Verplaatsen [adresgegevens] |
€ 1.851 |
Advieskosten Dirkzwager ( [bedrijf 1] ) |
€ 699 |
Onderhoudskosten ( [bedrijf 1] ) |
€ 7.816 |
Kosten meldingsformulieren hosting 2016 |
€ 1.600 |
Verkenning Blauw-wit (uren) |
€ 272 |
Totaal |
€ 95.412 |
Geschil
12. In geschil is of de aanslag terecht tot een juist bedrag is opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of eiseres voor toepassing van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 een onderneming drijft waar de reclameactiviteiten deel van uitmaken, dan wel of de voordelen hieruit buiten aanmerking dienen te blijven op grond van een objectvrijstelling.
12. Indien sprake is van een onderneming en de objectvrijstelling niet van toepassing is, dan is de hoogte van de belastbare winst in geschil. In dat verband is in geschil of:
- -
-
de overeenkomsten met de exploitanten, die vóór 1 januari 2016 zijn afgesloten, op de beginbalans moeten worden geactiveerd en de opbrengsten hierop moeten worden afgeboekt; en
- -
-
de reclamedragers, in het bijzonder de lichtmasten, die op 1 januari 2016 in eigendom zijn van eiseres, op de beginbalans moeten worden geactiveerd en hierop kan worden afgeschreven.
Beoordeling van het geschil
Onderneming
14. Van het drijven van een onderneming is sprake als door een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid wordt deelgenomen aan het economische verkeer met het oogmerk daarmee winst te behalen, welke winst ook redelijkerwijs te verwachten valt.4 Indien werkzaamheden moeten worden beschouwd als 'normaal vermogensbeheer’ dan is geen sprake van een onderneming.5 Of sprake is van het drijven van een onderneming dient te worden beoordeeld op het niveau van elke afzonderlijke activiteit. Dat kan alleen indien een zekere mate van zelfstandigheid aan de activiteit kan worden toegekend. Als activiteiten naar hun aard verschillen, maar wel sterk zijn verweven, dan dient een gezamenlijke beoordeling plaats te vinden.6
15. Aan de hand van de feiten en omstandigheden die zijn komen vast te staan, dient de rechtbank een oordeel te geven over de vraag of eiseres een onderneming drijft.7
16. Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat de beoordeling of sprake is van een onderneming dient plaats te vinden ten aanzien van een cluster van activiteiten, namelijk de reclameactiviteiten en de activiteiten met betrekking tot het beheer van de openbare ruimte. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de reclameactiviteiten zelfstandig moeten worden beoordeeld. De reclameactiviteiten en de activiteit 'beheer van de openbare ruimte' zijn naar hun aard geheel verschillende activiteiten die alleen geclusterd kunnen worden indien sprake is van een sterke verwevenheid. Hiervan is volgens verweerder geen sprake.
17. De reclameactiviteiten die in de beoordeling dienen te worden betrokken betreffen alle activiteiten op het gebied van reclame die worden uitgevoerd door de beleidsadviseur, de kwaliteitsmedewerker en de projectleider van de afdeling Stadsbeheer, waaronder het reclamebeleid en de uitvoering daarvan, waarvan de overeenkomsten met de exploitanten ook deel uitmaken. Aan eiseres moet worden toegegeven dat de reclameactiviteiten en het beheer van de openbare ruimte in enige mate met elkaar zijn verweven. Echter, naar het oordeel van de rechtbank is deze verwevenheid niet voldoende om deze activiteiten gezamenlijk in aanmerking te nemen voor de beoordeling of sprake is van een onderneming. Hiervoor is namelijk noodzakelijk dat een nauwe samenhang bestaat tussen de activiteiten.8 De aard van de reclameactiviteiten verschilt echter teveel van de aard van het beheer van de openbare ruimte, om een dergelijke nauwe samenhang aan te nemen.
18. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder echter niet aannemelijk gemaakt dat ten aanzien van de zelfstandig te beoordelen reclameactiviteiten sprake is van een onderneming. De rechtbank licht dit oordeel als volgt toe.
19. Het staat vast dat eiseres op grond van de overeenkomsten met de exploitanten in 2016 een bedrag van € 334.434 heeft ontvangen. In de bezwaarfase is verweerder akkoord gegaan met toerekenbare kosten van € 95.412. In beroep heeft verweerder dit verder niet ter discussie gesteld. In beroep heeft eiseres echter gesteld dat de toerekenbare kosten hoger zijn, en een bedrag van € 368.299 betreffen, waarbij nog geen rekening is gehouden met haar standpunten over de beginbalans en de gevolgen daarvan voor de winstberekening. Het gaat volgens eiseres om uitgaven die zijn gedaan voor de beleidsadviseur, de kwaliteitsmedewerker en de projectleider. Niet in geschil is dat deze medewerkers werkzaamheden hebben verricht in verband met de reclameactiviteiten, zodat de uitgaven die met deze medewerkers verband houden in aanmerking dienen te worden genomen. Deze uitgaven maken ook geen onderdeel uit van de reeds in de bezwaarfase in aanmerking genomen kosten. Eiseres heeft gesteld dat deze uitgaven een bedrag van € 208.7089 betreffen. Verweerder heeft de hoogte hiervan niet weersproken. Eiseres heeft in beroep ook een kostenpost opgevoerd voor de inzet van toezicht en handhaving van € 65.000. De reclameactiviteiten omvatten ook het reclamebeleid. Het reclamebeleid komt, gelet op het raadsvoorstel van [datum] , ook tot uiting in de onder 4. van deze uitspraak vermelde verbodsbepalingen die zijn opgenomen in de APV. Ook heeft eiseres zich jegens de exploitanten ertoe verbonden dat aan hen het exclusieve recht toekomt op het exploiteren van de reclamedragers. Eiseres dient dan ook enige mate van toezicht te houden in de openbare ruimte, om deze exclusiviteit te garanderen, en ervoor te zorgen dat de verbodsbepalingen van de APV worden nageleefd. De rechtbank acht het dan ook aannemelijk dat eiseres uitgaven doet en heeft gedaan voor toezicht en handhaving in verband met de reclameactiviteiten. Verweerder heeft ook niet weersproken dat eiseres dergelijke uitgaven heeft gedaan en ook niet dat hiervan € 65.000 aan de reclameactiviteiten kan worden toegerekend. Omdat verweerder de stellingen van eiseres, dat zij voor de medewerkers en de inzet van toezicht en handhaving kosten van in totaal € 273.708 heeft gemaakt, niet heeft weersproken gaat de rechtbank ervan uit dat de door eiseres gestelde kostenpost van in totaal € 368.299 juist is. Afgezet tegen de opbrengsten van € 334.434 moet worden vastgesteld dat in 2016 geen sprake is van een overschot. Verweerder heeft verder onvoldoende gesteld over de toekomstige jaren, zodat ook niet kan worden geoordeeld dat, ondanks dat in 2016 geen sprake is van een overschot, objectief gezien toch een winst viel te verwachten voor dat jaar. Verweerder heeft daarmee niet aannemelijk gemaakt dat ten aanzien van de reclameactiviteiten sprake is van een winststreven.
20. Omdat de rechtbank tot het oordeel komt dat geen sprake is van een onderneming vanwege het ontbreken van een winststreven, behoeven de overige stellingen van eiseres over het normale vermogensbeheer, de objectvrijstelling en de hoogte van de winst, geen behandeling.
Conclusie
21. Gelet op het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard. Omdat eiseres geen afzonderlijke beroepsgronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente heeft aangevoerd, dient ook het beroep inzake de beschikking belastingrente gegrond te worden verklaard.
22. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.518 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759 en een wegingsfactor 1). Om een vergoeding van de kosten van het bezwaar is niet gevraagd. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
Beslissing
De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep gegrond;
- -
-
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- -
-
vernietigt de aanslag, de beschikking belastingrente en de verliesbeschikking;
- -
-
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.518;
- -
-
gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 360 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Westerbaan, voorzitter, mr. W.W. Monteiro en mr. R. van der Struijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Ketner, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: |
||
griffier |
voorzitter |
|
Afschrift verzonden aan partijen op: |
||
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer). Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze. Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd; 2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. de datum van verzending; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep). |