Rechtbank Haarlem, 21-09-2010, BN7894, AWB 09/6258
Rechtbank Haarlem, 21-09-2010, BN7894, AWB 09/6258
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 21 september 2010
- Datum publicatie
- 30 september 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2010:BN7894
- Zaaknummer
- AWB 09/6258
Inhoudsindicatie
Eiseres, een hofje, zijnde een rijksmonument, verschaft uitsluitend woonruimte aan mensen van 65 jaar en ouder met beperkte financiële middelen. Eiseres is weliswaar een charitatieve doelstelling, maar feitelijk dient eiseres in dit geval niet voor meer dan 50% het algemeen belang en is daarom niet aan te merken als anbi.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Zaaknummer: AWB 09/6258
Uitspraakdatum: 21 september 2010
Uitspraak in het geding tussen
Stichting X, gevestigd te Z, eiseres,
gemachtigde: A
en
de inspecteur van de Belastingdienst/P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Bij beschikking van 25 november 2008 als bedoeld in artikel 6.33, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (wettekst 2008, hierna: de Wet IB 2001) heeft verweerder het verzoek van eiseres om te worden aangemerkt als een instelling als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, van dat artikel (hierna: anbi), afgewezen.
1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 18 november 2009 de beschikking gehandhaafd.
1.3. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Eiseres heeft de gronden ingediend bij brief van 20 januari 2010, ingekomen bij de rechtbank op 21 januari 2010.
1.4. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2010. Eiseres is daar vertegenwoordigd door haar bestuursleden B en C, bijgestaan door de gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen D, E en F.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Eiseres is een stichting opgericht op (datum) 1979. In de akte van oprichting is - voor zover van belang - het volgende opgenomen:
“In het jaar zestienhonderd veertig hebben de heer G én diens echtgenote mevrouw H een vermogen afgezonderd om daarmee een huis en erf in de a-straat aan te kopen, teneinde daarop enige woningen te bouwen voor vrouwen van de I-Gemeente te Z.
Het beheer over de onroerende goederen en het vermogen werd opgedragen aan regenten,
(…) De regenten van het hofje hebben het afgescheiden vermogen steeds beschouwd als een rechtspersoonlijkheid bezittend fonds, te weten een stichting.
(…) De comparant (…) verklaart voorts dat hij - mede gelet op de gewijzigde wettelijke bepalingen – bij deze de thans vigerende statuten van deze stichting in een akte wenst neer te leggen – en voor zover nodig – een stichting op te richten, aan welke stichting bij deze voor zover nodig alle rechten en verplichtingen worden overgedragen (…).
Doel
Artikel 2
1. De stichting heeft ten doel het verschaffen van een woongemeenschap aan vrouwelijke leden van de I-Gemeente te Z van veertig jaar of ouder, die over weinig of geen middelen beschikken.
2. Zij tracht dit doel te bereiken door het stichten en onderhouden van één of meer complexen met zelfstandige wooneenheden.
3. Wanneer de leefbaarheid van een complex in het gedrang dreigt te komen doordat een of meerdere wooneenheden langere tijd leegstaan kunnen ook andere dames worden toegelaten, mits zij de protestants christelijke beginselen zijn toegedaan.
Vermogen
Artikel 3
Het vermogen van de stichting wordt gevormd door:
- het door de heer G én zijn echtgenote, mevrouw H afgezonderde vermogen;
- hetgeen de stichting door erfstelling, legaat, schenking of op enigerlei andere wijze verkrijgt.”
2.2. In het Beleidsplan van 22 december 2008 is - voor zover van belang - het volgende opgenomen:
“Doel
De stichting heeft als doel om in de beslotenheid van een hofje huisvesting te bieden aan oudere vrouwen, die zelf over weinig materiële middelen beschikken.
Beleid
De stichting streeft er naar om het hofje met huisjes en een binnentuin op de locatie a-straat 1 te Z tot in lengte van jaren in goede staat te houden en er een plezierige woonomgeving te bieden voor zijn bewoonsters.
Daartoe kent het beleidsplan van de stichting de onderstaande punten.
- Het stichtingsbestuur zorgt voor goed, preventief en correctief, onderhoud van de gebouwen om het nog zeer lange tijd te laten functioneren in de huidige vorm. De stichting is daarbij attent op veranderende omstandigheden, onder meer door de verbouw en bouw van andere panden in de buurt.
- Het stichtingsbestuur selecteert met zorg nieuwe bewoonsters en onderhoudt goede contacten met de bewoonsters en de opzichteres om te waken over de goede woonomgeving voor de bewoonsters.
- Het stichtingsbestuur streeft er naar om de stijging van de maandelijkse bijdragen van de bewoonsters te beperken tot ongeveer de inflatie.
- Het stichtingsbestuur beheert het vermogen prudent en zorgvuldig.
- Het stichtingsbestuur onderhoudt goede contacten met de I-Gemeente te Z, andere stichtingen in Z en derden, die van betekenis zijn of kunnen zijn voor de stichting.”
2.3. De huidige huisjes dateren uit 1892 en worden bewoond door 14 bewoonsters en één opzichteres. Het hofje wordt bestuurd door een college van regenten en regentessen. De huidige minimum leeftijdgrens voor toelating van de bewoonsters is in afwijking van de statuten in de loop van de tijd opgeschoven naar de AOW-gerechtigde leeftijd. Er worden ook andere dan uitsluitend doopsgezinde vrouwen toegelaten als bewoonster. De voorwaarde dat het moet gaan om vrouwen die over weinig of geen middelen beschikken, is gehandhaafd.
2.4. De bewoonsters betalen geen huur, maar een bijdrage die onder meer wordt gebruikt ter dekking van de kosten van energie, water en gemeentelijke heffingen. In 2008 hebben de bewoonsters in totaal € 26.240 bijgedragen. De opbrengsten van eiseres bestaan naast de bijdrage van de bewoonsters uit subsidies, erfstellingen en donaties. De kosten die eiseres in 2008 in totaal heeft gemaakt bedragen € 113.636, waarvan € 77.025 aan groot onderhoud en € 36.611 aan andere kosten, waaronder klein onderhoud, energie en belastingen. Het resultaat over 2008 bedroeg negatief € 187.426 (2007: negatief € 16.367)
2.5. In het hofje wordt geen specifieke zorg aangeboden. Er is wel een alarmsysteem en de opzichteres heeft een toezichthoudende taak.
2.6. Het hofje is niet vrij toegankelijk, maar is wel op aanvraag te bezoeken en opengesteld op de “Open Monumentendagen”.
3. Geschil
3.1. In geschil is of eiseres, zoals zij stelt, kan worden aangemerkt als anbi. In dit kader is in het bijzonder in geschil in hoeverre eiseres haar activiteiten verricht in het algemeen belang. Verweerder heeft de standpunten van eiseres gemotiveerd bestreden en is van mening dat eiseres niet als anbi kan worden aangemerkt.
3.2. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en wijziging van de beschikking in die zin dat eiseres met ingang van 1 januari 2008 wordt aangemerkt als anbi. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Ingevolge artikel 6.33, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet IB 2001 wordt, voor zover hier van belang, onder “instellingen” verstaan door de inspecteur als zodanig aangemerkte kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke of het algemeen nut beogende instellingen.
4.2. Ingevolge artikel 41a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (wettekst 2008, hierna: de Uitvoeringsregeling) wordt, voor zover hier van belang, een algemeen nut beogende instelling door de inspecteur aangemerkt als een instelling als bedoeld in artikel 6.33, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet IB 2001, indien en zolang uit de regelgeving van de instelling en de feitelijke werkzaamheid blijkt dat de instelling het algemeen belang dient.
4.3. Volgens vaste jurisprudentie inzake de tot 1 januari 2010 geldende regelgeving is een instelling dienstbaar aan het algemeen belang indien de werkzaamheden van die instelling rechtstreeks erop zijn gericht voor ten minste 50% enig algemeen belang te dienen (vergelijk Hoge Raad 13 juli 1994, nr. 29 936, LJN ZC5717, en Hoge Raad 12 mei 2006, nr. 40 684, LJN AT8202).
4.4. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat zij zowel statutair als feitelijk voorziet in de woonbehoefte van dames met weinig of geen middelen en zij daarmee voor ten minste 50% het algemeen belang dient. Verweerder heeft in dat verband gesteld dat eiseres met het verhuren van de woningen primair het particuliere belang van de bewoonsters behartigt.
4.5. Tussen partijen is niet in geschil dat de bewoonsters geen huur betalen, maar voornamelijk een bijdrage zijn verschuldigd in de kosten van gas, water, elektriciteit en telefoon en dat aldus van een commerciële exploitatie van onroerend goed geen sprake is. Dat is een gevolg van de van oudsher bestaande ideële doelstelling van eiseres om tegen geringe kosten een woongemeenschap te verschaffen aan vrouwen die beschikken over weinig of geen middelen. Dat betekent dat eiseres voor de instandhouding van het hofje grotendeels afhankelijk is van het oorspronkelijk ingebrachte vermogen, de rendementen daaruit en van subsidies, erfstellingen en donaties. Vast staat dan ook dat eiseres het hofje structureel verliesgevend exploiteert en zij zonder donaties en dergelijke op haar vermogen inteert. Met het op zodanige basis ter beschikking stellen van woonruimte aan minvermogenden uit de samenleving, heeft eiseres een charitatieve doelstelling waarmee eiseres in beginsel in overwegende mate het algemeen belang dient zodat zij als algemeen nut beogende instelling in de zin van artikel 6.33 Wet IB 2001 zou kunnen worden aangemerkt. Dat mede het particuliere belang van de bewoonsters wordt gediend kan daar onder de gegeven omstandigheden niet aan afdoen, omdat geen sprake is van een situatie waarin de bewoonsters de stichting voor hun eigen belang hebben opgericht dan wel de stichting in wezen zelf besturen of daar overwegende invloed in hebben om daar eigen belangen mee te dienen.
4.6. Uit de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting is echter gebleken dat de verhuur niet langer geschiedt aan de in de statuten genoemde doelgroep. Immers alle bewoonsters zijn ouder dan 65 jaar en genieten een uitkering krachtens de Algemene ouderdomswet (hierna: AOW) . Zonder bijkomende omstandigheden is niet aannemelijk dat een AOW-gerechtigde over zodanig weinig of geen middelen beschikt en aldus als meer of minder armlastig moet worden beschouwd, dat hij in de huidige maatschappelijke omstandigheden niet zelf voor huisvesting zou kunnen zorgen. De rechtbank weegt in dit oordeel mee dat eiseres geen diepgaand onderzoek verricht naar de financiële omstandigheden van potentiële bewoonsters en voorts dat vele AOW-gerechtigden, ook zonder aanvullend pensioen, in het algemeen, al dan niet met huurtoeslag, in staat zijn afdoende woonruimte te huren van niet-ideële commerciële bedrijven of woningcorporaties.
Aldus verschaft eiseres niet langer een woongemeenschap aan de in de statuten opgenomen doelgroep, is in wezen geen sprake meer van charitas en dient eiseres op die grond niet voor meer dan 50% enig algemeen belang in de zin van artikel 6.33 Wet IB 2001.
4.7. Eiseres heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat zij het hofje als rijksmonument met haar feitelijke werkzaamheden als cultuurhistorisch erfgoed in stand houdt en daarom als anbi in de zin van artikel 6.33 Wet IB 2001 moet worden beschouwd.
Dit standpunt van eiseres miskent echter enerzijds dat zij niet voldoet aan artikel 41a, eerste lid, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling waarin is opgenomen dat uit de regelgeving van de instelling moet blijken dat de instelling het algemeen belang dient, omdat dit doel niet in de statuten is opgenomen. Anderzijds kan ook uit de feitelijke werkzaamheden niet worden afgeleid dat eiseres met de instandhoudingsdoelstelling het algemeen belang dient. Het hofje is immers slechts op afspraak te bezichtigen en wordt verder slechts een enkele maal voor publiek opengesteld. Daarmee is feitelijk geen sprake van een culturele doelstelling, omdat het enkel in stand houden, zonder afdoende toegankelijkheid, niet voldoende is om te voldoen aan het wettelijk begrip algemeen nut. De feitelijke werkzaamheden tot instandhouding van het hofje als rijksmonument zijn er derhalve evenmin op gericht rechtstreeks voor ten minste 50% enig algemeen belang te dienen als bedoeld in artikel 6:33 Wet IB 2001.
4.8. Meer subsidiair heeft eiseres gesteld dat verweerder heeft gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel nu ten minste vijf hofjes te Z, die zich in een vergelijkbare positie bevinden als eiseres, wel de anbi-status hebben verkregen.
Voor een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel is nodig dat sprake is van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen die veroorzaakt wordt door begunstigend of wetsinterpreterend beleid, een begunstigend oogmerk dan wel doordat in een meerderheid van de gevallen een juiste wetstoepassing achterwege is gebleven, en bovendien voor deze ongelijke behandeling geen rechtvaardiging is.
Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank terecht betoogd dat van strijd met het gelijkheidsbeginsel geen sprake is reeds omdat de vijf andere hofjes in het licht van toepassing van de regeling niet gelijk zijn. De statutaire doelstelling en feitelijke werkzaamheden wijken af van die van eiseres. De statutaire doelstelling is, zo heeft verweerder onbestreden gesteld, in voornoemde gevallen, anders dan in het geval van eiseres, het in stand houden van het hofje, zijnde een rijksmonument en daarop zijn de feitelijke werkzaamheden ook gericht. De betreffende hofjes zijn publiek toegankelijk. Dat de oorspronkelijke doelstelling wellicht vergelijkbaar was en dat ook bij de andere hofjes nog immer uitsluitend aan dames (of heren) vanaf een bepaalde leeftijd de mogelijkheid wordt geboden tot bewoning van een huisje doet aan dat oordeel niet af.
De stelling van eiseres dat zij zich desalniettemin in een vergelijkbare positie bevindt als de vijf andere hofjes aangezien ook haar feitelijke werkzaamheden erop zijn gericht het hofje in stand te houden en de bewoning en de bijdrage van de bewoonsters dat doel slechts ondersteunen, faalt gezien het onder 4.7 overwogene.
4.9. Eiseres heeft voorts nog gewezen op een brief van 28 mei 1984 van de inspecteur der registratie en successie waaruit blijkt dat zij is gerangschikt onder de rechtspersonen, als bedoeld in artikel 24, I, alinea 4, van de Successiewet 1956 welke uitsluitend of nagenoeg uitsluitend een algemeen maatschappelijk belang beogen en dat zij daarmee als anbi is aangemerkt. Dat beroep op opgewekt vertrouwen, kan de rechtbank evenmin volgen. Met ingang van 1 januari 2008 is de wetgeving met betrekking tot algemeen nut beogende instellingen gewijzigd. De wetgever heeft beoogd dat sedertdien alle instellingen (opnieuw) worden getoetst aan de voorwaarden die aan toekenning van de anbi-status zijn verbonden, met voorbij gaan aan in het verleden - voor 1 januari 2008 - genomen beslissingen omtrent rangschikking als anbi voor belastingheffing.
4.10. Het vorenoverwogene leidt tot het oordeel dat verweerder eiseres terecht niet heeft aangemerkt als anbi in de zin van artikel 6.33, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet IB 2001. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. T.A. de Hek , voorzitter, mr. R.H.M. Bruin en mr. C.M. van Wechem, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.H. Ruis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 september 2010.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.