Home

Rechtbank Haarlem, 15-12-2011, BV0012, 09/3027

Rechtbank Haarlem, 15-12-2011, BV0012, 09/3027

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
15 december 2011
Datum publicatie
3 januari 2012
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2011:BV0012
Formele relaties
Zaaknummer
09/3027

Inhoudsindicatie

BPM. Actiemodellen kunnen niet worden aangemerkt als afzonderlijke categorie waarvoor de importeur een afzonderlijke catalogusprijs kon vaststellen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Zaaknummer: AWB 09/3027

Uitspraakdatum: 15 december 2011

Uitspraak in het geding tussen

[X] BV, gevestigd te [Z], eiseres,

gemachtigde: mr. G.G.M. Kortenaar,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/[P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 8 maart 2007 over het tijdvak 1 mei 2004 tot en met 31 augustus 2004 een naheffingsaanslag belasting van personenauto's en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd ten bedrage van € 1.327.647 (hierna: de naheffingsaanslag). Bij beschikking is voorts € 129.441 heffingsrente berekend.

1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 mei 2009 de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.3. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 november 2011. Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde, bijgestaan door mr. B. Cubuk. Namens verweerder zijn verschenen mr. H.A. Sleurink en drs. W.D.M. Beelen. Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en elkaar.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.1. Eiseres (in 2004 nog genaamd: “[BEDRIJF A] BV”) is importeur van personenauto’s in Nederland. In de periode 1 mei 2004 tot en met 31 augustus 2004 heeft eiseres een campagne gehouden onder de naam “[NAAM]”. Bij aankoop van een auto van het merk [MERK] (hierna: het actiemodel) in de genoemde periode ontving de koper tevens een LG LCD-televisie met een beeldscherm van 66 cm (hierna: de tv). De tv werd geleverd tegelijk met of na de levering van het actiemodel aan de klant. De campagne gold voor actiemodellen die van 1 mei 2004 tot en met 31 augustus 2004 werden verkocht en geregistreerd. Het was mogelijk om elk model auto, behoudens die, die onder een andere actie vielen, van het merk [MERK] te kopen met een tv. Eiseres heeft in voornoemde periode 1930 actiemodellen geleverd met een tv.

2.1.2. Voor verkopen van auto’s uit de dealervoorraad moest de dealer een verzoek tot herfacturering aan eiseres sturen. De herfacturering voor de auto’s uit de dealervoorraad was nodig omdat deze auto’s in de administratie als actiemodel moesten worden opgenomen.

2.2.1. De consumentenadviesprijs van de tv was € 2.499 (inclusief btw). De consumentenadviesprijs van de kale auto werd voor elk model verlaagd met dit bedrag. De prijs van het actiemodel en de tv gezamenlijk was gelijk aan de consumentenadviesprijs van het reguliere model van het merk [MERK]. Aan de klant werd één factuur verzonden waarop het actiemodel en de tv als twee aparte leveringen werden vermeld.

2.2.2. De actie was uitsluitend van toepassing op de combinatie van een actiemodel en een tv. Het was niet mogelijk om een korting op de prijs voor een regulier (niet-actie) model te krijgen ter waarde van de prijs van de tv. Ook kon de tv niet afzonderlijk worden aangeschaft.

2.3.1. De actiemodellen werden voorzien van een tweetal speciale badges die werden aangebracht onder de zijknipperlichten van de auto. De badge bestond uit het woord [...] met daarboven een tweetal symbolen van een televisiescherm. De afmeting van de badge was ongeveer 10 x 7,5 cm. De aanpassing van de reguliere modellen tot actiemodel werd uitgevoerd door eiseres. Alleen bij auto’s die reeds op voorraad bij de dealer aanwezig waren, werd de aanpassing door de dealer uitgevoerd.

2.3.2. In de administratie en de prijslijsten van eiseres kregen alle actiemodellen aparte “packcodes”. Deze codes waren gebaseerd op de verschillen in specificaties.

2.4. De actie gold ook voor leasemaatschappijen. Gezien de bedrijfsvoering van de leasemaatschappijen kon de leaserijder in afwijking van de standaardactie een tv ontvangen met een kleiner beeldscherm ter waarde van € 615 exclusief btw. Bij deze auto’s werd de reguliere consumentenadviesprijs niet aangepast.

2.5. Op 17 maart 2005 heeft verweerder een boekenonderzoek bij eiseres ingesteld, waarbij de aanvaardbaarheid van de aangiften BPM in 2004 voor bovengenoemde actiemodellen is onderzocht. De bevindingen van het boekenonderzoek zijn neergelegd in een rapport van 8 februari 2007. Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft verweerder de genoemde naheffingsaanslag BPM opgelegd.

3. Geschil en standpunten van partijen

3.1. Tussen partijen is primair in geschil of de actiemodellen voor de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: Wet BPM) moeten worden aangemerkt als een afzonderlijke categorie waarvoor de importeur een afzonderlijke catalogusprijs kon vaststellen. Indien deze vraag ontkennend beantwoord wordt, is subsidiair in geschil of de maatstaf van heffing door vergelijking dient te worden bepaald.

3.2. Eiseres stelt primair dat de actiemodellen moeten worden aangemerkt als een afzonderlijke categorie. In dit kader stelt eiseres dat de actiemodellen voorzien werden van twee speciale badges en dat de actiemodellen in de administratie en prijslijsten aparte “packcodes” hebben gekregen. Subsidiair stelt eiseres dat er in de actieperiode geen geldige catalogusprijs in de zin van de Wet BPM was en dat de maatstaf van heffing moet worden bepaald door vergelijking. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag. Voorts verzoekt eiseres om vergoeding van de proceskosten in de beroepsfase.

3.3. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

3.4. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken en het aangehechte proces-verbaal.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Ingevolge artikel 9, vierde lid, van de Wet BPM wordt onder de catalogusprijs verstaan de in Nederland door de fabrikant of importeur aan wederverkopers kenbaar gemaakte prijs welke naar zijn inzicht bij de verkoop aan de uiteindelijke afnemer valt te berekenen. In die geadviseerde verkoopprijs is de BPM zelf niet begrepen. Is een zodanige prijs niet bekend, dan wordt hij door vergelijking bepaald.

4.2. In het arrest van 11 februari 2005, nr. 39676, LJN AS5796, heeft de Hoge Raad het volgende overwogen:

3.5.2. De Wet voorziet niet in de mogelijkheid dat voor één en dezelfde auto verschillende catalogusprijzen zouden kunnen gelden, afhankelijk van de hoedanigheid van de uiteindelijke afnemer. De in de Wet gegeven definitie van catalogusprijs staat echter niet in de weg aan het aanvaarden van de mogelijkheid dat als - bekende - catalogusprijs kan gelden een prijs die wordt geadviseerd voor submodellen - in casu de lesauto's - die exclusief aan een bepaalde groep afnemers worden aangeboden, mits de geadviseerde verkoopprijs betrekking heeft op auto's die zich door hun objectieve kenmerken laten onderscheiden als een afzonderlijke categorie. Indien dat het geval is, kan de aan wederverkopers kenbaar gemaakte geadviseerde verkoopprijs voor die auto's gelden als een - afzonderlijke - catalogusprijs. Voor het Hof was niet in geschil dat gezien de hiervóór in 3.1.3 vermelde feiten die voorwaarde in het onderhavige geval werd vervuld ten aanzien van de lesauto's. Middel 1 slaagt derhalve in zoverre. Middel 2 behoeft geen verdere behandeling, en evenmin middel 3.

4.3. In het besluit van de minister van Financiën van 12 september 2006, nr. CCP2006/1980M, Stcrt. 2006, 185, VN 2006/53.23 (hierna: de leidraad BPM 2006) is in paragraaf 6.2.1 - voor zover van belang - het volgende vermeld:

Een importeur kan een aparte catalogusprijs vaststellen voor motorrijtuigen die op een gering onderdeel afwijken van het gangbare assortiment, mits dit maar voor een ieder kenbaar is en gelijkelijk geldt.

4.4.1. Eiseres stelt primair dat de actiemodellen moeten worden aangemerkt als afzonderlijke categorie en verwijst naar het onder 4.2 genoemde arrest en de leidraad BPM. De actiemodellen waren voorzien van twee badges, die werden aangebracht onder de zijknipperlichten van de auto. Deze badges waren bestemd voor duurzame bevestiging en konden niet worden verwijderd zonder de lak van de auto te beschadigen. De aparte “packcodes” die de actiemodellen kregen in de administratie en de prijslijsten, maken het beeld compleet. Door deze “packcodes” waren de auto’s te volgen in de systemen van eiseres. Nu in de Leidraad BPM 2006 is opgenomen dat een geringe afwijking al voldoende is om van een aparte categorie te kunnen spreken, volgt uit voorgaande dat de actiemodellen moeten worden aangemerkt als afzonderlijke categorie, aldus eiseres.

4.4.2. Verweerder heeft het primaire standpunt van eiseres weersproken en stelt zich op het standpunt dat door het opnemen in de Leidraad BPM 2006 dat geringe afwijkingen van het gangbare assortiment kunnen leiden tot een afzonderlijke categorie, invulling wordt gegeven aan het onder 4.2 genoemde arrest. Met geringe afwijkingen worden bedoeld de afwijkingen die de lesauto’s hadden in voornoemd arrest. Van een dergelijke afwijking is in casu geen sprake. De onderhavige badges zijn eenvoudig met een betaalpas of creditcard van de actiemodellen af te halen zonder de lak van de auto’s te beschadigen. De badges en aparte “packcodes” zijn niet voldoende om de actiemodellen te kunnen aanmerken als afzonderlijke categorie, aldus verweerder.

4.5.1. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een afzonderlijke categorie en overweegt hiertoe het volgende. Tussen partijen is niet in geschil dat de actiemodellen zowel zichtbaar - door middel van badges - als onzichtbaar - door middel van aparte “packcodes” - verschillen van de niet-actiemodellen. In de Leidraad BPM 2006 is vermeld dat geringe afwijkingen van het gangbare assortiment kunnen leiden tot een afzonderlijke categorie. Uit het onder 4.2 genoemde arrest volgt dat onder geringe afwijkingen moeten worden verstaan auto's die zich door hun objectieve kenmerken laten onderscheiden van het gangbare assortiment. De badges in combinatie met de andere “packcodes” kunnen niet worden aangemerkt als dergelijke objectieve kenmerken. De badges en “packcodes” onderscheiden de actiemodellen onvoldoende van de niet-actiemodellen voor wat betreft de technische specificaties en de uiterlijke verschijningsvorm. De tv wordt niet ingebouwd in het actiemodel en de actiemodellen en de reguliere modellen zijn ook overigens technisch gezien identiek; er is geen sprake van een afzonderlijk submodel. Voorts hebben de badges geen invloed op het functioneren van de auto en leiden de badges - nu de importeur de prijzen niet heeft verlaagd - niet tot verlaging van de prijzen van tweedehands auto’s. Gelet op de kleurstelling en vorm vallen de badges voorts niet dusdanig op dat een doorsnee koper daaraan veel waarde zal hechten.

4.5.2. Eiseres stelt zich voorts op het standpunt dat zij door verlaging van de netto catalogusprijs officieel een aparte categorie had kunnen vaststellen. Aangezien eiseres haar standpunt baseert op een fictieve situatie, gaat de rechtbank voorbij aan dit standpunt. Eiseres kan niet de BPM-gevolgen claimen van een keuze die zij om haar moverende redenen niet heeft gemaakt.

4.6. Eiseres stelt zich subsidiair op het standpunt dat de maatstaf van heffing moet worden bepaald door vergelijking. Op grond van artikel 9, vierde lid, van de Wet BPM wordt de prijs door vergelijking bepaald als er geen catalogusprijs bekend is. Uit het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het primaire standpunt van eiseres volgt echter dat nu er geen sprake is van een afzonderlijke categorie er in het onderhavige geval wel degelijk een catalogusprijs bekend was, namelijk die van de reguliere (niet-actie) modellen. Het subsidiaire standpunt van eiseres faalt derhalve.

4.7. Eiseres heeft geen afzonderlijke grieven aangevoerd tegen de beschikking heffingsrente. Nu de grieven tegen de naheffingsaanslag BPM geen doel treffen, dient ook het beroep tegen de beschikking heffingsrente ongegrond te worden verklaard.

4.8. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van Dongen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Plesman-Jalink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 december 2011.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.