Rechtbank Haarlem, 02-03-2012, BV9441, 11/3361
Rechtbank Haarlem, 02-03-2012, BV9441, 11/3361
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 2 maart 2012
- Datum publicatie
- 21 maart 2012
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2012:BV9441
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2013:4112, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 11/3361
Inhoudsindicatie
Douane. De inspecteur erkent dat de douaneautoriteiten zich hebben vergist. Er kon wel achteraf worden geboekt omdat eiseres deze vergissing had kunnen ontdekken. Zij kan geen gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen aan afgeleide bronnen, zoals in dit geval de tariefinformatie Sagitta.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer
Zaaknummer: AWB 11/3361
Uitspraakdatum: 2 maart 2012
Uitspraak in het geding tussen
[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,
gemachtigde: J.F.W. van de Zand,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/[P], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres op 17 januari 2011 een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) uitgereikt tot betaling van € 17.990 aan douanerechten.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 16 mei 2011 de utb gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 februari 2012.
Gemachtigde van eiseres is daar verschenen. Namens verweerder zijn verschenen
mr. B.C. Brouwer en P.R.J. van Duijnen.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
Eiseres heeft op 8 en 31 mei 2007 telkens twee aangiften gedaan voor het brengen in het vrije verkeer van vrachtauto’s van het merk Man uit Israël. Bij de aangiften werden telkens certificaten inzake goederenverkeer EUR 1 (hierna: EUR 1’s) overgelegd, waarop telkens als land van oorsprong Nederland stond vermeld. Eiseres heeft de aangiften ingediend met behulp van het geautomatiseerde systeem “Sagitta” en daarbij onder andere de codes 300 en 040 waarmee tariefpreferentie wordt aangevraagd ingevuld. Deze tariefpreferentie is aan eiseres verleend. Verweerder heeft bij eiseres een controle na de invoer ingesteld en onder andere de bovengenoemde aangiften gecontroleerd. Van deze controle is een controlerapport met datum 21 mei 2008 opgesteld waarin de volgende passage is opgenomen:
“2.1 Land van oorsprong
Ik heb vastgesteld dat met name bij de invoer van gebruikte vervoermiddelen een onjuist land van oorsprong (NL) vermeld wordt in de aangifte ten invoer. Blijkens de Eur-certificaten dient het land van oorsprong een andere lidstaat te zijn (DE of SE). Dit heeft geen verdere fiscale of niet-fiscale gevolgen.”
Eiseres heeft in de periode van 18 januari 2008 tot en met 4 juni 2008 vijf aangiften gedaan voor het brengen in het vrije verkeer van vrachtauto’s van het merk Daf uit Israël. Daarbij werden EUR 1’s met de nummers [NUMMER A], [NUMMER B], [NUMMER C], [NUMMER D] en [NUMMER E] overgelegd, waarop telkens als land van oorsprong Nederland stond vermeld. Eiseres heeft de aangiften ingediend met behulp van het geautomatiseerde systeem “Sagitta” en daarbij onder andere de codes 300 en 040 waarmee tariefpreferentie wordt aangevraagd ingevuld. Deze tariefpreferentie is aan eiseres verleend. Verweerder heeft bij eiseres een controle na de invoer ingesteld en onder andere de bovengenoemde aangiften gecontroleerd. Van deze controle is een controlerapport met datum 4 juni 2009 opgesteld. Ook in dit controlerapport is geconstateerd dat de oorsprong van de goederen zoals deze zijn vermeld in de laatstgenoemde invoeraangiften conform is. In het controlerapport is voorts onder punt 4.3 ten aanzien van de aangiften een voorbehoud gemaakt. De opheffing van het voorbehoud is afhankelijk van het nader onderzoek door de afdeling oorsprongszaken van de Belastingdienst/Douane Noord/Kantoor Nijmegen.
Verweerder heeft naar aanleiding van laatstgenoemde controle na tussenkomst van het Landelijk Team Oorsprongszaken van de douane Nijmegen geconstateerd dat voor de onderhavige aangiften de preferentie ten onrechte was verleend en het wettelijk verschuldigde bedrag achteraf geboekt. In de utb is de volgende passage opgenomen:
“Op grond van artikel 16, lid 1, van het protocol nr. 4 bij de Euro-mediterrane overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Israël betreffende definitie van het begrip “producten van oorsprong” en de methoden van adminstratieve samenwerking, laatstelijk gewijzigd bij het Besluit van de associatieraad EU-Israël van 22 december 2005, nr. 2/2005 (Pb. EG 2006, L20), komen goederen van oorsprong Nederland niet in aanmerking voor het verlenen van preferentie bij wederinvoer in de EU zoals op de afgegeven certificaten inzake goederenverkeer EUR. 1 werd vermeld.
Deze vaststelling leidt er toe dat de bij de aangiften ten invoer overgelegde certificaten inzake goederenverkeer EUR. 1 met de nummers zoals vermeld in bijlage 1 niet kunnen worden aanvaard en de destijds verleende tariefpreferentie op basis van deze certificaten niet in stand kan blijven.”
3. Geschil en standpunten van partijen
Eiseres is van mening dat de in geding zijnde rechten bij invoer niet achteraf hadden mogen worden geboekt, omdat de Israëlische en Nederlandse douaneautoriteiten zich hebben vergist en zij de vergissing redelijkerwijs niet had kunnen ontdekken. Eiseres beroept zich hierbij op het geautomatiseerde aangiftesysteem “Sagitta”, waarin tariefinformatie is opgenomen waarop eiseres heeft vertrouwd. Het aangiftesysteem staat niet toe dat preferentie wordt toegekend wanneer dat volgens de geldende wetgeving niet mogelijk is. Er volgt dan een foutcode. Bij de data-invoer “Nederland” “Israël” in het aangiftesysteem volgt deze foutcode niet. Eiseres is hierdoor misleid.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de utb.
Verweerder erkent dat de Israëlische en Nederlandse douaneautoriteiten zich hebben vergist, maar stelt zich op het standpunt dat eiseres de vergissing redelijkerwijs had kunnen ontdekken en zij daarom geen beroep kan doen op artikel 220, tweede lid, sub b, van het Communautair douanewetboek (hierna: CDW). De tariefinformatie in het aangiftesysteem “Sagitta” is slechts een indicatieve ondersteuning op het punt van het tarief en laat onverlet dat eiseres de wet- en regelgeving dient te raadplegen, hetgeen van een douane-expediteur ook verwacht mag worden. Voorts beroept verweerder zich op de uitspraak van de Hoge Raad van 8 augustus 2008, LJN BA3303, waarin de Hoge Raad in punt 3.3.3 onder andere constateert dat in een geval waarin de autoriteiten van Israël certificaten EUR 1 afgeven, waarop een ander land is vermeld dan het eigen land waarvoor het preferentiële tarief van toepassing is, de vergissing van de autoriteiten van Israël zonder meer kenbaar en redelijkerwijs te ontdekken was.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
Boeking achteraf
Op grond van artikel 220, tweede lid, sub b, van het CDW kan niet achteraf worden geboekt indien het wettelijk verschuldigde bedrag niet is geboekt ten gevolge van een vergissing van de douaneautoriteiten zelf, die de te goeder trouw zijnde douaneschuldenaar redelijkerwijs niet kon ontdekken en deze heeft voldaan aan alle voorschriften inzake de douaneaangifte.
Niet in geschil is dat ten onrechte bij de aangifte de tariefpreferentie is aangevraagd en dat het wettelijk verschuldigde bedrag niet is geboekt ten gevolge van een vergissing van de douaneautoriteiten.
Het beroep van eiseres op het feit dat zij de vergissing van de douaneautoriteiten redelijkerwijs niet heeft kunnen ontdekken omdat zij heeft vertouwd op de EUR 1’s en op de tariefinformatie in het douaneaangiftesysteem “Sagitta”, waardoor zij is misleid omdat dit systeem geen foutmelding gaf, kan niet slagen. De rechtbank motiveert dit als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna HvJ EU) dienen alle omstandigheden van het geval concreet te worden beoordeeld, om te beslissen of een vergissing door de betrokken ondernemer al dan niet kon worden ontdekt. Daarbij moet onder meer rekening worden gehouden met de precieze aard van de vergissing, de beroepservaring van de ondernemer en de mate van de door hem betrachte zorgvuldigheid. Ter beoordeling van de aard van de vergissing moet telkens worden nagegaan of de betrokken regeling ingewikkeld is of integendeel zo eenvoudig dat bij onderzoek van de feiten een vergissing gemakkelijk kon worden ontdekt. Met betrekking tot de beroepservaring van de ondernemer moet worden nagegaan of hij beroepsmatig voornamelijk op het gebied van de in- en uitvoer werkzaam is en of hij al een zekere ervaring heeft met de handel in de betrokken goederen, in het bijzonder of hij in het verleden al dergelijke transacties heeft verricht, waarbij de douanerechten wèl correct waren berekend (HvJ EU, arrest van 26 juni 1990, Deutsche Fernsprecher, C-64/89, Jurispr. I-2535). Wat betreft de zorgvuldigheid van de belastingschuldige – het derde element dat van belang is bij de beoordeling van het redelijkerwijs niet kunnen ontdekken van de vergissing – stelt het HvJ EU met name als het gaat om professionele marktdeelnemers, dat deze zich door lezing van het Publicatieblad op de hoogte stellen van de geldende bepalingen (HvJ EU, arrest van 26 november 1998, Covita, C-370/96, Jurispr. I-7711, punt 27).
Het niet kunnen ontdekken van de vergissing van de Nederlandse douaneautoriteiten
Eiseres is een ervaren douaneagent die al 40 jaar in het vak zit. Eiseres heeft met het doen van de aangiften en met het daarbij zelf in het systeem invoeren van de gegevens, de aansprakelijkheid aanvaard voor de juistheid van die gegevens (zie artikel 199, eerste lid, van de Toepassingverordening Communautair douanewetboek). Eiseres dient er zelf van overtuigd te zijn dat, indien zij een beroep doet op een tariefpreferentie, zij daarop ook recht heeft. Indien zij de daarvoor geldende wetgeving, gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, had geraadpleegd, had zij moeten constateren dat zij in het onderhavige geval geen recht had op tariefpreferentie. Gelet op bovenvermelde jurisprudentie van het HvJ EU mag van een ervaren marktdeelnemer zoals eiseres worden verwacht dat zij afgaat op de bronnen van het recht, zoals in dit geval het Publicatieblad van de EU. Zij kan geen gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen aan afgeleide bronnen, zoals in dit geval de tariefinformatie in “Sagitta”. Gelet op vorenstaande heeft eiseres onvoldoende zorgvuldigheid betracht bij de onderhavige aangiften en kan daarom niet worden gezegd dat zij de vergissing van de Nederlandse douaneautoriteiten redelijkerwijs niet heeft kunnen ontdekken.
Het niet kunnen ontdekken van de vergissing van de douaneautoriteiten van Israël
Uit de uitspraak van de Hoge Raad van 8 augustus 2008, nummer 41311, LJN BA3303, volgt dat de eventuele ingewikkeldheid van de in de Associatieovereenkomst of in het protocol voorziene preferentiële regeling geen rol speelt in een situatie als de onderhavige waarin de autoriteiten van Israël certificaten EUR 1 afgeven waarop een ander land is vermeld dan het eigen land waarvoor het preferentiële tarief van toepassing is. De Hoge Raad constateert dat in zo’n geval de vergissing van de autoriteiten van Israël zonder meer kenbaar en redelijkerwijs te ontdekken was. Aangezien de onderwerpelijke situatie op dit punt niet verschilt van die van de uitspraak van Hoge Raad moet in de onderhavige zaak ook worden geconstateerd dat de vergissing van de autoriteiten van Israël voor eiseres zonder meer kenbaar en redelijkerwijs te ontdekken was.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Roke, voorzitter, mr. A. van Dongen en
mr. M.C.A. Onderwater, rechters, in tegenwoordigheid van E. Hoekman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2012.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.