Rechtbank Leeuwarden, 14-11-2011, BU5226, AWB 11/275 en 11/276
Rechtbank Leeuwarden, 14-11-2011, BU5226, AWB 11/275 en 11/276
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 14 november 2011
- Datum publicatie
- 22 november 2011
- ECLI
- ECLI:NL:RBLEE:2011:BU5226
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2013:BZ8578, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB 11/275 en 11/276
Inhoudsindicatie
Bestelauto ten behoeve van de kernactiviteiten van een verhuisbedrijf is naar aard en inrichting (nagenoeg) uitsluitend geschikt voor het vervoer van goederen.
Uitspraak
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht, belastingkamer
procedurenummers: AWB 11/275 en 11/276
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 november 2011 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde [gemachtigde eiser],
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen,
verweerder,
gemachtigde [gemachtigde verweerder].
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2008 een aanslag (aanslagnummer [nummer].H86) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, met dagtekening 12 november 2010, berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.088, vermeerderd met een bedrag van € 507 aan heffingsrente.
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2008 tevens een aanslag (aanslagnummer [nummer].W86) inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (ZvW) opgelegd, met dagtekening 12 november 2010, berekend naar een grondslag van € 18.310, vermeerderd met een bedrag van € 69 aan heffingsrente.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 12 januari 2011, in één geschrift vervat, de aanslagen IB/PVV en ZvW 2008, alsmede de beschikkingen heffingsrente gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 26 januari 2011, derhalve in één geschrift vervat en ontvangen bij de rechtbank op 25 januari 2011, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2011 te Leeuwarden.
Eiser is daar in persoon verschenen. Verweerder is daar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan eiser.
Motivering
Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
1.1 Eiser is geboren op [datum] 1951 en is in het onderhavige jaar niet gehuwd.
1.2 Eiser exploiteert in de vorm van een eenmanszaak een verhuisbedrijf onder de naam '[verhuisbedrijf]'. Het verhuisbedrijf is gericht op de verhuizingen van [doelgroep].
1.3 Tot eisers ondernemingsvermogen behoort gedurende 2008 een bestelauto van het merk Mercedes-benz, type 308 CDI, met kenteken [kenteken] (hierna: de bestelauto). De catalogusprijs van deze bestelauto bedraagt € 57.494 (inclusief omzetbelasting). Eiser beschikt in 2008 over een personenauto, die hij tot zijn privé-vermogen heeft gerekend.
1.4 De bestelauto, met een ledig gewicht van 2.260 kilogram, beschikt naast de bestuurderscabine over een gesloten vierhoekige opbouw (laadbak), bestemd voor het verhuizen van inboedels. De laadbak bevat geen stellingen en ook anderszins is er geen sprake van inbouw. Tot de door eiser en verweerder overgelegde stukken behoren foto's van de bestelauto.
1.5 Eiser heeft een aangifte IB/PVV en ZvW voor het jaar 2008 ingediend, berekend naar respectievelijk een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.587 en een grondslag van € 1.809.
1.6 Verweerder is bij het opleggen van onderhavige aanslagen afgeweken van eisers aangifte door alsnog rekening te houden met een bijtelling voor het privé-gebruik van de onder 1.3 vermelde bestelauto op grond van artikel 3.20, eerste en tweede lid van de Wet inkomstenbelasting 2001 (de Wet). Verweerder heeft dit privé-gebruik vastgesteld op 25% van de catalogusprijs (€ 57.494) van de bestelauto is € 14.373.
Verweerder heeft het belastbaar inkomen uit werk en woning als volgt vastgesteld:
aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning: € 13.587
bij: privé-gebruik auto: € 14.373
bij: minder zelfstandigenaftrek: € 2.128
vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning: € 30.088
Verweerder heeft de grondslag voor de ZvW als volgt samengesteld:
grondslag volgens aangifte: € 1.809
bij: privé-gebruik auto: € 14.373
bij: minder zelfstandigenaftrek: € 2.128
vastgestelde grondslag: € 18.310
1.7 Eiser heeft in zijn bezwaarschrift van 9 november 2011 aan verweerder onder meer geschreven:
"Wij maken bezwaar tegen de door u aan cliënt(e) opgelegde aanslag 2008 H86 en W86".
Geschil
2.1 In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder de aanslagen IB/PVV en ZvW 2008 tot de juiste bedragen heeft vastgesteld. Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder de onder 1.6 vermelde correcties terecht heeft toegepast.
2.2 Eiser beantwoordt deze vragen ontkennend en verweerder bevestigend.
2.3 Eiser voert daartoe - kort gezegd - primair aan dat de bestelauto niet geschikt is voor privé-gebruik. Eiser stelt dat hij in een van de eerste maanden van 2008 de bijrijdersstoel, inclusief de zogeheten console, uit de bestelauto heeft verwijderd. Daarenboven voert eiser aan dat vanwege de gevoerde reclame op de bestelauto, iedere rit zakelijk is. Voorts voert eiser aan dat zijn kilometeradministratie weliswaar gebrekkig is, maar dat diezelfde administratie voor het jaar 2007 door verweerder is gecontroleerd en akkoord bevonden, zodanig dat dit niet tot aanpassingen van zijn belastbaar inkomen uit werk en woning leidde. Eiser stelt tenslotte de door verweerder in zijn verweerschrift genoemde ambtshalve verminderingen van onderhavige aanslagen niet te hebben ontvangen.
2.4 Verweerder voert ter onderbouwing van zijn standpunt - kort gezegd - aan dat de bestelauto voldoet aan de omschrijving van artikel 3.20 van de Wet en dat de uitzonderingsbepaling van het derde lid van voornoemd artikel niet van toepassing is. Verweerder stelt dat de laadbak van de bestelauto niet voorzien is van rekken of anderszins en dat voor zover de bijrijdersstoel al is verwijderd uit de bestelauto, dit niet definitief is gedaan en terugplaatsing mogelijk is. Voorts heeft eiser naar de mening van verweerder niet aangetoond dat hij minder dan 500 kilometer voor privé heeft gereden. Bovendien voert verweerder aan dat eiser geen vertrouwen kan ontlenen aan een beoordeling van de kilometeradministratie van een voorgaand jaar. Tenslotte concludeert verweerder dat de correctie vanwege het privé-gebruik van de bestelauto terecht is toegepast, maar dat de aanslagen IB/PVV en ZvW onjuist (te hoog) zijn vastgesteld vanwege een te lage MKB-winstvrijstelling en een te hoge drempel voor de aftrek van buitengewone uitgaven wegens ziekte. Verweerder stelt dat de aanslagen IB/PVV en ZvW 2008 op deze punten reeds ambtshalve zijn verminderd tot aanslagen berekend naar respectievelijk een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.831 en een grondslag van € 16.660 en concludeert in beide zaken tot een ongegrond beroep.
2.5 Voor een uitgebreide weergave van de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de van hen afkomstige gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
vooraf
3.1 De rechtbank ziet zich allereerst ambtshalve gesteld voor de vraag of verweerder het bezwaar terecht ontvankelijk heeft geacht. Zij overweegt daartoe het volgende.
3.2 Ingevolge de artikelen 6:7 en 6:9 Awb en artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die van de dagtekening van het aanslagbiljet, tenzij de dag van de dagtekening gelegen is vóór de dag van de bekendmaking.
3.3 De dagtekening van de onderhavige aanslagen is 12 november 2010. Tegen deze aanslagen heeft eiser bij brief van 9 november 2010, ontvanger door verweerder op 11 november 2011 bezwaar aangetekend. De rechtbank constateert dat de bezwaarschriften zijn ingediend vóór de dagtekening van de aanslagen, derhalve vóór de aanvang van de bezwaartermijn. In zoverre zijn de bezwaarschriften prematuur ingediend. Gelet op het bepaalde in artikel 6:10, eerste lid, en onder a, van de Awb, blijft niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaarschrift achterwege indien het besluit waartegen dit was gericht reeds tot stand was gekomen dan wel de indiener redelijkerwijs kon menen dat dit het geval was. Gelet op de inhoud van eisers bezwaarschrift (1.7) en verweerders niet weersproken stelling dat de aanslagbiljetten enkele dagen vóór de dagtekening zijn verzonden, is de rechtbank van oordeel dat niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaarschrift op grond van laatstgenoemd wetsartikel achterwege kan blijven.
omtrent het eigenlijke geschil
3.4 Artikel 3.20 van de Wet (tekst 2008) luidt, voor zover hier van belang:
1. Indien aan de belastingplichtige ook voor privé-doeleinden een auto ter beschikking staat, wordt op jaarbasis ten minste 25% van de waarde van de auto als onttrekking in aanmerking genomen, met dien verstande dat op jaarbasis 14% van de waarde van de auto als onttrekking in aanmerking wordt genomen indien de officiële specifieke CO2-uitstoot van de auto niet hoger is dan:
a. 95 gram per kilometer, bij een auto die wordt aangedreven door een motor met
compressieontsteking, en
b. 110 gram per kilometer, bij een auto met een andere soort motor.
De auto wordt in ieder geval geacht ook voor privé-doeleinden ter beschikking te staan tenzij blijkt dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt.
2. Indien uit een rittenregistratie of anderszins blijkt dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt, wordt de onttrekking gesteld op nihil.
3. Voor de toepassing van dit artikel en de daarop berustende bepalingen wordt onder auto verstaan een personenauto of bestelauto als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992, met uitzondering van de bestelauto die door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt blijkt te zijn voor vervoer van goederen.
3.5 De rechtbank is van oordeel dat eisers bestelauto naar aard en inrichting (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat een bestelauto als onderhavige ten behoeve van de kernactiviteiten van een verhuisbedrijf naar zijn aard (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen en daartoe is ingericht. Inherent aan de aard van een dergelijk bedrijf is de noodzaak voor een zo groot mogelijke laadruimte zodat het ontbreken van rekken of andere inbouw, anders dan verweerder stelt, geen indicatie vormt dat de bestelauto buiten het toepassingsbereik van artikel 3.20, derde lid van de Wet valt. In de overgelegde foto's van de bestelauto, waarbij met name de grootte en de vorm van de laadbak opvalt, ziet de rechtbank haar oordeel bevestigd. Het gegeven dat er op enig moment in 2008 een tweede stoel in de bestuurderscabine aanwezig is geweest, bestemd voor een hulp bij de verhuizingen, maakt, naar het oordeel van de rechtbank, niet dat geen sprake meer is van een bestelauto die (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen. Dit geldt des te meer nu op enig moment in 2008 deze bijrijdersstoel, ten behoeve van het creëren van extra bagageruimte, op een zodanige manier is verwijderd dat terugplaatsen niet onmogelijk is, maar niet zonder enige substantiële (tijds)inspanning gepaard gaat. Dat ook met een dergelijke bestelauto voor privé kan worden gereden, zoals verweerder heeft gesteld, doet aan het voorgaande niet af. Wat betreft verweerders stelling dat de bestelauto in het arrest van de Hoge Raad van 29 mei 2009 (LJN BB3475) groter is dan onderhavige bestelauto - wat daar overigens ook van zij -, doet, naar het oordeel van de rechtbank, evenmin iets aan het voorgaande af.
3.6 Nu onderhavige bestelauto moet worden begrepen onder de werking van artikel 3.20, derde lid, van de Wet, is toepassing van het eerste en tweede lid van voornoemd wetsartikel niet aan de orde en komt de rechtbank niet toe aan beoordeling van de vraag of die leden juist zijn toegepast. De rechtbank komt tot de conclusie dat ten onrechte een bedrag vanwege privé-gebruik van de bestelauto op grond van artikel 3.20 van de Wet heeft bijgeteld.
3.7 De rechtbank stelt vast dat eiser geen zelfstandige gronden tegen de beschikkingen heffingsrente heeft aangevoerd. De rechtbank ziet aanleiding om de beschikkingen heffingsrente te vernietigen, aangezien de met de beschikkingen heffingsrente samenhangende aanslagen zullen worden verminderd. De rechtbank verstaat, dat verweerder de beschikkingen heffingsrente dienovereenkomstig zal aanpassen
3.8 Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen gegrond te worden verklaard. De rechtbank komt derhalve niet toe aan behandeling van de overige door eiser en verweerder opgeworpen standpunten.
Proceskosten
Niet is aannemelijk geworden dat eiser voordat verweerder heeft beslist op het bezwaar, heeft verzocht om vergoeding van in verband met de behandeling van het bezwaar gemaakte kosten. Gelet op het bepaalde in artikel 7:15, tweede en derde lid, Awb, kan de rechtbank verweerder dan niet veroordelen in de door eiser in de bezwaarfase gemaakte kosten.
De rechtbank vindt wel aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 437 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde van € 437 en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2008 tot een aanslag berekend naar belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.587;
- vermindert de aanslag ZvW 2008 tot een aanslag berekend naar een grondslag van € 1.809;
- bepaalt dat verweerder de beschikkingen heffingsrente dienovereenkomstig aanpast;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treden van de vernietigde besluiten;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 437;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 82 vergoedt.
Aldus gegeven door mr. A.F. Germs-de Goede, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. H.J. Haanstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 november 2011.
w.g. H.J. Haanstra
w.g. A.F. Germs-de Goede
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.