Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-04-2013, BZ8578, BK 11/00358 Inkomstenbelasting
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-04-2013, BZ8578, BK 11/00358 Inkomstenbelasting
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 23 april 2013
- Datum publicatie
- 25 april 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2013:BZ8578
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBLEE:2011:BU5226, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- BK 11/00358 Inkomstenbelasting
Inhoudsindicatie
In geschil is het antwoord op de vraag of de Inspecteur de aanslagen IB/PVV en Zvw 2008 tot de juiste bedragen heeft vastgesteld. Het geschil spitst zich in hoger beroep uitsluitend toe op de vraag of de Inspecteur de correcties wegens privé-gebruik van de bestelauto terecht heeft toegepast.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummers 11/00358 en 11/00359
uitspraakdatum: 23 april 2013
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 14 november 2011, nummers AWB 11/275 en Awb 11/276, in het geding tussen de Inspecteur en
X te Z (hierna: belanghebbende)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.088. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 507.
1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
1.3 Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 tevens een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) opgelegd naar een grondslag van € 18.310. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 69.
1.4 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar de aanslagen en de beschikkingen heffingsrente gehandhaafd.
1.5 Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 14 november 2011 gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de aanslag IB/PVV verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van €13.587 en de aanslag Zvw verminderd tot een aanslag berekend naar een grondslag van € 1.809, de beschikkingen heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht vergoedt.
1.6 De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
1.7 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft, alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.8 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2013 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende alsmede A, namens de Inspecteur, bijgestaan door B.
1.9 Belanghebbende heeft een pleitnota en - met instemming van de Inspecteur - een aantal foto’s overgelegd.
1.10 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. De vaststaande feiten
2.1 Belanghebbende is geboren op 18 januari 1951 en is in het onderhavige jaar niet gehuwd.
2.2 Belanghebbende exploiteert in de vorm van een eenmanszaak een verhuisbedrijf onder de naam 'C'. Het verhuisbedrijf is gericht op de verhuizingen van senioren.
2.3 Tot belanghebbendes ondernemingsvermogen behoort gedurende het jaar 2008 een bestelauto van het merk Mercedes-Benz, type 308 CDI, met kenteken 00-YY-YY (hierna: de bestelauto). De catalogusprijs van deze bestelauto bedraagt € 57.494 (inclusief omzetbelasting). Belanghebbende beschikt in 2008 over een personenauto, een Peugeot 307, die hij tot zijn privévermogen heeft gerekend.
2.4 De bestelauto, een zogenoemde bakauto, met een ledig gewicht van 2.260 kilogram, beschikt over een bestuurderscabine met daarachter een gesloten vierhoekige opbouw (laadbak). Belanghebbende gebruikt de bestelauto voor het verhuizen van inboedels. De laadbak is aan de zijkanten voorzien van zogenoemde sjorbanden. De laadbak bevat geen stellingen en ook anderszins is er geen sprake van inbouw. Tot de door belanghebbende en de Inspecteur overgelegde stukken behoren foto's van de bestelauto. Op de bestelauto zijn reclame-uitingen aangebracht. De bestelauto is voorzien van twee deuren aan zowel de zijkant als de achterzijde. De laadruimte van de bestelauto is geblindeerd. De afmetingen van de bestelauto zijn afgestemd op de werkzaamheden binnen de onderneming. De bestelauto heeft een lengte van 5,90 meter, een breedte van 2,00 meter en een hoogte van 3,00 meter. De laadbak heeft een lengte van ca 3.60 meter, een breedte van ca. 2 meter en een hoogte van ca. 2 meter. In de bestuurscabine zijn voor twee personen zitplaatsen aanwezig, inclusief de bestuurder, althans zijn bevestigingspunten aanwezig waarop een bijrijderstoel kan worden geplaatst.
2.5 Belanghebbende heeft een aangifte IB/PVV en Zvw voor het jaar 2008 ingediend, berekend naar respectievelijk een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.587 en een grondslag van € 1.809.
2.6 De Inspecteur is bij het opleggen van onderhavige aanslagen afgeweken van belanghebbendes aangifte door alsnog rekening te houden met een bijtelling voor het privé-gebruik van de bestelauto op grond van artikel 3.20, eerste en tweede lid van de Wet inkomstenbelasting 2001 (de Wet). De Inspecteur heeft dit privégebruik vastgesteld op 25% van de catalogusprijs (€ 57.494) van de bestelauto is € 14.373.
De Inspecteur heeft het belastbaar inkomen uit werk en woning als volgt vastgesteld:
aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning: € 13.587
bij: privégebruik auto: € 14.373
bij: minder zelfstandigenaftrek: € 2.128
vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning: € 30.088
De Inspecteur heeft de grondslag voor de Zvw als volgt samengesteld:
grondslag volgens aangifte: € 1.809
bij: privégebruik auto: € 14.373
bij: minder zelfstandigenaftrek: € 2.128
vastgestelde grondslag: € 18.310
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 In geschil is het antwoord op de vraag of de Inspecteur de aanslagen IB/PVV en Zvw 2008 tot de juiste bedragen heeft vastgesteld. Het geschil spitst zich in hoger beroep uitsluitend toe op de vraag of de Inspecteur de correcties wegens privé-gebruik van de bestelauto terecht heeft toegepast.
3.2 De Inspecteur beantwoordt deze vraag bevestigend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank.
3.3 Belanghebbende beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 - gestelde vraag ontkennend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. Belanghebbende heeft zijn verzoek om een veroordeling van de Inspecteur in de vergoeding van immateriële schade ter zitting laten varen.
3.4 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 Artikel 3.20, eerste, tweede en derde lid, van de Wet (tekst 2008) luidt:
“1. Indien aan de belastingplichtige ook voor privé-doeleinden een auto ter beschikking staat, wordt op jaarbasis ten minste 25% van de waarde van de auto als onttrekking in aanmerking genomen, met dien verstande dat op jaarbasis 14% van de waarde van de auto als onttrekking in aanmerking wordt genomen indien de officiële specifieke CO2-uitstoot van de auto niet hoger is dan:
a. 95 gram per kilometer, bij een auto die wordt aangedreven door een motor met
compressieontsteking, en
b. 110 gram per kilometer, bij een auto met een andere soort motor.
De auto wordt in ieder geval geacht ook voor privé-doeleinden ter beschikking te staan tenzij blijkt dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt.
2. Indien uit een rittenregistratie of anderszins blijkt dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt, wordt de onttrekking gesteld op nihil.
3. Voor de toepassing van dit artikel en de daarop berustende bepalingen wordt onder auto verstaan een personenauto of bestelauto als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992, met uitzondering van de bestelauto die door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt blijkt te zijn voor vervoer van goederen.“.
4.2 De Inspecteur heeft gesteld dat belanghebbendes bestelauto naar aard en inrichting niet (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen in de zin van artikel 3.20, derde lid, van de Wet. Hij heeft daartoe onder meer aangedragen dat de bestemming van de bestelauto niet bepalend is, de bestelauto de kenmerken (aard) mist om te kunnen worden aangemerkt als (nagenoeg) uitsluitend geschikt voor vervoer van goederen, terwijl tevens de inrichting niet ertoe leidt dat deze niet meer dan bijkomstig geschikt is voor personenvervoer. Bovendien heeft de Rechtbank, zo stelt de Inspecteur, ten onrechte niet de maatvoering en omvang van de bestelauto meegenomen in haar overwegingen.
4.3 Het Hof is van oordeel dat uit hetgeen is aangedragen, voldoende is gebleken dat de bestelauto, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm en de afmetingen (vloeroppervlak/inhoud) moet worden aangemerkt als een bestelauto die door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt blijkt te zijn voor het vervoer van goederen. De eventuele aanwezigheid van, of de mogelijkheid tot plaatsing, van een bijrijderstoel maakt het vorenoverwogene niet anders. De omstandigheid dat de bestelauto ook (incidenteel) kan worden gebruikt voor privé-vervoer van goederen of personen sluit immers niet uit dat sprake is van een bestelauto in de hier bedoelde zin (vgl. HR 29 mei 2009, nr. 43 602, LJN BB3475, BNB 2009/217, alsook HR 13 juli 2012, nr. 11/05016, LJN BX0920).
4.4 Ter zitting van het Hof heeft de Inspecteur desgevraagd aangegeven, dat de aangifte van belanghebbende kan worden gevolgd, indien het Hof van oordeel is dat de bestelauto niet als een auto in de zin van artikel 3.20 van de Wet kan worden aangemerkt. De door de Inspecteur gemaakte correctie moet daarom volledig komen te vervallen.
slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.
5. Kosten
Nu het hoger beroep ongegrond is heeft belanghebbende recht op een vergoeding van de door hem gemaakte proceskosten. Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op de reiskosten op basis van openbaar vervoer (2e klasse) Groningen – Leeuwarden, ad € 18,60, vermeerderd met € 157,50 aan verletkosten (3,5 uren x € 45) in totaal derhalve € 176,10.
6. Beslissing
Het Gerechtshof:
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank,
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van
€ 176,10, en
- bepaalt dat van de Inspecteur op het moment dat deze uitspraak onherroepelijk is komen vast te staan een griffierecht zal worden geheven van € 454.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. van der Wal, voorzitter, mr. G.J. van Leijenhorst en mr. E. Polak, in tegenwoordigheid van mr. H de Jong als griffier.
De beslissing is op 23 april 2013 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(H. de Jong) (P. van der Wal)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 24 april 2013
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.