Home

Rechtbank Noord-Holland, 28-11-2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:11292, AWB-13_2240

Rechtbank Noord-Holland, 28-11-2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:11292, AWB-13_2240

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
28 november 2013
Datum publicatie
9 december 2013
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2013:11292
Formele relaties
Zaaknummer
AWB-13_2240
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027]

Inhoudsindicatie

Eiser heeft genoten inkomsten niet in zijn aangifte ib/pvv 2007 aangegeven. Terecht omkering bewijslast.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

Zaaknummer: AWB 13/2240

Uitspraakdatum: 28 november 2013

Uitspraak van de meervoudige kamer in het geding tussen

[X] te [Z], eiser,

gemachtigde: mr. M.B.C.R. Heemskerk,

en

de inspecteur van de Belastingdienst Amsterdam, verweerder.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Eiser heeft over 2007 aangifte gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 155.384 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 24.013.

1.2.

Verweerder heeft aan eiser over het jaar 2007 met dagtekening 21 januari 2011 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 734.384 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 24.013. Tegelijk heeft hij bij beschikking heffingsrente berekend. De voormalige gemachtigde heeft tijdig bezwaar gemaakt tegen de aanslag.

Verweerder heeft de aanslag bij uitspraak op bezwaar van 21 maart 2013 gehandhaafd.

1.3.

Verweerder heeft aan eiser over het jaar 2007 met dagtekening 1 december 2012 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 806.130 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 24.013. Tegelijk heeft hij bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht. Verweerder heeft geen boete opgelegd.

De gemachtigde heeft tijdig bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 21 maart 2013 de navorderingsaanslag gehandhaafd.

1.4.

Eiser heeft tegen de uitspraak met betrekking tot de navorderingsaanslag beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2013, samen met dat in de zaak met kenmerk AWB 13/2031 van[A].

De gemachtigde is namens eiser ter zitting verschenen. Namens verweerder zijn verschenen mr. R. Moolenburgh, A. van Alebeek, B.W.M. Jansen en M.S.L. Bos. Het proces-verbaal van de zitting is bij deze uitspraak gevoegd.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.0.

Het navolgende beperkt zich tot de zaken die betrekking hebben op de geschilpunten zoals die ter beslissing voorliggen voor het belastingjaar 2007.

2.1.

Eiser was in 2007 buiten gemeenschap van goederen gehuwd met[A]. Eiser heeft een zoon, [B], geboren in [JAARTAL], en een dochter, [C], geboren in [JAARTAL].

Eiser was in 2007 bestuursvoorzitter van Woningstichting [A BEDRIJF] (hierna: [A BEDRIJF]).

[A BEDRIJF] was opdrachtgever van [B BEDRIJF] B.V. (hierna: [B BEDRIJF]), waarvan [D] (middellijk) bestuurder was.

[C BEDRIJF] B.V. (hierna:[C BEDRIJF]), waarvan [E] bestuurder was, was een vaste zakelijke relatie van [A BEDRIJF].

2.2.1.

Eiser had in 2007 de beschikking over een personenauto van zijn werkgever, een [AUTOMERK] met een cataloguswaarde van € [BEDRAG].[C BEDRIJF]

2.2.2.

[C BEDRIJF] heeft in december 2007 op verzoek van eiser en door tussenkomst van een notariskantoor € 300.000 betaald aan [F], een schuldeiser van eiser.

2.2.3.

[D] heeft in 2005 € 300.000 overgemaakt naar een Spaanse bankrekening van de echtgenote van eiser. [D] heeft in 2007 een bedrag van € 200.000 en een bedrag van € 25.000 overgemaakt naar een Spaanse rekening van eiser.

2.2.4.

Eiser had in 2007 de beschikking over twee creditcards op naam van [A BEDRIJF].

2.2.5.

In juni 2007 heeft eiser een [AUTOMERK] op zijn naam gekregen. Eiser heeft deze auto in oktober 2007 verkocht aan [D BEDRIJF] B.V. voor € 48.000 en hij heeft de verkoopsom op zijn rekening ontvangen.

2.2.6.

Eiser had het gebruiksrecht van een woning in Spanje.

2.3.

De Raad van Commissarissen van [A BEDRIJF] heeft eiser op 24 oktober 2008 geschorst. In opdracht van de Raad van Commissarissen heeft [E BEDRIJF] een onderzoek ingesteld. [E BEDRIJF] heeft hiervan rapport uitgebracht op 28 januari 2009 (Deelrapport 1) en 16 juli 2009 (Deelrapport 2). Kort samengevat zijn de bevindingen van die rapporten als volgt.

- Deelrapport 1 vermeldt onder 6.2 dat eiser in het jaar 2007 kon beschikken over een [AUTOMERK] en een [AUTOMERK] en (vanaf juli) een [AUTOMERK]. Eiser heeft desgevraagd tegenover de onderzoekers verklaard dat de [AUTOMERK] vanaf juli 2007 op zijn huisadres was gestald en dat hij deze ook daadwerkelijk voor privéritten heeft gebruikt.

- Deelrapport 1 maakt melding van uitgaven door eiser voor een onroerende zaak in Spanje, de vervreemding van het pand in een samenwerking met [E] en het gebruik daarvan door eiser.

- Deelrapport 2 vermeldt dat eiser kon beschikken over creditcards van [A BEDRIJF] en dat in 2007 bestedingen tot een bedrag van € 38.494 ten laste van [A BEDRIJF] zijn gekomen (na verrekening van de op voorhand als privé aangemerkte bestedingen) en dat daarvan tot een bedrag van € 925 bewijsstukken voorhanden waren. De rapporteurs hebben nader onderzoek gedaan met betrekking tot het gebruik van de creditcards aan de hand van de agenda van eiser, de aard van de uitgaven, de plaats waar en het tijdstip waarop deze zijn gedaan. Het rapport bevat geen eenduidige conclusie met betrekking tot de zakelijkheid van de bestedingen.

2.4.

Medewerkers van de FIOD-ECD hebben een aantal feiten gerelateerd en proces-verbaal opgemaakt van een aantal verklaringen afgelegd door eiser, [E] en [D]. De strekking van het relaas van de medewerkers van de FIOD-ECD en die verklaringen is als volgt:

- Eiser heeft verklaard dat hij een lening had gesloten bij [F], een zakelijke relatie, dat [E] deze verplichting heeft overgenomen en dat daarvoor een getekende leningovereenkomst voorhanden is. [E] heeft verklaard dat hij leningen had verstrekt aan eiser om voorwaarden te scheppen om het zaken doen met [A BEDRIJF] en eiser te continueren, dat hij op verzoek van eiser de lening van € 300.000 van eiser aan [F] heeft afgelost zonder dat er een leningovereenkomst is opgemaakt, dat hij zich niet kon veroorloven het bedrag van € 300.000 niet te betalen en dat eiser en hij aan elkaar vast zaten. Ook heeft [E] verklaard dat hij zich misbruikt voelde door eiser.

- [D] heeft in 2005 een bedrag van € 300.000 overgemaakt naar een Spaanse bankrekening van [A]. Eiser heeft verklaard dat hij geld geleend had van [D], een zakenrelatie, een paar keer in diens auto’s heeft gereden en dat in de leningovereenkomst was afgesproken dat hij het geleende bedrag na zijn pensionering zou terugbetalen. [D] heeft verklaard dat het een lening betrof op initiatief van eiser, dat die geen zakelijke grondslag had, dat er geen rente was bedongen en ook geen afspraken waren gemaakt met betrekking tot de aflossing en dat hij niet wist waarom geen lening aan eiser vermeld was op zijn aangifte inkomstenbelasting.

[D] heeft in 2007 € 200.000 en later € 25.000 overgemaakt naar een Spaanse bankrekening van eiser; [D] heeft overigens verklaard dat de gang van zaken in 2007 identiek was aan die rond de overmaking in 2005.

- De dochter van eiser heeft bij Automobielbedrijf [F BEDRIJF] B.V. (hierna: [F BEDRIJF]) een [AUTOMERK] meegenomen en daarbij een op naam van eiser staande [AUTOMERK] ingeruild voor een bedrag van € 20.000. De verschuldigde huurtermijnen voor die [AUTOMERK] en enkele verkeersboetes werden betaald door [B BEDRIJF]. In juni 2007 is de [AUTOMERK] op naam gezet van eiser. [F BEDRIJF] heeft in 2007 aan de dochter van eiser een bedrag van € 74.000 gefactureerd. Van het gefactureerde bedrag heeft [F BEDRIJF] (na afboeking van de inruilwaarde) € 44.000 afgeboekt met de inkoopwaarde van een [AUTOMERK] van [D] en de resterende € 10.000 heeft hij afgeboekt met een overbetaling door [B BEDRIJF] tot dit bedrag ter gelegenheid van de levering van een [AUTOMERK] aan [B BEDRIJF].

- Eiser heeft verklaard dat hij medio 2000 in Spanje een huis in aanbouw had verkocht aan [E] en na voltooiing als enige het gebruiksrecht daarvan had. [E] heeft verklaard dat hij, [E], aan een trust huur betaalde voor het huis in Spanje en dat eiser het mocht gebruiken.

2.5.

De Raad van Commissarissen van [A BEDRIJF] heeft eiser op 30 januari 2009 op staande voet ontslagen.

2.6.

Eiser is begin 2012 failliet verklaard. Mr. [G] is zijn curator. [E] heeft namens[C BEDRIJF] op 24 augustus 2012 verklaard dat hij zijn bij de curator ingediende vordering niet handhaaft. [D] heeft geen vordering bij de curator ingediend.

2.7.

De aan eiser geadresseerde jaaropgaaf van zijn werkgever over 2007 vermeldde bij het onderdeel “Personen- of bestelauto ter beschikking gesteld” de aanduiding “nee”. Eiser heeft in zijn aangifte over 2007 geen melding gemaakt van privégebruik van een personenauto. Eiser heeft evenmin melding gemaakt van enige schuld aan[C BEDRIJF]/[E], dan wel aan [D] of het bezit van enige onroerende zaak of een bankrekening in Spanje.

In het bezwaarschrift heeft de gemachtigde verklaard dat de reguliere bijtellingsregeling voor het privégebruik van de [AUTOMERK] gehanteerd zou moeten worden.

2.8.

De rechtbank Arnhem heeft op 12 juli 2012 uitspraak gedaan met betrekking tot de navorderingsaanslagen ib/pvv 2002 en 2003, ECLI:NL:RBARN:2012:BX1120. De rechtbank Noord-Holland heeft op 17 juli 2013 uitspraak gedaan met betrekking tot een aan eiser opgelegde navorderingsaanslag ib/pvv over 2006.

2.9.

Verweerder heeft bij het opleggen van de navorderingsaanslag het belastbaar inkomen uit werk en woning als volgt berekend:

- aangegeven €  155.384

- privégebruik [AUTOMERK] - 34.377

- van[C BEDRIJF]/[E] verkregen gelden - 300.000

- van [D] verkregen gelden - 225.000

- privébestedingen creditcards - 4.209

- bate uit inruil [AUTOMERK] [D] - 54.000

- gebruik Spaanse villa van [E] - 24.000

- gebruik mobiele telefoons - 9.160

€ 806.130

3 Geschil

3.1.

In geschil is de juistheid van de opgelegde navorderingsaanslag.

3.2.

Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en de navorderingsaanslag. Daarbij heeft hij, kort samengevat, gesteld dat:

- [A BEDRIJF] de [AUTOMERK] vanaf juli 2007 ter beschikking had gesteld, dat [A BEDRIJF] de loonheffing had moeten afdragen en dat er sprake was van onbedoeld gebruik;

- [E] de schuldpositie voor de lening van € 300.000 heeft overgenomen;

- er sprake is van een schuld aan [D];

- de privébestedingen met de creditcards op het salaris werden ingehouden;

- hij bij de verkrijging van de [AUTOMERK] geen inruilvoordeel heeft genoten;

- hij voor het gebruik van de villa in Spanje een vergoeding betaalde aan [E].

De gemachtigde heeft ter zitting bevestigd dat het beroep geen betrekking heeft op het bedrag van € 9.160 dat verweerder heeft belast voor het gebruik door eiser en zijn familieleden van een vijftal mobiele telefoons waarvan de kosten voor rekening van [A BEDRIJF] zijn gekomen.

3.3.

Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep en heeft zich daartoe mede beroepen op de omkering van de bewijslast als verwoord in artikel 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen omdat eiser geen aangifte heeft gedaan van privégebruik van de [AUTOMERK].

Verweerder heeft nog gesteld dat het bedrag voor privégebruik van de [AUTOMERK] uit zou moeten komen op € 38.913 op basis van de werkelijk door [A BEDRIJF] betaalde kosten, dat het bedrag van de met de creditcards verrichte privébestedingen bepaald zou moeten worden op € 18.784 en dat de waarde van het gebruik van de Spaanse villa op € 28.000 zou moeten worden vastgesteld, uitgaande van een daarin geïnvesteerd bedrag van € 700.000. In zoverre heeft verweerder zich beroepen op interne compensatie.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing