Home

Rechtbank Noord-Holland, 02-03-2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:1419, AWB - 14 _ 2012

Rechtbank Noord-Holland, 02-03-2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:1419, AWB - 14 _ 2012

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
2 maart 2015
Datum publicatie
29 mei 2015
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2015:1419
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 14 _ 2012
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027]

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. Het bezwaar is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Tegen een ambtshalve genomen besluit staat geen beroep bij de rechter in belastingzaken open.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

zaaknummer: HAA 14/2012

(gemachtigde: mr. G.J. van Slooten),

en

Procesverloop

Verweerder heeft op 23 december 2013 een brief van eiseres ontvangen waarin wordt verzocht om teruggaaf van een bedrag aan omzetbelasting van € 1.643.599,46 over de periode 1 januari 2008 tot en met 17 december 2009.

Verweerder heeft de brief aangemerkt als een bezwaar van eiseres tegen de voldoening van omzetbelasting over (de tijdvakken gelegen in) de periode 1 januari 2008 tot en met 17 december 2009.

Verweerder heeft bij formele uitspraak op bezwaar van 11 april 2014 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 februari 2015 te Haarlem. Eiseres is vertegenwoordigd door gemachtigde voornoemd en mr. [A]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.H. Wolters en mr. J.B. Wieken.

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres heeft de aangiften voor de tijdvakken gelegen in de periode 1 januari 2008 tot en met 17 december 2009 tijdig gedaan en de omzetbelasting tijdig voldaan.

2. Eiseres verkoopt fotoboeken. In eerste instantie paste zij daarbij het verlaagde tarief toe. Op aanwijzing van de Belastingdienst heeft eiseres sinds midden 2006 het algemeen tarief toegepast. Rechtbank Haarlem heeft op 18 december 2009, ECLI:NL:RBHAA:2009:BP1797, beslist dat voor deze fotoboeken het verlaagde tarief kan worden toegepast.

3. Eind 2011 is na overleg tussen eiseres en de Belastingdienst teruggaaf verleend over de tijdvakken waarvoor nog een bezwaartermijn openstond. Voorts is ambtshalve teruggaaf verleend voor (tijdvakken gelegen in) de periode vanaf 18 december 2009 waarvan de bezwaartermijn reeds was verlopen. Voor (tijdvakken gelegen in) de periode vóór 18 december 2009 is geen ambtshalve teruggaaf verleend.

4. Eiseres heeft vervolgens verzocht om een uitzondering te maken op het beleid met betrekking tot ambtshalve teruggaaf en heeft het Ministerie van Financiën benaderd om alsnog de door haar verlangde teruggaaf van omzetbelasting over (tijdvakken gelegen in) de periode 1 januari 2008 tot en met 17 december 2009 toegekend te krijgen. Dit verzoek is afgewezen.

5. Eiseres heeft op 23 december 2013 nogmaals een verzoek om teruggaaf van omzetbelasting over (tijdvakken gelegen in) de periode 1 januari 2008 tot en met 17 december 2009 ingediend.

Geschil

1. Primair is in geschil of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Subsidiair is in geschil of eiseres recht heeft op de door haar verzochte teruggaaf van omzetbelasting over (tijdvakken gelegen in) de periode 1 januari 2008 tot en met 17 december 2009.

2. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

Beoordeling van het geschil

1. Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB) moet de in een tijdvak verschuldigd geworden belasting op aangifte worden voldaan.

2. Ingevolge artikel 33, eerste lid, van de Wet OB (tekst 2008 en 2009) geschiedt een verzoek om teruggaaf van belasting bij de aangifte over het tijdvak waarin het recht op teruggaaf is ontstaan.

3. Ingevolge de artikelen 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) juncto artikel 22j, onderdeel a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die van dagtekening van een aanslagbiljet of van het afschrift van een voor bezwaar vatbare beschikking, tenzij de dag van dagtekening gelegen is vóór de dag van bekendmaking. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft bij een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

4. Ingevolge artikel 26 van de AWR kan, in afwijking van artikel 8:1, eerste lid, van de Awb, tegen een ingevolge de belastingwet genomen besluit slechts beroep bij de rechtbank worden ingesteld, indien het betreft:

a. een belastingaanslag, waaronder begrepen de in artikel 15 van de AWR voorgeschreven verrekening, of

b. een voor bezwaar vatbare beschikking, waarmee de voldoening of afdracht op aangifte, dan wel de inhouding door een inhoudingsplichtige van een bedrag als belasting wordt gelijkgesteld.

De AWR kent derhalve een gesloten systeem van rechtsbescherming.

5. Verweerder heeft op 23 december 2013 een brief van eiseres ontvangen, waarin wordt verzocht om teruggaaf van een bedrag aan omzetbelasting van € 1.643.599,46 over (tijdvakken gelegen in) de periode 1 januari 2008 tot en met 17 december 2009. Verweerder heeft deze brief, die nader is gemotiveerd bij brief van 28 februari 2014, aangemerkt als bezwaarschrift tegen de voldoening van omzetbelasting over (de tijdvakken gelegen in) de periode 1 januari 2008 tot en met 17 december 2009. De brieven zijn ver buiten de bezwaartermijn van zes weken ontvangen en daarom niet-ontvankelijk verklaard. Er is niet gesteld noch gebleken dat eiseres niet tijdig bezwaar had kunnen maken. Van verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb is dan ook geen sprake.

6. De rechtbank is van oordeel dat het Unierecht niet aan de niet-ontvankelijkverklaring in de weg staat en overweegt daartoe als volgt. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft op 16 december 1976 in de zaken 33/76 (Rewe) en 45/76 (Comet) beslist dat nationale vervaltermijnen in beginsel op grond van het Unierecht zijn toegestaan. Er dient wel te worden voldaan aan de voorwaarden dat die termijn niet ongunstiger is voor beroepen op grond van het Unierecht dan voor beroepen op grond van het nationale recht (gelijkwaardigheidsbeginsel), en de termijn de uitoefening van de door de communautaire rechtsorde verleende rechten niet nagenoeg onmogelijk of uiterst moeilijk maakt (doeltreffendheidsbeginsel). Het gelijkwaardigheidsbeginsel is niet geschonden. Dat de duur van de wettelijke bezwaartermijn op zichzelf reeds voor eiseres een verhindering vormde om effectief gebruik te maken van haar recht van bezwaar, is gesteld noch gebleken, waarbij de rechtbank opmerkt dat de Hoge Raad in zijn arrest van 18 februari 2005 (ECLI:NL:HR:2005:AM3206) heeft geoordeeld dat mede gelet op de mogelijkheid een bezwaarschrift in te dienen dat pas nadat door het bestuursorgaan een nadere termijn is gesteld, van gronden wordt voorzien, niet in zijn algemeenheid kan worden aangenomen dat de duur van de wettelijke bezwaartermijn van zes weken op zichzelf reeds een verhindering vormt om effectief gebruik te maken van het recht van bezwaar.

7. Verweerder heeft ambtshalve besloten geen teruggaaf te verlenen op grond van de hem in artikel 65 van de AWR gegeven bevoegdheid. Een besluit om al dan niet ambtshalve teruggaaf te verlenen wordt niet genomen bij een voor bezwaar vatbare beschikking. Eiseres stelt zich echter op het standpunt dat het Besluit inzake ambtshalve verminderen of teruggeven (hierna: het Besluit) een nieuwe teruggaafprocedure opent naast de procedure van het bezwaar tegen de voldoening op aangifte. Eiseres is van mening dat ook voor die nieuwe teruggaafprocedure geldt dat dient te worden voldaan aan het Unierechtelijke beginsel van de effectieve rechtsbescherming en de afwijzing van het verzoek om ambtshalve teruggaaf daarom bij voor bezwaar vatbare beschikking dient te geschieden.

8. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Tegen een ambtshalve genomen besluit staat noch op de voet van artikel 26 van de AWR noch op grond van enige andere wettelijke bepaling beroep bij de rechter in belastingzaken open. Uit de tekst van het Besluit volgt ook niet dat het de bedoeling is geweest om bij voor bezwaar vatbare beschikking te beslissen. Het beroep van eiseres op de effectieve rechtsbescherming maakt dit niet anders. In het kader van de teruggaafprocedure op grond van artikel 33, eerste lid, van de Wet OB bestaat de mogelijkheid tot bezwaar en beroep. Het standpunt van eiseres dat daarnaast ook tegen de ambtshalve beslissing om geen teruggaaf te verlenen in bezwaar en beroep zou moeten kunnen worden gegaan, vindt geen steun in Unierecht.

Indien en voor zover het beroep zich richt tegen de ambtshalve beslissing om geen teruggaaf te verlenen, verklaart de rechtbank zich onbevoegd. Tegen een ambtshalve genomen beslissing kan uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter worden ingesteld (vgl. HR 20 december 2013, nr. 12/02872, ECLI:NL:HR:2013:1797).

9. Nu verweerder eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaar en de belastingrechter onbevoegd is om over een ambtshalve genomen besluit te oordelen, komt de rechtbank niet toe aan de behandeling van de overige standpunten van eiseres.

10. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep ongegrond;

- verklaart zich onbevoegd met betrekking tot de grieven ten aanzien van het ambtshalve besluit geen teruggaaf te verlenen.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van Dongen, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. Carter, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2015.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel