Rechtbank Noord-Holland, 28-01-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:1599, AWB - 17 _ 3656
Rechtbank Noord-Holland, 28-01-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:1599, AWB - 17 _ 3656
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 28 januari 2020
- Datum publicatie
- 6 april 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2020:1599
- Zaaknummer
- AWB - 17 _ 3656
Inhoudsindicatie
Tussen partijen is in geschil of het product dient te worden aangemerkt als limonade in de zin van artikel 9 van de Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en van enkele andere producten (hierna: WVB). De stelling van eiseres dat het product een voedingssupplement is en daarom moet worden uitgezonderd van verbruiksbelasting, kan niet slagen. De bedoeling van de wetgever is dat alleen medicinale dranken worden uitgezonderd van verbruiksbelasting. Gelet op de samenstelling en aard van het product kan het product niet worden gekwalificeerd als een medicinale drank. Het dorstlessende karakter is geen zelfstandig criterium voor de vaststelling of sprake is van limonade. Ook de concurrentiepositie ten opzichte van andere producten is geen zelfstandig criterium.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 17/3656
(gemachtigde: C.H. Bouwmeester),
en
Procesverloop
Verweerder heeft met dagtekening 2 maart 2017 aan eiseres een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) uitgereikt voor een bedrag van € 583,37 aan verbruiksbelasting, € 7.626,82 aan douanerechten op industrieproducten en € 5.259,37 aan omzetbelasting.
Eiseres heeft daartegen op 11 april 2017 bezwaar gemaakt, uitsluitend voor zover het de verbruiksbelasting betreft.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 24 juli 2017 het bezwaar ongegrond verklaard en de utb gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2019 te Haarlem.
Namens eiseres is haar gemachtigde verschenen, bijgestaan door mr. [A] . Verweerder is vertegenwoordigd door mr. T.J.W. Spanbroek en mr. M.C.A. Smits.
Overwegingen
Feiten
1. Op 2 maart 2017 heeft [B] B.V. als direct vertegenwoordiger van eiseres aangifte gedaan voor de regeling in het vrije verkeer brengen. In de aangifte is het product omschreven als “ [C] mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd, alsmede andere alcoholvrije dranken, andere dan de vruchten- en groentesappen, [C] ” (hierna: het product). De vermelde Taric-code is 2202 99 19 19. De utb is voor dit product uitgereikt.
2. Ter zitting is een exemplaar overgelegd van het product waarvoor de onder 1 genoemde aangifte is gedaan. Op de verpakking van het product staat – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“(…)
Ingredients: [(...)]
With no added sugars, Contains naturally occurring sugars.
Instructions for use: It is recommended to consume 2 tablespoons (30 ml) once or twice daily: Shake well before use.
Do not exceed the recommended daily dose. Food supplements should not be used as a substitute for a varied and balanced diet of healthy lifestyle.
(…)”
3. De consumentenprijs van het product is ongeveer € 35 voor een fles van 730 ml.
Geschil 4. Tussen partijen is in geschil of het product als limonade in de zin van artikel 9, eerste lid, van de Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en van enkele andere producten (hierna: WVB) dient te worden aangemerkt. Niet in geschil is dat het product letterlijk voldoet aan de definitie van voornoemde bepaling.
5. Eiseres stelt dat het product geen limonade is in de zin van artikel 9 van de WVB. Het product is een voedingssupplement en wordt ook als zodanig op de markt gepresenteerd en geconsumeerd. Vanwege de hoge voedingswaarde van het product dient dit product in afgemeten doseringen, in dit geval per eetlepel, te worden geconsumeerd. Uit de Memorie van Toelichting (hierna: MvT) op artikel 9 van de WVB en de MvT op de Wet op de accijns van alcoholvrije dranken volgt dat het nadrukkelijk de bedoeling van de wetgever is geweest om hoestdranken en andere dranken die het karakter hebben van een medicijn en niet het oogmerk hebben om de dorst te lessen waardoor zij op geen enkele wijze met limonades concurreren, buiten de heffing van verbruiksbelasting te laten. Deze uitzondering is ook van toepassing op het product, gelet op de samenstelling, voedingswaarde, wijze van toediening en consumentenprijs. Eiseres wijst op de uitspraak van deze rechtbank van
11 mei 2010 (ECLI:NL:RBHAA:2010:BM8061). Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vernietiging van de utb voor zover het de verbruiksbelasting betreft en veroordeling van verweerder in de proceskosten in beroep.
6. Verweerder stelt dat het product is aan te merken als limonade in de zin van
artikel 9, eerste lid, van de WVB omdat het precies onder de definitie van limonade valt. Het product bestaat immers uit vruchtensapconcentraten en extracten die met water zijn aangelengd en het product is kennelijk bestemd om onverwarmd te worden gedronken. Voor de beoordeling of een product moet worden begrepen onder de alcoholvrije dranken in de zin van de WVB vormt de concurrentiepositie ten opzichte van andere producten geen beslissend criterium. Voorts is het dorstlessende karakter te subjectief om als maatstaf te kunnen dienen. Uit de uitspraak van deze rechtbank van 5 december 2017 (ECLI:NL:RBNHO:2017:10088) volgt dat het dorstlessend karakter geen zelfstandig criterium is. De stelling van eiseres dat voedingssupplementen op één lijn kunnen worden gesteld met medicinale (hoest)dranken kan niet slagen. Los van de vraag of het product kan worden aangemerkt als voedingssupplement, is een voedingssupplement in de MvT niet uitgezonderd. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
7. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Van toepassing zijnde regelgeving
8. Artikel 6 van de WVB luidt:
“Onder alcoholvrije dranken worden verstaan vruchten- en groentesap, mineraalwater en limonade, ook indien zij alcohol bevatten, voor zover zij niet worden aangemerkt als bier, wijn, tussenproducten of overige alcoholhoudende producten in de zin van de Wet op de accijns.”
9. Artikel 9, eerste, tweede lid en derde lid, van de WVB luiden sinds 1 januari 1993:
“1. Onder limonade worden verstaan met water aangelengd vruchten- of groentesap alsmede gezoete en aromatische dranken en dranken waaraan geurstoffen of smaakstoffen zijn toegevoegd die kennelijk zijn bestemd om onverwarmd te worden gedronken.
2. Als limonade wordt mede aangemerkt de drank, bedoeld in het eerste lid, in vaste vorm of als concentraat in kleinhandelsverpakking of in een verpakking die is bestemd voor afnemers die voor gebruik gerede limonade vervaardigen voor gebruik ter plaatse.’
3. Als limonade wordt niet aangemerkt:
a. de uit melk of melkproducten bereide drank met een gehalte aan melkvetten van 0,02%mas of meer waarin zich melkeiwit en melksuiker bevinden, niet zijnde een uit wei of weiproducten vervaardigde drank;
b. de uit soja bereide drank met een vetgehalte en een eiwitgehalte die vergelijkbaar zijn met het vetgehalte en het eiwitgehalte van melk.”
10. In de MvT op artikel 9 van de WVB (Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993,
22 843, nr. 3, p. 20) staat – voor zover van belang – het volgende:
“Ingevolge het eerste lid worden onder limonade verstaan met water aangelengd vruchten- en groentesap en andere gezoete en gearomatiseerde dranken die kennelijk zijn bestemd om onverwarmd te worden gedronken. Als voorbeelden kunnen worden genoemd sinas, cola en up-dranken. (...)
Ook medicinale dranken zoals hoestdranken en dergelijke vallen niet onder het begrip limonade. Deze dranken hebben anders dan de limonades niet het oogmerk de dorst te lessen maar hebben duidelijk het karakter van een medicijn dat in de vorm van een drank wordt toegediend.”
Beoordeling van het geschil
11. Eiseres stelt dat het nadrukkelijk de bedoeling van de wetgever is geweest om hoestdranken en andere dranken die het karakter hebben van een medicijn en die niet het oogmerk hebben om de dorst te lessen, buiten de heffing van verbruiksbelasting te laten. In de MvT op artikel 9 van de WVB staat vermeld dat medicinale dranken zoals hoestdranken en dergelijke niet vallen onder het begrip limonade. De stelling van eiseres dat daaronder ook voedingssupplementen vallen, kan niet slagen. Nog afgezien van de vraag of het product kan worden aangemerkt als voedingssupplement, staat in de MvT niet vermeld dat voedingssupplementen ook zijn uitgezonderd. Naar het oordeel van de rechtbank is het de bedoeling van de wetgever dat alleen medicinale dranken worden uitgezonderd. Gelet op de samenstelling en aard van het product kan het product niet worden gekwalificeerd als een medicinale drank. Immers, zoals ook uit de verpakking van het product blijkt, bestaat het product voornamelijk uit water en vruchtensapconcentraten en bevat het geen medicinale bestanddelen. Daarnaast heeft eiseres niet nader onderbouwd dat van het product een medicinale werking uitgaat. De enkele stelling dat het product goed is voor het lichaam na fysieke inspanning is daartoe onvoldoende. Dat het product volgens de productinformatie op de verpakking vanwege de hoge voedingswaarde in afgemeten doseringen dient te worden geconsumeerd, maakt evenmin dat sprake is van een medicinale drank.
Zoals deze rechtbank eerder heeft overwogen in de uitspraak van 5 december 2017 (ECLI:NL:RBNHO:2017:10088) is het dorstlessende karakter van het product niet een zelfstandig criterium voor de vaststelling of sprake is van limonade. In de WVB is dit criterium niet opgenomen. Evenmin kan uit de MvT op artikel 9 van de WVB worden afgeleid dat dorstlessen een zelfstandig criterium is. Uit deze MvT volgt slechts dat deze term is gebruikt om een afbakening te maken tussen limonade en medicinale dranken zoals hoestdranken en dergelijke. Dat volgens eiseres het product geen dorstlessend karakter zou hebben – wat daar ook van zij – kan dan ook niet tot de conclusie leiden dat sprake is van een medicinale drank als bedoeld in de MvT.
Ten slotte maakt het feit dat het product in vergelijking met limonade een hoge consumentenprijs heeft niet dat het product daarom dient te worden uitgezonderd van de verbruiksbelasting. Uit de wet, noch uit de MvT volgt dat de concurrentiepositie ten opzichte van andere producten een beslissend criterium is. Het beroep van eiseres op de passage uit de MvT op de Wet op de accijns van alcoholvrije dranken kan reeds niet slagen omdat die passage ziet op die wet en deze wet is vervallen.
12. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.