Home

Rechtbank Noord-Holland, 06-10-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:12517, HAA 20/4973, HAA 20/4976 en HAA 20/4268

Rechtbank Noord-Holland, 06-10-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:12517, HAA 20/4973, HAA 20/4976 en HAA 20/4268

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
6 oktober 2022
Datum publicatie
27 maart 2023
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2022:12517
Formele relaties
Zaaknummer
HAA 20/4973, HAA 20/4976 en HAA 20/4268
Relevante informatie
Art. 55 AWR, Art. 8:7 Awb, Art. 7:1a Awb, Art. 27e AWR, Art. 67a AWR, Art. 67g AWR

Inhoudsindicatie

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat eiser in 2016 en 2017 aanzienlijke inkomsten uit hennepteelt en glazenwasserij heeft genoten. De aangiften IB/PVV voor de jaren 2016 en 2017 zijn niet door eiser binnen de door de inspecteur bij de aanmaning gestelde termijn ingediend, daarom is sprake van omkering en verzwaring van de bewijslast. Verweerder heeft een redelijke en niet willekeurige schatting van het inkomen gemaakt. Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank niet overtuigend aangetoond dat de aanslagen te hoog zijn vastgesteld. De duur van de procedure vormt voor de rechtbank wel aanleiding tot ambtshalve matiging van de verzuimboetes, omdat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaken. Beroepen ongegrond.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummers: HAA 20/4973, HAA 20/4976 en HAA 20/4268

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),

en

Procesverloop

HAA 20/4973 (jaar 2016)

Verweerder heeft met dagtekening 17 april 2019 aan eiser voor het jaar 2016 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 603.764. Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft verweerder bij beschikking eiser € 23.386 belastingrente in rekening gebracht en eiser bij beschikking een verzuimboete van € 369 opgelegd.

Verder heeft verweerder met dagtekening 17 april 2019 aan eiser voor het jaar 2016 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW) opgelegd. Het toegepaste maximum bijdrage-inkomen is daarbij vastgesteld op € 52.763 en er is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht ten bedrage van € 203.

Eiser heeft tegen deze aanslagen bezwaar gemaakt.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar van eiser wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard en heeft het bezwaarschrift tevens aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslagen. Verweerder is aan het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV gedeeltelijk tegemoet gekomen. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is nader vastgesteld op € 525.934. De belastingrentebeschikking is verminderd tot € 20.309. De verzuimboete is in stand gelaten.

HAA 20/4973 en HAA 20/4976 (jaar 2017)

Verweerder heeft met dagtekening 28 augustus 2019 aan eiser voor het jaar 2017 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 507.518. Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft verweerder bij beschikking eiser

€ 13.032 belastingrente in rekening gebracht en eiser bij beschikking een verzuimboete van € 369 opgelegd.

Verder heeft verweerder met dagtekening 28 augustus 2019 aan eiser voor het jaar 2017 een aanslag ZVW opgelegd. Het toegepaste maximum bijdrage-inkomen is daarbij vastgesteld op € 53.701 en er is belastingrente in rekening gebracht ten bedrage van € 135.

Eiser heeft tegen deze aanslagen bezwaar gemaakt.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar van eiser wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard en heeft het bezwaarschrift tevens aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslagen. Verweerder is aan het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV gedeeltelijk tegemoet gekomen. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is nader vastgesteld op € 454.453 en er is een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen vastgesteld van € 981. De belastingrentebeschikking is verminderd tot € 11.651. De verzuimboete is in stand gelaten.

Beide jaren

Eiser heeft beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar en de beslissingen op zijn als dusdanig aangemerkte verzoeken om ambtshalve vermindering.

Verweerder heeft in alle zaken een verweerschrift ingediend.

Verweerder heeft in alle zaken een nader stuk ingediend. Dit stuk is door de rechtbank ontvangen en doorgestuurd naar de gemachtigde van eiser.

Eiser heeft in alle zaken een nader stuk ingediend. Dit stuk is door de rechtbank ontvangen en doorgestuurd naar verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2022 te Haarlem. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [inspecteur 1] en [inspecteur 2] Msc LLM.

Feiten

1. Eiser werkte in 2016 en 2017 als [beroep] en deed dat als ondernemer onder de naam ‘ [bedrijfsnaam 1] ’ en tevens (passief) als firmant in ‘ [bedrijfsnaam 2] ’.

2. Geheel 2016 en 2017 was eiser, blijkens de gegevens uit de Basisregistratie personen, woonachtig aan de [adres 1] te [plaats 1] . Vanaf 24 april 2018 tot 18 juni 2020 was eiser, eveneens blijkens de gegevens uit de Basisregistratie personen, woonachtig aan de [adres 2] in [plaats 2] .

3. Op 10 april 2017 is bij eiser een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV van de jaren 2012 tot en met 2015 en de aangiften omzetbelasting van het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2015. Later zijn daar ook de jaren 2016 en 2017 voor de IB/PVV aan toegevoegd. De datum van het concept-controlerapport is 2 november 2018. Namens eiser heeft zijn boekhouder hierop gereageerd met een brief van 14 januari 2019. De brief vermeldt, voor zover belang, het volgende:

“Met betrekking tot het controlerapport inzake onze client [eiser] (…) gedateerd 2 november 2018 hebben wij de onderstaande opmerkingen, welke wij tevens zien als zijnde een bezwaar.

Het controlerapport heeft, zoals vermeld onder punt 1-1 betrekking op de jaren 2012 t/m 2016 voor wat betreft de Inkomstenbelasting en de jaren 2012 t/m 2017 voor wat betreft de Omzetbelasting. In dit schrijven beperken wij ons tot het jaar 2015.

(…)

Zoals telefonisch reeds besproken zullen wij trachten om uiterlijk 4 februari 2019 onze bevindingen inzake 2016 en 2017 aan u te melden.

Dit schrijven handelt dus enkel en alleen maar over het jaar 2015. Indien niet uitdrukkelijk vermeld kunnen er geen conclusies over andere jaren uit worden getrokken worden.”

4. Op 28 februari 2019 is het definitieve controlerapport (hierna: het controlerapport) uitgebracht. In het controlerapport is het inkomen uit werk en woning van eiser voor 2016 bepaald op € 605.617 en is het inkomen uit werk en woning van eiser voor 2017 bepaald op € 507.518.

5. Op 12 december 2017 heeft de politie Noord-Holland op het toenmalige adres van eiser aan de [adres 1] te [plaats 1] een hennepkwekerij aangetroffen. De politie heeft in verband hiermee het ‘Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij’ opgesteld. Dit rapport betreft een onderzoek naar het door eiser wederrechtelijk verkregen voordeel uit de aangetroffen hennepkwekerij. Het rapport vermeldt, voor zover van belang:

Ontnemingsperiode

Van 1 januari 2015 tot 12 december 2017. Deze periode beslaat 153 weken. Dit is vastgesteld aan de hand van onder andere getuigenverhoren en productiedata van hennep gerelateerde goederen welke in de kwekerij werden aangetroffen.

(…)

(…)

Aantal kweekruimtes: 2

Vaststelling opbrengst per oogt in de 1e kweekruimte

Opbrengst hennep per plant

Opbrengst hennep per oogst

Vaststelling eerdere oogsten in de 1e kweekruimte

Kostenberekening in de 1e kweekruimte

Vaststelling opbrengst per oogt in de 2e kweekruimte

Opbrengst hennep per plant

Opbrengst hennep per oogst

Financiële opbrengst per oogst

Vaststelling eerdere oogsten in de 2e kweekruimte

Kostenberekening in de 2e kweekruimte

Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel

De 1e kweekruimte

Beoordeling door de rechtbank

Conclusie en gevolgen

Beslissing

Rechtsmiddel