Home

Rechtbank Noord-Holland, 02-09-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:7858, HAA 21/5334V

Rechtbank Noord-Holland, 02-09-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:7858, HAA 21/5334V

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
2 september 2022
Datum publicatie
12 september 2022
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2022:7858
Formele relaties
Zaaknummer
HAA 21/5334V
Relevante informatie
Art. 6:15 Awb, Art. 8:54 Awb

Inhoudsindicatie

geen gronden gericht tegen het niet overleggen van de volmacht. verzet ongegrond

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 21/5334 V

(gemachtigde: mr. B.R.R. James).

Procesverloop

Opposant heeft bij e-mailbericht van 15 september 2021 bij de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Heerlen een tweede bezwaar ingediend gericht tegen de buitenbehandelingstelling van het verzoek voor de toepassing van de 30%-bewijsregel.

De inspecteur heeft dit e-mailbericht op 23 september 2021 als beroepschrift op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ter verdere behandeling aan deze rechtbank doorgezonden.

Bij uitspraak van 26 april 2022 heeft de rechtbank dit beroep niet-ontvankelijk verklaard.

Opposant heeft daartegen verzet ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Awb biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank wegens het uitblijven van een tijdige reactie van opposant niet heeft kunnen vaststellen of [naam 1] gerechtigd was om de belangen van opposant in de onderhavige procedure te behartigen. Verder is overwogen dat opposant niet binnen de gestelde termijn zijn volledige adresgegevens aan de rechtbank kenbaar heeft gemaakt.

2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.

3. Opposant voert in zijn verzetschrift geen gronden aan tegen de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft opposant vervolgens bij aangetekende brief van 16 juni 2022 verzocht om aan te geven waarom hij het niet eens is met de uitspraak van de rechtbank. Opposant heeft de rechtbank daarop gemeld dat deze procedure rechtens inhoudelijk gelijk is aan een zaak van de heer [naam 2] (HAA 21/5466). Opposant stuurt ter onderbouwing van deze stelling een kopie van een brief van 10 maart 2022 mee. Deze brief heeft als onderwerp: het beroep van [naam 2] /zaaknummer HAA 21/5466. Opposant stelt verder dat het verzet en het inhoudelijke beroep op dezelfde gronden berusten.

4. De rechtbank stelt allereerst vast dat de brief van 10 maart 2022, waarnaar opposant verwijst, inhoudelijke gronden bevat gericht tegen een uitspraak op bezwaar betreffende de procedure van iemand anders dan opposant zelf. Opposant heeft echter niets gesteld ten aanzien van het oordeel van de rechtbank dat de machtiging en de adresgegevens van opposant niet binnen de gestelde termijn (te weten uiterlijk op 31 december 2021) zijn ingediend.

5. Nu gesteld noch gebleken is dat het niet tijdig herstellen van het verzuim opposant niet kan worden aangerekend, is de rechtbank van oordeel dat het beroep terecht (kennelijk) niet-ontvankelijk is verklaard. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het verzet ongegrond dient te worden verklaard. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is gedaan op

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel