Rechtbank Noord-Holland, 18-10-2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:10957, AWB - 23 _ 3123
Rechtbank Noord-Holland, 18-10-2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:10957, AWB - 23 _ 3123
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 18 oktober 2024
- Datum publicatie
- 14 januari 2025
- Annotator
- Zaaknummer
- AWB - 23 _ 3123
- Relevante informatie
- Art. 1 Wet MRB 1994, Art. 69 Wet MRB 1994, Art. 70 Wet MRB 1994, Art. 3 Uitv besl MRB 1994, Art. 5:41 Awb, Art. 5:46 Awb, Art. 67c AWR
Inhoudsindicatie
Mrb. De poststempel op de envelop waarin het beroepschrift is verstuurd is onleesbaar geworden door het inscannen. Nu bij de rechtbank onder substitutie wordt ingescand, is niet te verifiëren of de poststempel wel leesbaar was op de originele envelop en of deze tijdig ter post is bezorgd. Gelet op deze gang van zaken dient het ervoor te worden gehouden dat de envelop met daarin het beroepschrift van eiseres tijdig is bezorgd. De bewijsnood is niet toe te rekenen aan eiseres. Het beroep is hierdoor ontvankelijk. Eiseres heeft een fout gemaakt bij het op naam zetten van de auto. Om die reden is niet voldaan aan de voorwaarden die worden gesteld aan de handelaarskentekenregeling. De rechtbank oordeelt dat het opleggen van twee naheffingsaanslagen proportioneel is nu het twee afzonderlijke belastbare feiten betreffen waarbij telkens zonder handelaarskenteken gebruik is gemaakt van de openbare weg met een tot de bedrijfsvoorraad behorende auto. Verweerder heeft ter zitting bepaald dat de tweede boete op nihil kan worden gesteld. Er resteert één boete. Deze boete blijft, na halvering door verweerder, in stand.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/3123 en HAA 23/3124
(gemachtigde: [naam 1] ),
en
Procesverloop
HAA 23/3123
Met dagtekening 12 december 2022 heeft verweerder aan eiseres over het tijdvak 12 oktober 2021 tot en met 11 oktober 2022 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (hierna: mrb) opgelegd, ten bedrage van € 440, alsmede bij beschikking van gelijke datum een boete van € 440.
HAA 23/3124
Met dagtekening 19 december 2022 heeft verweerder aan eiseres over het tijdvak 19 oktober 2021 tot en met 18 oktober 2022 een naheffingsaanslag mrb opgelegd, ten bedrage van € 440, alsmede bij beschikking van gelijke datum een boete van € 440.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze twee beschikkingen.
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslagen en boetes in stand gelaten.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 september 2024 te Haarlem. Eiseres is vertegenwoordigd door [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] .
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres exploiteert een autobedrijf en beschikt over een kenteken als bedoeld in artikel 37, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (een handelaarskenteken).
2. Blijkens de kentekenregistratie was het motorrijtuig van het merk [merknaam] met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) van 14 januari 2022 tot en met 26 oktober 2022 opgenomen in de bedrijfsvoorraad van eiseres.
3. Op 11 oktober 2022 en 18 oktober 2022 is geconstateerd dat met het voertuig gebruik gemaakt werd van de openbare weg zonder dat gebruik werd gemaakt van het handelaarskenteken.
4. Met dagtekening van 27 oktober 2022 en 3 november 2022 zijn aan eiseres zogenoemde ‘vooraankondigingen naheffingsaanslag/boetebeschikking’ gestuurd vanwege het op 11 oktober 2022 en 18 oktober 2022 geconstateerde weggebruik.
5. Eiseres heeft daarop 14 november 2022 op gereageerd.
6. Met dagtekening 12 respectievelijk 19 december 2022 zijn de naheffingsaanslagen en boetes opgelegd zoals aangekondigd.
Geschil 7.In geschil is of verweerder de naheffingsaanslagen en de boetebeschikkingen terecht en tot juiste bedragen heeft opgelegd.
8. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij een fout heeft gemaakt bij de inzet van het voertuig en deze niet te naam is gesteld. Het gaat om een fout en eiseres is dan ook van mening dat over de periode 13 juli 2022 tot en met 27 oktober 2022 de naheffing en eventuele boete moet worden opgelegd. De tweede naheffing en boete moeten volgens eiseres komen te vervallen, omdat het dezelfde fout betreft. Juridisch heeft verweerder gelijk, maar enige vorm van sociaal aspect is ook onderdeel van de beschaving en rechtsgang, aldus eiseres. Om deze reden dient de tweede naheffingsaanslag en boete te komen vervallen. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, opleggen van de eerste naheffingsaanslag en boete over de periode 13 juli 2022 tot en met 27 oktober 2022 en dat de tweede naheffingsaanslag en boete vervallen.
9. Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De uiterste datum voor het indienen van het beroepschrift was op 31 maart 2023. Het beroepschrift is op 6 april 2023 bij de rechtbank binnengekomen. De poststempel die op de envelop zit is gedateerd op 6 april 2023. Nu eiseres geen bewijs van de verzending van het poststuk heeft overgelegd dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard. Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat de naheffingsaanslagen en boetes terecht aan eiseres zijn opgelegd. Het feit dat er bij de overschrijving van de auto een fout is gemaakt, is geen reden om de naheffingsaanslagen te vernietigen. Nu niet aan de voorwaarden voor het gebruik van een handelaarskenteken is voldaan, zijn de naheffingsaanslagen terecht opgelegd. Ook de verzuimboetes zijn terecht opgelegd nu geen sprake is van afwezigheid van alle schuld (AVAS) of andere bijzondere omstandigheden die een verlaging van de boete rechtvaardigen. Wel dient te worden opgemerkt dat wegens een beleidswijziging beide boetes dienen te worden gehalveerd. Ook geeft verweerder aan dat eiseres in het verleden vaker een naheffingsaanslag en boete opgelegd heeft gekregen wegens een vergelijkbare onzorgvuldigheid. Verweerder concludeert tot gegrondverklaring ten aanzien van de boetes.
10. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Ontvankelijkheid
11. Voordat de rechtbank de vraag beantwoord of de naheffingsaanslagen en de boetes terecht zijn opgelegd, dient de rechtbank de ontvankelijkheid van het beroep te beoordelen.
12. Door de rechtbank is opgemerkt dat er sprake is van een verzuim nu door eiseres niet de KVK stukken en een machtiging zijn overgelegd. Eiseres is door de rechtbank niet eerder in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen, doordat geen herstel verzuim brief naar eiseres is verzonden alvorens het beroep zou worden behandeld ter zitting. Voorafgaand aan de zitting is door de griffier met de gemachtigde van eiseres contact opgenomen. De gemachtigde van eiseres heeft de ontbrekende stukken meegenomen naar de zitting. Hierdoor heeft de gemachtigde van eiseres aannemelijk gemaakt dat hij als gemachtigde mag optreden namens eiseres, zodat het verzuim is hersteld. Het beroep is om deze reden ontvankelijk.
13. Verder behoort tot de gedingstukken een envelop waarin het beroepschrift is verstuurd. Deze envelop is (onder substitutie) ingescand door de rechtbank. De rechtbank constateert dat niet de hele envelop zichtbaar is en dat ook de poststempel van het postbedrijf niet (meer) zichtbaar is. Doordat de originele envelop is vernietigd kan de rechtbank niet verifiëren of de poststempel wel leesbaar was op de originele envelop en of deze tijdig ter post is bezorgd. Gelet op deze gang van zaken dient het ervoor te worden gehouden dat de envelop met daarin het beroepschrift van eiseres tijdig is bezorgd. Het arrest van de Hoge Raad van 14 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT7470 leidt niet tot een ander oordeel, omdat de bewijsnood in dit geval niet voor rekening van eiseres komt. De rechtbank is van oordeel dat ook om deze reden het beroep ontvankelijk is en dus inhoudelijk dient te worden behandeld.
Naheffingsaanslag
14. Op grond van artikel 1, tweede lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet mrb) kan de belasting, voor motorrijtuigen die behoren tot een bedrijfsvoorraad en voor motorrijtuigen die voor het verrichten van werkzaamheden daaraan bij een herstelbedrijf zijn, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden met betrekking tot het gebruik, in afwijking van het eerste lid, worden geheven ter zake van de ten behoeve van die motorrijtuigen opgegeven kentekens als bedoeld in artikel 37, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De genoemde voorwaarden zijn onder andere neergelegd in artikel 3, van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994. Met betrekking tot het gebruik van motorrijtuigen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wet mrb zijn de krachtens artikel 37, derde en vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 gestelde voorwaarden voor het gebruik van die motorrijtuigen en de aldaar bedoelde kentekens van toepassing, aldus artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994.
15. Op grond van artikel 44, vierde lid, van het Kentekenreglement mag een handelaarskenteken uitsluitend worden gebruikt indien met het voertuig gebruik van de weg wordt gemaakt in het kader van bedrijfsactiviteiten aan wie het handelaarskenteken is opgegeven. Volgens artikel 44, vijfde lid, van het Kentekenreglement is degene aan wie het handelaarskenteken is gegeven aansprakelijk voor een overtreding. Een handelaarskenteken moet worden bevestigd aan zowel de voor- als achterzijde van het motorrijtuig op de daartoe bestemde plaats. Dit is een vereiste volgens artikel 7, lid 1, van de Regeling kentekens en kentekenplaten.
16. Indien niet is voldaan aan de voorwaarden, kan op grond van artikel 69, eerste lid, van de Wet mrb de belasting worden nageheven. Op grond van het tweede lid van dat artikel wordt de na te heffen belasting berekend over een tijdsduur van twaalf maanden, waarbij als laatste dag geldt de dag waarvan wordt geconstateerd dat op die dag niet wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden.
17. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het niet op naam zetten van de auto één fout was en om deze reden de belastingdienst één naheffingsaanslag en één boete mag opleggen over de periode 13 juli 2022 tot en met 27 oktober 2022. Eiseres stelt verder dat de tweede naheffingsaanslag en boete moet komen te vervallen nu dit dezelfde fout betreft, bij hetzelfde voertuig. Juridisch heeft de Belastingdienst gelijk, maar enige vorm van sociaal aspect is ook onderdeel van de beschaving en rechtsgang. Verweerder stelt zich op het standpunt dat nu met de tot de bedrijfsvoorraad behorende auto is gereden terwijl niet is voldaan aan de voorwaarden die worden gesteld aan het handelaarskenteken, de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd. Een fout bij de overschrijving van de auto is geen reden om de naheffingsaanslagen te vernietigen. Daarbij merkt verweerder op dat het de verantwoordelijkheid van eiseres is om zich aan de voorwaarden te houden en de overschrijving correct te laten plaatsvinden.
18. Vaststaat dat op 11 oktober 2022 en 18 oktober 2022 met de auto gebruik is gemaakt van de openbare weg terwijl de auto was opgenomen in de bedrijfsvoorraad van eiseres en niet was voorzien van een handelaarskenteken. Nu vaststaat dat eiseres de voorwaarden die zijn verbonden aan de handelaarskentekenregeling niet heeft nageleefd, is de rechtbank van oordeel dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
19. Voor zover eiseres meent dat het opleggen van twee naheffingsaanslagen hier disproportioneel is volgt de rechtbank haar niet. De rechtbank stelt vast dat het hier gaat om twee afzonderlijk belastbare feiten waarbij telkens zonder handelaarskenteken gebruik is gemaakt van de openbare weg van een tot de bedrijfsvoorraad behorende auto. Uit het arrest van de Hoge Raad van 17 februari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV1717 volgt dat een naheffingsaanslag kan worden opgelegd voor iedere kalenderdag waarop is geconstateerd dat niet aan de voorwaarden voor de handelaarskentekenregeling is voldaan. Het feit dat het niet voldoen aan de voorwaarden berust op een vergissing (een fout gemaakt bij de overschrijving van de auto) doet er niet aan af dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd.
Verzuimboetes
20. Eiseres heeft betoogd dat er door haar een fout is gemaakt bij het overschrijven van de auto. Eiseres heeft aangegeven het terecht te vinden dat verweerder eiseres een boete oplegt. Gezien het feit dat er nu aan eiseres twee boetes door dezelfde fout zijn opgelegd vindt eiseres echter niet in overeenstemming met enige vorm van een sociaal aspect wat ook onderdeel is van de beschaving en de rechtsgang. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de boetes terecht zijn opgelegd. Van AVAS of bijzondere omstandigheden die aanleiding geven tot het matigen van de boetes is geen sprake. Verweerder geeft aan dat van een professionele autohandelaar mag worden verwacht dat deze op de hoogte is van de geldende de voorwaarden bij de handelaarskentekenregeling en zich hier ook aan houdt. Tot slot merkt verweerder op dat eiseres al eerder een naheffingsaanslag en een boete opgelegd heeft gekregen voor een soortgelijk feit. Wel geeft verweerder aan dat op grond van een beleidswijziging beide boetes dienen te worden gehalveerd. Verweerder heeft ter zitting voorts aangeven dat de tweede boete op nihil kan worden gesteld nu ter zitting is gebleken dat eiseres niet eerder is beboet voor een vergelijkbaar verzuim. De rechtbank volgt verweerder hierin, zodat één boete resteert om te beoordelen.
21. Op grond van artikel 70 van de Wet mrb in verbinding met artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen vormt het onderhavige gebruik van de weg met een motorvoertuig waarvoor de belasting niet is betaald een verzuim ter zake waarvan de inspecteur van de belastingplichtige een bestuurlijke boete van ten hoogste € 5.514 kan opleggen. Paragraaf 34, tweede lid van het Besluit bestuurlijke boeten Belastingdienst (BBBB) maximeert het boetebedrag tot 100% van de niet betaalde belasting.
22. Artikel 5:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat, tenzij de hoogte van de boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, het bestuursorgaan de boete afstemt op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Paragraaf 6 en 7 van het BBBB bevatten bepalingen van dezelfde strekking. Op grond van artikel 5:41 van de Awb kan geen boete worden opgelegd voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.
23. Voorop staat dat eiseres het verzuim in kwestie, het gebruik van de auto zonder een handelaarskenteken terwijl de auto nog behoorde tot de bedrijfsvoorraad van eiseres, heeft begaan, zodat een verzuimboete in beginsel gerechtvaardigd is. Van AVAS is geen sprake. Niet kan worden gezegd dat eiseres alle in redelijkheid van haar te verwachten zorg heeft betracht om de door haar genoemde vergissing of fout te voorkomen. De rechtbank weegt daarbij mee dat eiseres een professionele autoverkoper is. Het is aan haar om zorgvuldig te handelen wanneer zij gebruik maakt van de handelaarskentekenregeling. Het verzuim blijft dan ook voor rekening van eiseres. De verzuimboete is dus terecht opgelegd.
24. De vervolgvraag is of de resterende verzuimboete van (na halvering) € 220 in het onderhavige geval ook passend en geboden is. De boete is qua hoogte gebaseerd op een percentage (van 50 procent) van de nageheven mrb, terwijl de nageheven mrb is berekend over een periode van 12 maanden. De omstandigheid dat de auto slechts vanaf 14 januari 2022 in de bedrijfsvoorraad heeft gehad en deels ook ten onrechte, vormt geen grond voor het matigen van de verzuimboete. De rechtbank acht een verzuimboete ten bedrage van € 220 passend en geboden.
Slotsom
25. Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
26. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding, omdat niet van voor vergoeding in aanmerking komende kosten is gebleken.