Rechtbank Noord-Nederland, 08-10-2013, ECLI:NL:RBNNE:2013:6459, AWB-13_1050
Rechtbank Noord-Nederland, 08-10-2013, ECLI:NL:RBNNE:2013:6459, AWB-13_1050
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 8 oktober 2013
- Datum publicatie
- 15 november 2013
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2013:6459
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2014:7457, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB-13_1050
Inhoudsindicatie
Terbeschikkingstelling van een auto in concernverband. De rechtbank is van oordeel dat de auto door eiseres ter beschikking is gesteld aan haar werknemer, ook al is de auto aangeschaft door en in eigendom van een andere - gelieerde - vennootschap.
Uitspraak
Afdeling Bestuursrecht
locatie Leeuwarden
procedurenummer: AWB LEE 13/1050
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 8 oktober 2013 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
eiseres,
gemachtigde [gemachtigde],
en
verweerder, gemachtigden [gemachtigden].
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 19 juli 2012 over het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2008 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [nummer] loonheffingen opgelegd naar een bedrag van € 2.345 en heeft bij beschikking een bedrag van € 304 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 31 januari 2013 de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 11 maart 2013, ontvangen bij de rechtbank op 13 maart 2013, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 september 2013 te Leeuwarden.
Namens eiseres is daar diens gemachtigde verschenen, bijgestaan door [naam]. Namens verweerder zijn de gemachtigden verschenen.
Motivering
Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
1.1 Eiseres exploiteert een aardappelschilbedrijf te [vestigingsplaats]. Sinds 3 oktober 2008 is enig aandeelhouder [X] Holding B.V. De aandelen in deze B.V. worden gehouden door [X] B.V., waarvan de aandelen worden gehouden door [X]. [X] is sinds de oprichting in 1995 bestuurder van en in loondienst bij eiseres.
1.2 In de arbeidsovereenkomst tussen eiseres en [X] van 5 juli 2005 staat – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“10.1 Aan Werknemer zal geen bedrijfsauto ter beschikking worden gesteld ten behoeve van woon-werkverkeer en zakelijke reizen. Werknemer zal zijn zakelijk gereden kilometers declareren à € 0,18 per kilometer.”
1.3 Op 17 augustus 2007 heeft [X] B.V. een personenauto, merk Lexus met kenteken [##-XX-##] gekocht. Ten tijde van de aanschaf van de auto waren alle aandelen van eiseres in handen van [Y] B.V. en bestond er geen aandeelhoudersrelatie tussen [Y] B.V., [X] Holding B.V. en [X] B.V.
1.4 Op 13 oktober 2008 heeft verweerder bij eiseres een boekenonderzoek ingesteld naar – onder meer – de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffingen over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006. Onder hoofdstuk 1 ‘Reikwijdte van het onderzoek’ van het op 22 december 2008 uitgebrachte rapport is – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“De fiscale verwerking in de loonaangifte 2006 van de door belastingplichtige ter beschikking gestelde auto’s in de periode 1 januari 2006 is doorgetrokken tot de datum van het onderzoek.”
1.5 In hoofdstuk 3 ‘Vennootschapsbelasting”, onder 3.1.1 ‘Autokosten’ is het volgende vermeld:
“De heer [X] heeft met zijn privé auto zakelijke kilometers gereden ten behoeve van belastingplichtige. Met betrekking tot deze kilometers heeft geen vergoeding op basis van de gereden kilometers plaatsgevonden. De vergoeding bestond uit de door belastingplichtige betaalde motorrijtuigenbelasting van de privé-auto van de heer [X] en uit het tanken van brandstof met de tankpas van het bedrijf. Dit is fiscaal niet juist. Gelet op de werknemerrelatie dient er op basis van een vergoeding per gereden kilometer te worden gedeclareerd.
Met ingang van het boekjaar 2008 is afgesproken dat de vergoeding voor de met de privé-auto zakelijk gereden kilometers volgens de fiscale wetgeving plaats vindt.“
1.6 Op 26 september 2011 heeft verweerder bij eiseres opnieuw een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffingen over de loontijdvakken van de jaren 2007 tot en met augustus 2011. In hoofdstuk 3 ‘Loonheffingen’ onder 3.14 ‘Privégebruik auto’ is – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“Door de inhoudingsplichtige worden twee auto’s aan het personeel ter beschikking gesteld.
[##-XX-##]
Een Lexus met kenteken [##-XX-##] met een cataloguswaarde van € 67.500 (volgens de vermelding in de opstelling van de aangifte inkomstenbelasting) wordt ter beschikking gesteld aan de heer [X]. De waarde van het loon in natura in verband met privégebruik wordt in de inkomstenbelasting verantwoord aldus de adviseur. Dit is niet correct. “
1.7 Naar aanleiding van dit boekenonderzoek heeft verweerder over de periode 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd.
Geschil
2.1 In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder in de onderhavige naheffingsaanslag terecht de bijtelling privégebruik auto over de periode 3 oktober 2008 tot en met 31 december 2008 heeft meegenomen.
Beoordeling van het geschil
3.1. Ingevolge artikel 10 van de Wet op de Loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) behoren tot het loon uit dienstbetrekking alle voordelen die de werknemer uit de dienstbetrekking geniet. Daaronder zijn begrepen alle voordelen die de werknemer kon behalen omdat zijn dienstbetrekking hem daartoe in staat stelde. Als die voordelen niet rechtstreeks door de werkgever maar door derden aan de werknemer worden betaald of verstrekt behoren die voordelen ook tot het (belastbaar) loon. Dat is slechts anders als de werkgever niet tot het inhouden van loonbelasting in staat is omdat hij met die voordelen niet bekend is (vgl. Hoge Raad 24 juni 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5026).
3.2 Eiseres stelt dat zij de auto niet ter beschikking heeft gesteld aan [X]. Zij wijst op de onder 1.2 genoemde bepaling in de arbeidsovereenkomst, waarin expliciet is opgenomen dat geen auto ter beschikking gesteld zou worden. De auto staat niet op de balans van eiseres en aan eiseres zijn geen kosten ten behoeve van de auto in rekening gebracht.
3.3 Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres wel een auto ter beschikking gesteld aan [X] en dient zij ter zake van dit voordeel als inhoudingsplichtige te worden aangemerkt. Weliswaar is het voordeel niet verstrekt door eiseres, zijnde de vennootschap waartoe [X] in dienstbetrekking staat, maar door een andere tot het concern behorende vennootschap, maar die verstrekking heeft wel plaatsgevonden met medeweten en instemming van eiseres. Bestuurder van eiseres is immers [X], die tevens alle aandelen houdt in en bestuurder is van [X] B.V., de vennootschap die de auto heeft aangeschaft en aan [X] ter beschikking heeft gesteld. Hiervan uitgaande heeft verweerder eiseres terecht als inhoudingsplichtige aangemerkt ter zake van dat voordeel. De hier aan de orde zijnde situatie dient op één lijn te worden gesteld met het geval waarin het voordeel door de betreffende vennootschappen zou zijn verstrekt in opdracht en voor rekening van eiseres (vgl. Hoge Raad 1 november 2000, nr. 361, ECLI:NL:HR:2000:AA7993 en HR 15 november 2002, nr. 37550, ECLI:NL:HR:2002:AF0631). Dat in de arbeidsovereenkomst expliciet is opgenomen dat geen auto ter beschikking wordt gesteld doet – gelet op de daarvan afwijkende feitelijke situatie – daaraan niet af.
3.4 De stelling van eiseres dat de onderhavige auto niet eerst vanaf 3 oktober 2008 in de loonadministratie van eiseres mag worden betrokken, omdat de auto reeds daarvoor door [X] werd gebruikt, faalt eveneens. Vóór 3 oktober 2008, werd de onderhavige auto door verweerder terecht aangemerkt als privéauto. Vanaf 3 oktober 2008, de aandelenoverdracht, wordt de auto echter aan [X] ter beschikking gesteld door een andere van het concern deeluitmakende vennootschap, waardoor er wel sprake is van een terbeschikkingstelling door eiseres. Dat de auto reeds op 17 oktober 2007 is aangeschaft, maakt dit niet anders.
Vertrouwensbeginsel
3.5 Eiseres stelt voorts dat zij op basis van het rapport van het eerste boekenonderzoek erop mocht vertrouwen dat verweerder de auto’s die door eiseres ter beschikking werden gesteld had beoordeeld en het standpunt had ingenomen dat de onderhavige auto een privéauto was van [X] en aldus niet in de loonadministratie behoefde te worden opgenomen.
3.6 De rechtbank overweegt dat het rapport als doel had: ‘het onderzoeken van de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffingen over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006‘. Voor het jaar 2006 heeft verweerder dan ook onderzocht welke auto’s door eiseres ter beschikking werden gesteld en op welke manier. De onderhavige auto, die op 17 augustus 2007 is aangeschaft, stond op het moment van die controle weliswaar op het parkeerterrein van eiseres, maar is door verweerder niet betrokken in het onderzoek over 2006. Ter zitting heeft verweerder – desgevraagd – verklaard dat de standpunten die in het controlerapport zijn ingenomen met betrekking tot de gebruikte auto’s uitsluitend betrekking hadden op de in 2006 bij [X] in privébezit zijnde auto die hij voor zijn werkzaamheden voor eiseres gebruikte en op de bestelauto die door werknemers van eiseres wisselend werd gebruikt. Verweerder ging ervan uit dat de auto die [X] gebruikte voor zijn werkzaamheden voor eiseres zijn privéauto was. Verweerder was er ten tijde van beide onderzoeken niet van op de hoogte dat de auto van [X] B.V. was en door deze vennootschap aan [X] ter beschikking werd gesteld voor diens werkzaamheden voor eiseres. De rechtbank acht deze veronderstellingen aannemelijk, mede gelet op de omstandigheid dat de onderhavige auto niet op de balans van eiseres stond en geen deel uitmaakte van haar loonadministratie.
3.7 Naar het oordeel van de rechtbank kan niet van verweerder worden verwacht dat hij nagaat of de auto’s, die op het tijdstip waarop het boekenonderzoek over een eerder jaar plaatsvond op de parkeerplaats stonden, mogelijk in de loonadministratie van het desbetreffende jaar hadden moeten zijn opgenomen. Veeleer had het op de weg van eiseres gelegen om verweerder te informeren over de aanwezigheid en het gebruik van de onderhavige auto. Dit temeer omdat het doel van het onderzoek eiseres wel bekend was.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel faalt.
3.8 De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van verweerders beslissing om de beschikking heffingsrente te handhaven. Hierbij wijst de rechtbank eiseres erop dat het bedrag van de heffingsrente het bedrag van de naheffingsaanslag volgt.
3.9 Gelet op het voorgaande dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus gegeven door mr. J.W. Keuning, rechter, in tegenwoordigheid van mr. W. Kuik, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2013.
wg. W. Kuik
w.g. J.W. Keuning