Home

Rechtbank Noord-Nederland, 16-04-2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:1792, AWB - 17 _ 3217

Rechtbank Noord-Nederland, 16-04-2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:1792, AWB - 17 _ 3217

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
16 april 2019
Datum publicatie
30 april 2019
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2019:1792
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 17 _ 3217

Inhoudsindicatie

Appartementen worden bedrijfsmatig in het kader van het hotelbedrijf door eiseres geëxploiteerd. Aan de centrale begrippen huishoudelijke afvalstoffen en inzamelverplichting wordt in dit geval niet voldaan, met als gevolg dat op grond van 15.33 Wet Mb geen heffing kan plaatsvinden. Beroepen gegrond.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummers: LEE 17/3217, 17/3218, 17/3219 en 17/3220

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 16 april 2019 in de zaken tussen

(gemachtigde: [gemachtigde eiseres] ),

en

(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Verweerder heeft voor de jaren 2014 (17/3217) , 2015 (17/3218), 2016 (17/3219), en 2017 (17/3220), in afzonderlijke beschikkingen met dagtekening 28 februari 2017 aan eiseres ter zake van 27 appartementen aan de [adres] aanslagen afvalstoffenheffing opgelegd tot een bedrag van respectievelijk € 9.211,32,

€ 9.451,08, € 8.919,72 en € 9.347,40.

Bij uitspraken op bezwaar (in één geschrift vervat) van 5 september 2017 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2019. Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde, bijgestaan door de heer [X] (namens [eiseres] ). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.

1.1.

Eiseres is aangeslagen in de afvalstoffenheffing als gebruiker van de percelen (recreatiewoningen/appartementen) aan de [adres] , te weten nummers R22, R23, R24, R25, R26, R27, R28, R31, R33, R34, R35, R36, R37, R38, R41, R42, R43, R44, R45, R46, R47, R48, R51, R52, R54, R55 en R56. Per appartement (waarbij in alle gevallen sprake is van een meerpersoonshuishouden) is eiseres voor de jaren 2014, 2015, 2016 en 2017 aangeslagen voor respectievelijk € 341,16, € 350,04, € 330,36 en

€ 346,20.

1.2.

Eiseres exploiteert de door haar (in 1.1. genoemde) gehuurde appartementen samen met het naastgelegen [buurpand] . Een deel van de appartementen zijn in eigendom bij particuliere eigenaren (hierna: particuliere eigenaren) en een deel bij [X B.V.] (het hotel en meerdere appartementen, waaronder R47 en twee appartementen die gebruikt worden voor het ontvangen/in- en uitchecken van gasten).

Geschil en beoordeling

2. Tussen partijen is in geschil of de aanslagen afvalstofheffing terecht aan eiseres zijn opgelegd. In het bijzonder houdt partijen verdeeld de vraag of bij de appartementen sprake is van huishoudelijk afval (particuliere huishoudens) of van bedrijfsafval (bedrijfsmatige exploitatie). Eiseres is van mening dat het bedrijfsafval betreft, terwijl verweerder de mening is toegedaan dat sprake is van huishoudelijk afval. Niet in geschil is dat eiseres gebruiker is van de appartementen (zie in dit verband ook de uitspraak van deze rechtbank van 20 december 2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:5560).

3. Eiseres heeft - kort samengevat - aangevoerd dat zij voor het ophalen en afvoeren van het afval een overeenkomst heeft gesloten met het inzamelingsbedrijf [Y] . Al het afval van het hotel en de appartementen wordt verzameld in drie door [Y] ter beschikking gestelde afvalcontainers. Er is geen sprake van particuliere huishoudingen in de appartementen, maar van bedrijfsmatige exploitatie van die appartementen door eiseres. Aangezien de gemeente voor bedrijfsafval geen inzamelplicht heeft kunnen door verweerder geen aanslagen afvalstoffenheffing worden opgelegd. Ter zitting heeft de heer [X] de feitelijke exploitatie toegelicht, en daarbij aangegeven dat de appartementsgasten, waaronder ook de particuliere eigenaren en de andere hotelgasten op gelijke wijze worden behandeld. Als de particuliere eigenaren gedurende het hoogseizoen en feestdagen hun eigen appartement huren betalen zij gewoon 1/200 van de appartementsprijs. Buiten deze dagen is hun verblijf gratis, maar moet men wel € 50 voor de schoonmaak etc. voldoen. De behandeling en de verwerking van het afval ondergaat hierdoor geen wijziging. In alle gevallen wordt het afval opgehaald en afgevoerd door het hotelpersoneel en in een afvalcontainer van [Y] gedeponeerd. De tags - pasjes om de ondergrondse afvalcontainers van de gemeente te kunnen gebruiken - die de gemeente heeft verstrekt voor alle appartementen, zijn allemaal in bezit bij eiseres en niet bij de particuliere eigenaren, of bij andere gasten. Twee tags worden gebruikt door housekeeping en worden uitsluitend gebruikt voor het deponeren van afval afkomstig van de nabijgelegen personeelsverblijven, waarvoor eiseres afzonderlijk voor de afvalstoffenheffing wordt aangeslagen. De appartementen worden bedrijfsmatig geëxploiteerd in het hotelbedrijf en er is geen sprake van een optreden als verhuurbedrijf van appartementen in particuliere eigendom. Er is dus sprake van bedrijfsafval, waarvoor geen inzamelplicht bestaat. Dit betekent dat er geen plaats is voor afvalstoffenheffing, aldus eiseres.

4. Verweerder heeft - kort samengevat - aangevoerd dat geen sprake is van bedrijfsafval. Hij stelt dat recreatiewoningen en appartementen in het kader van de afvalstoffenheffing, gelet op artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer, moeten worden gezien als percelen waarin huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Het huishoudelijk afval kan worden gedeponeerd in door de gemeente - 150 meter verderop in de [A-straat] - geplaatste inwerpzuilen van ondergrondse containers. De gemeente heeft dus voldaan aan haar inzamelplicht, aldus verweerder. Per appartement zijn door de gemeente tags uitgereikt, die ook daadwerkelijk zijn gebruikt (gebruik: in 2014: 1914 keer, in 2015: 1667 keer, in 2016: 1667 keer en in 2017: 471 keer). Er is geen sprake van een gezamenlijk geheel van het hotel met appartementen. In de onderhavige appartementen kunnen volgens hun indeling en inrichting zelfstandig huishoudingen worden gevoerd en zijn de toeristische huurders niet aangewezen op elders aanwezige voorzieningen. Dit geldt ook voor de eigenaren van de appartementen, die de appartementen voor eigen gebruik kunnen reserveren. Onderhavige appartementen dienen in het kader van de afvalstoffenheffing dan ook te worden gezien als percelen waarin huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Het is naar de mening van verweerder dan ook onjuist dat eiseres zich beroept op het bedrijfsmatige karakter van de exploitatie. In de appartementen ontstaan immers huishoudelijke afvalstoffen. Tenslotte verwijst verweerder naar de volgende arresten van de Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2001:AA9843, ECLI:NL:HR:2003:AO0652 en ECLI:NL:HR:2015:1773.

5. De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 10.21, eerste lid, van de Wet milieubeheer (hierna: Wet Mb) elke gemeente er zorg voor draagt dat ten minste eenmaal per week de huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan. Op grond van het bepaalde in artikel 15.33 van de Wet Mb kan elke gemeente ter bestrijding van de kosten verbonden aan het beheer van de huishoudelijke afvalstoffen een heffing instellen, waaraan kunnen worden onderworpen degenen die al dan niet krachtens een zakelijk of persoonlijk recht, feitelijk gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van die wet een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijk afval geldt.

6. De gemeente Schiermonnikoog heeft van deze bevoegdheid gebruik gemaakt en de onderhavige aanslagen afvalstoffenheffing opgelegd op grond van de volgende verordeningen:

 Inzake 17/3217, voor het kalenderjaar 2014: De “Verordening afvalstoffenheffing 2014”, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Schiermonnikoog in zijn vergadering van 5 november 2013 (hierna: de Verordening 2014).

 Inzake 17/3218, voor het kalenderjaar 2015: De “Verordening afvalstoffenheffing 2015”, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Schiermonnikoog in zijn vergadering van 11 november 2014 (hierna: de Verordening 2015).

 Inzake 17/3219, voor het kalenderjaar 2016: De “Verordening afvalstoffenheffing 2016”, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Schiermonnikoog in zijn vergadering van 10 november 2015 (hierna: de Verordening 2016).

 Inzake 17/3220, voor het kalenderjaar 2017: De “Verordening afvalstoffenheffing 2017”, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Schiermonnikoog in zijn vergadering van 8 november 2016 (hierna: de Verordening 2017).

7. Artikel 2 van de Verordeningen genoemd bij 3.1. luidt als volgt:

"Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht.

1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en 10.22 van de Wet Mb een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke (cursivering: rechtbank) afvalstoffen geldt.

(…)".

8. In artikel 1.1 van de Wet Mb staan – voor zover hier van belang – de volgende definities gegeven: (in alfabetische volgorde)

bedrijfsafvalstoffen: afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen;

huishoudelijke afvalstoffen: afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, behoudens voor zover het ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen.”

9. De rechtbank overweegt dat het beheer van huishoudelijke afvalstoffen is geregeld in de artikelen 10.21 tot en met 10.29 van de Wet Mb. De artikelen 10.36 tot en met 10.55 van deze wet stellen regels aan afgifte/ontvangst/vervoer en inzameling van bedrijfsafvalstoffen. De Wet Mb maakt dus onderscheid tussen deze twee afvalstromen, in die zin dat niet de aard maar de oorsprong - de definitie (zie bij 8.) spreekt over: afkomstig uit - ervan doorslaggevend is. Met andere woorden: Huishoudelijke afvalstoffen zijn afkomstig uit particuliere huishoudens, bedrijfsafvalstoffen zijn dat niet. Nu vast staat (zie 1.2.) dat de appartementen bedrijfsmatig in het kader van het hotelbedrijf door eiseres worden geëxploiteerd, staat eveneens vast dat de oorsprong van de onderhavige afvalstoffen het hotelbedrijf is en niet een particulier huishouden.

10. Op grond van artikel 15.33 Wet Mb (zie 5.) kan als voorwerp van belasting alleen worden aangewezen het binnen het grondgebied van de gemeente (in dit geval Schiermonnikoog) gelegen perceel, waar geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan en ten aanzien waarvan een inzamelverplichting bestaat. Aan de centrale begrip huishoudelijke afvalstoffen en ook inzamelverplichting wordt in dit geval niet voldaan, met als gevolg dat op grond van 15.33 Wet Mb geen heffing kan plaatsvinden. Eisers beroepsgrond slaagt.

11. De omstandigheid dat de gemeente van Schiermonnikoog tags heeft verstrekt ten behoeve van door haar geplaatste ondergrondse containers voor huishoudelijke afval, maakt het voorgaande niet anders. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat namens eiseres ter zitting gemotiveerd is weersproken dat de tags voor de onderhavige appartementen zijn gebruikt, door er op te wijzen dat aan de buitenkant van de tags niet is te zien bij welk appartement het hoort en dat twee van de verstrekte tags alleen gebruikt zijn voor de nabijgelegen personeelsverblijven - waarin huishoudelijke afvalstoffen zijn ontstaan - die apart in de afvalstoffenheffing worden betrokken.

12. Voor zover eiseres een beroep heeft willen doen op het gelijkheidsbeginsel omdat zij als gebruiker van een soortgelijk complex met 16 suites met dezelfde inrichting als de onderhavige appartementen die ook geëxploiteerd wordt door het hotelbedrijf en waarvoor zij niet wordt aangeslagen in de afvalstoffenheffing, kan, wat er verder ook van zij, onbesproken blijven, omdat het primaire standpunt van eiseres slaagt.

13. De beroepen zijn gegrond. De rechtbank vernietigt de uitspraken op bezwaar en de (afzonderlijke) aanslagen afvalstoffenheffing voor 2014, 2015, 2016 en 2017.

14. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Proceskosten

15. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres het verzoek om een integrale proceskostenveroordeling ingetrokken. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.278 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift een waarde per punt van € 254 en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart de beroepen gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar;

- vernietigt de aanslagen afvalstoffenheffing;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.278;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 1.332 (4 x € 333) aan eiseres te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Tanghe, rechter, in aanwezigheid van R.H. Wolfslag, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 april 2019.

w.g. griffier

w.g. rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.