Rechtbank Noord-Nederland, 02-09-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:3278, AWB - 21 _ 2932
Rechtbank Noord-Nederland, 02-09-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:3278, AWB - 21 _ 2932
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 2 september 2022
- Datum publicatie
- 21 september 2022
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2024:5089, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB - 21 _ 2932
- Relevante informatie
- Art. 10 BPM, Art. 8 lid 4 Uitv.reg. BPM, Art. 110 VWEU
Inhoudsindicatie
BPM-zaak. De rechtbank oordeelt dat eiser voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat sprake was van motorschade. Verweerder heeft de motorschade onvoldoende gemotiveerd betwist. De naheffingsaanslag BPM moet worden vernietigd.
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/2932
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 2 september 2022 in de zaak tussen
(gemachtigde: A.F.M.J. Verhoeven),
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen, verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 24 januari 2020 een naheffingsaanslag opgelegd in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) ten bedrage van € 2.765.
Bij uitspraak op bezwaar van 26 augustus 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser afgewezen.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft vóór de zitting, op 12 juli 2022, digitaal een nader stuk met bijlagen ingediend, dat is doorgestuurd naar verweerder. Daarnaast heeft eiser voorafgaand aan de zitting, op 16 augustus 2022, een pleitnota ingediend, die eveneens is doorgestuurd naar verweerder.
De rechtbank heeft het beroep op 17 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [medewerker verweerder 1] en [medewerker verweerder 2] .
Op de zitting bleek dat het nadere stuk en de pleitnota van eiser de vertegenwoordigers van verweerder niet hadden bereikt. De rechtbank heeft daarop het stuk van 12 juli 2022 nogmaals per e-mail naar verweerder gestuurd en verweerder een exemplaar van de pleitnota overhandigd. Hierbij heeft de rechtbank de vertegenwoordigers van verweerder de gelegenheid gegeven om deze stukken te lezen.
Overwegingen
Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Eiser heeft op 31 maart 2019 aangifte BPM gedaan voor een [merk, type en uitvoering auto] met VIN [VIN] (hierna: de auto). Eiser heeft de verschuldigde BPM bij de aangifte berekend op € 669 aan de hand van een taxatierapport van [taxateur eiser] met datum 24 maart 2019. De fysieke opname van de auto heeft plaatsgevonden op 23 februari 2019. De kilometerstand op het moment van de taxatie bedroeg 179.628. De BPM is berekend op basis van een historische nieuwprijs van € 102.467 en een handelsinkoopwaarde van € 3.086.
Verweerder heeft eiser uitgenodigd de auto bij Domeinen Roerende Zaken (hierna: DRZ) te tonen. DRZ heeft de auto op 8 april 2019 geschouwd en met dagtekening 15 april 2019 een verslag van haar bevindingen gemaakt. In het rapport van DRZ is een historische nieuwprijs van € 113.146 opgenomen en een handelsinkoopwaarde van € 17.476.
Naar aanleiding van het onderzoek door DRZ heeft verweerder in een brief met dagtekening 15 november 2019 aangekondigd dat hij van plan is een naheffingsaanslag op te leggen voor de auto met kenteken [kenteken] . In deze brief met kenmerk BPM/ [kenmerk] staat onder meer: