Rechtbank Noord-Nederland, 21-12-2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:5240, LEE 22/2134
Rechtbank Noord-Nederland, 21-12-2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:5240, LEE 22/2134
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 21 december 2023
- Datum publicatie
- 9 januari 2024
- Zaaknummer
- LEE 22/2134
- Relevante informatie
- Art. 9 Wet OB 1968, Tabel I post b.3 Wet OB 1968
Inhoudsindicatie
OB, in geschil is het antwoord op de vraag of eiseres met het ter beschikking stellen van de platbodems gelegenheid geeft tot sportbeoefening als bedoeld post b.3 van de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB) behorende tabel I en daardoor ter zake van de verhuur van de platbodems het verlaagde tarief van toepassing is.
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/2134
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 21 december 2023 in de zaak tussen
(gemachtigde: [gemachtigde eiseres]),
en
(gemachtigde: [gemachtigde verweerder]).
Procesverloop
Eiseres heeft op 29 oktober 2020 op aangifte een bedrag van € 55.387 aan omzetbelasting voldaan voor het tijdvak 1 juli 2020 tot en met 30 september 2020 (het derde kwartaal van 2020). In deze aangifte is een bedrag aan omzetbelasting aangegeven van € 82.195 en is afgetrokken een bedrag aan voorbelasting van € 26.808. Eiseres heeft tegen de voldoening op aangifte bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 1 april 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres en verweerder hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2023. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon 1], bijgestaan door [persoon 2], en verweerder door diens gemachtigde, bijgestaan door [persoon 3] en [persoon 4].
Partijen hebben ter zitting pleitnota’s voorgedragen. De rechtbank heeft exemplaren daarvan in het dossier gevoegd.
Overwegingen
Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Eiseres verhuurt (onder meer) klassieke platbodem zeilvaartuigen (platbodems). De verhuurperiode bedraagt doorgaans één (mid)week. Eiseres heeft een accommodatie aan de wal – een jachthaven – in eigendom van waaruit de verhuur plaatsvindt. Deze jachthaven beschikt over ligplaatsen met aanlegsteigers, een zomer- en winterberging, een onderhoudshal, een kantoorgebouw met receptie en een sanitaire ruimte met daarin douches en toiletten. Eiseres heeft een monteur in dienst en een instructeur, die tegen een (aparte) vergoeding zeilcursussen geeft. Verder verkoopt eiseres en bemiddelt zij bij de verkoop van platbodems.
Na betaling van de huur krijgt de huurder van een platbodem het recht gebruik te maken van de volgende voorzieningen:
- Gebruik van de platbodem;
- Mondelinge instructie en uitleg over het gebruik van de platbodem;
- Gebruik van de aanlegsteigers;
- Gebruik van de parkeergelegenheid;
- Gebruik van toiletten en douches;
- Gebruik van stroom- water- en afvalvoorzieningen.
Verder verzorgt eiseres het onderhoud en het schoonmaken van de platbodems na de verhuurperiode, zodat de platbodems gebruiksklaar zijn voor de volgende huurders.
De platbodems hebben de volgende voorzieningen:
- Vaarbenodigdheden;
- Een zitgedeelte;
- Een slaapgelegenheid,
- Een toilet;
- Een kookgelegenheid met bestek en kookgerei.
Ook beschikken de platbodems over een motor die onder meer gebruikt wordt om de haven mee uit te varen naar het open water waar gezeild wordt. Het is niet toegestaan om in de jachthaven te zeilen.
Eiseres heeft ter zake van de verhuur van de platbodems in het derde kwartaal van 2020 voor de omzetbelasting het algemene tarief toegepast. Eiseres heeft voor het derde kwartaal 2020 in totaal € 80.771 aan omzetbelasting aangegeven voor leveringen en diensten belast met het algemene tarief. Hiervan heeft € 44.996 betrekking op de verhuur van de platbodems.
Geschil en beoordeling
3. In geschil is het antwoord op de vraag of eiseres met het ter beschikking stellen van de platbodems gelegenheid geeft tot sportbeoefening als bedoeld post b.3 van de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB) behorende tabel I en daardoor ter zake van de verhuur van de platbodems het verlaagde tarief van toepassing is.1
Eiseres stelt dat op haar (samengestelde) prestatie het verlaagde tarief van toepassing is. Onder verwijzing naar onder meer de uitspraak van het Hof Den Bosch van 1 februari 2018 (ECLI:NL:GHSHE:2018:374) stelt eiseres dat zeilen met de platbodems kwalificeert als sportbeoefening. Eiseres wijst er in dit verband op dat het zeilen op de platbodems met krachtinspanningen gepaard gaat. Verder stelt eiseres onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 26 januari 2007 (ECLI:NL:HR:2007:AW2214) en het arrest Baštová van het Hof van Justitie van de Europese Unie (ECLI:EU:C:2016:855) dat zij een sportaccommodatie ter beschikking stelt van waaruit deze sportbeoefening plaatsvindt. De ter beschikking gestelde ligplaatsen en havenfaciliteiten, de voor de (zeil)sport aangepaste ruimten en de platbodems vormen de (belangrijkste) sportattributen. Omdat sprake is van een samengestelde prestatie, is het betreden en gebruiken van deze sportaccommodatie in samenhang met de sportbeoefening door het zeilen met de platbodems de (samengestelde) prestatie die kwalificeert als het gelegenheid geven tot sportbeoefening en waarop het verlaagde tarief van toepassing is.
Subsidiair stelt eiseres dat zij aan het Besluit Omzetbelasting, Toelichting Tabel I2 het vertrouwen kan ontlenen dat op haar diensten het verlaagde tarief van toepassing is, omdat haar prestatie uit meer bestaat dan uit de enkele verhuur van boten, wat in haar optiek tussen partijen niet in geschil is.
Verweerder stelt dat de (samengestelde) prestatie van eiseres kwalificeert als de verhuur van vaartuigen en niet als het geven van gelegenheid tot sportbeoefening. Dit volgt onder meer uit de huurvoorwaarden en de website van eiseres. Uit de huurvoorwaarden blijkt niet dat eiseres, naast de verhuur van een platbodem, zich verbindt tot het verrichten van aanvullende diensten. De aangeboden jachthavenfaciliteiten voor de huurders van de platbodems zijn daarom van ondergeschikt belang bij de verhuur van de vaartuigen. Zij vormen reguliere, bij de verhuur bijkomstige dienstverrichtingen.
Verder betoogt verweerder dat de platbodems, noch de jachthaven, noch het samenstel van beide, een sportaccommodatie vormen, reeds omdat er geen sportbeoefening plaatsvindt. Hierdoor is geen sprake van een sportaccommodatie die ter beschikking wordt gesteld aan de huurders van de platbodems. De platbodems liggen volledig ingericht en klaar voor vertrek in de jachthaven. De jachthaven wordt door de huurders uitsluitend gebuikt voor het aan- en afmeren van de platbodems. Eiseres stelt verder geen (aangrenzend) gemarkeerd of afgebakend vaarwater (exclusief) ter beschikking aan de huurders van de platbodems. De platbodems zelf kwalificeren evenmin als sportaccommodatie en deze zijn ook niet specifiek ingericht of bestemd voor sportbeoefening, maar ingericht en bestemd voor meerdaags algemeen recreatief gebruik. Zo is er sanitair en een keuken met kookgerei en bestek aanwezig en zijn de platbodems voorzien van zitgelegenheid en slaapvertrekken. De conclusie van verweerder is dat op de dienstverrichting van eiseres het algemene en niet het verlaagde tarief van toepassing is.
Voor wat betreft het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel, merkt verweerder op dat onder punt 2.2 van het door eiseres aangehaalde besluit (zie 4.2.) wordt beschreven wat onder een sportaccommodatie wordt verstaan. De dienst van eiseres voldoet niet aan die definitie van een sportaccommodatie. Eiseres kan daarom er niet op vertrouwen dat het Besluit op haar activiteiten van toepassing is.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres een samengestelde dienst aanbiedt, bestaande uit de verhuur van de platbodems en het mogen gebruikmaken van de voorzieningen in de jachthaven (zie 1.2.).
De rechtbank overweegt dat artikel 9, tweede lid, onderdeel a, Wet OB bepaalt dat het verlaagde tarief van toepassing is op de levering van goederen en diensten die zijn vermeld in de bij de Wet OB behorende Tabel I. Post b.3 van Tabel I luidt: “het geven van gelegenheid tot sportbeoefening (…)”. Post b.3 van Tabel I moet richtlijnconform worden uitgelegd. Dit houdt in dat de reikwijdte daarvan samenvalt met die van post 14 van Bijlage III bij Btw-richtlijn 2006 op grond waarvan de lidstaten het verlaagde btw-tarief mogen toepassen op het verlenen van “het recht gebruik te maken van sportaccommodaties.” Bepalingen van bijlage III bij de Btw-richtlijn moeten, omdat het uitzonderingen betreffen op de hoofdregel, strikt en overeenkomstig de gebruikelijke betekenis van de betrokken woorden worden uitgelegd.
7. In het arrest Baštová heeft het Hof van Justitie overwogen:
“65. Het begrip ‘recht gebruik te maken van sportaccommodaties’ moet daarom aldus worden uitgelegd dat dit het recht betreft accommodaties te gebruiken die voor sportbeoefening en lichamelijke opvoeding zijn bestemd, alsmede het gebruik daarvan met dat doel voor ogen.
66. Daaruit volgt dat diensten die verband houden met het gebruik van accommodaties die nodig zijn voor de beoefening van de paardensport, onder punt 14 van bijlage III bij de btw-richtlijn kunnen vallen, maar dat dit niet het geval is voor diensten die verband houden met het gebruik van accommodaties bestemd voor het passieve verblijf van paarden in een stal, hun voedering of verzorging, en evenmin voor rust- of opslagplaatsen.”3
8. Uit de geciteerde overwegingen volgt dat sprake moet zijn van een accommodatie die voor sportbeoefening en lichamelijke opvoeding is bestemd. Daaruit volgt verder dat het verlenen van het gebruiksrecht van een accommodatie die niet een sportaccommodatie is niet valt onder de tabelpost, ook niet als die accommodatie wel wordt gebruikt met het doel van sportbeoefening of lichamelijke opvoeding voor ogen. Diensten die verband houden met het gebruik van accommodaties voor stalling of als berg-, rust-, lig- of opslagplaatsen van attributen waarmee een sport wordt bedreven, vallen niet onder het toepassingsbereik van post 14 van Bijlage III bij de Btw-richtlijn 2006.4
9. De rechtbank is van oordeel dat uit de vaststaande feiten niet kan worden geconcludeerd dat sprake is van het ter beschikking stellen van een (recht van gebruik van een) sportaccommodatie. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de ligplaatsen, de sanitaire voorzieningen en de overige in de jachthaven aanwezige voorzieningen die eiseres ter beschikking stelt op zichzelf noch tezamen worden aangemerkt als een sportaccommodatie. Deze voorzieningen zijn namelijk gelet op de aard en inrichting daarvan duidelijk niet bestemd voor het beoefenen van sport. Ook acht de rechtbank deze voorzieningen niet daadwerkelijk nodig voor de door eiseres gestelde beoefening van (zeil)sport met de door eiseres verhuurde platbodems. Deze voorzieningen strekken enerzijds tot de stalling van de platbodems in de jachthaven, anderzijds wordt daarmee voorzien in een zeker comfort voor de gebruikers ervan. Het beroep van eiseres op het arrest van Hoge Raad 10 augustus 2007 doet hieraan niet af.5 In dat arrest oordeelde de Hoge Raad dat start en finish, met de daarbij behorende voorzieningen, die samen met een parcours gedurende de duur van de sportbeoefening zijn gereserveerd voor die sportbeoefening, kunnen vallen onder het begrip ‘sportaccommodatie’. Anders dan de organisatoren van de vierdaagse, beschikt eiseres niet over een exclusief aan haar ter beschikking staand parcours op het water, zodat ook in zoverre geen sprake kan zijn van ter beschikkingstelling van een sportaccommodatie door eiseres.
10. De conclusie is dat de (samengestelde) prestatie van eiseres, bestaande uit het ter beschikking stellen van een platbodem en het gebruik van de voorzieningen in de jachthaven, niet is aan te merken als het geven van gelegenheid tot sportbeoefening onder terbeschikkingstelling van een sportaccommodatie. Dit betekent dat het verlaagde tarief niet van toepassing is.
Vertrouwensbeginsel
11. De rechtbank begrijpt dat eiseres met haar beroep op het vertrouwensbeginsel bedoelt te stellen dat zij op grond van het Besluit Omzetbelasting, Toelichting Tabel I (het besluit) recht heeft op toepassing van het verlaagde tarief. De rechtbank volgt eiseres daar niet in. Uit het besluit volgt dat de staatssecretaris van mening is dat naar spraakgebruik geen sprake [is] van sportbeoefening bij (…) een prestatie bestaande in de enkele verhuur van (…) zeilboten met en zonder kajuit, (…) ongeacht of de huurder met de boot sportieve activiteiten gaat verrichten. Uit deze passage in het besluit valt niet af te leiden dat de staatssecretaris heeft goedgekeurd dat het verlaagde tarief wel van toepassing is op de (samengestelde) prestatie die eiseres verricht met betrekking tot de verhuur van de platbodems, omdat deze, volgens eiseres, meer omvat dan de enkele verhuur ervan. Daarbij komt dat eiseres haar beroep op het besluit baseert op de vooronderstelling dat sprake is van een sportaccommodatie, terwijl tussen partijen juist in geschil of de accommodatie van eiseres kwalificeert als sportaccommodatie.
12. Gelet op het voorgaande luidt het oordeel van de rechtbank dat het verlaagde tarief toepassing mist. In dat geval is tussen partijen niet in geschil dat eiseres het juiste bedrag aan omzetbelasting op aangifte heeft voldaan.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Brekelmans, voorzitter, en mr. R.R. van der Heide en mr. M. Pelinck, leden, in aanwezigheid van mr. T.R. Bontsema, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer).
U kunt digitaal hoger beroep instellen via www.rechtspraak.nl . Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).