Home

Rechtbank Oost-Brabant, 19-08-2015, ECLI:NL:RBOBR:2015:5139, C/01/270417 / HA ZA 13-808

Rechtbank Oost-Brabant, 19-08-2015, ECLI:NL:RBOBR:2015:5139, C/01/270417 / HA ZA 13-808

Gegevens

Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Datum uitspraak
19 augustus 2015
Datum publicatie
27 augustus 2015
ECLI
ECLI:NL:RBOBR:2015:5139
Formele relaties
Zaaknummer
C/01/270417 / HA ZA 13-808

Inhoudsindicatie

Eiser kon na de spoorverdubbeling in Best het restant van zijn oorspronkelijke eigendom terugkopen of kiezen voor aankoop van het naastgelegen perceel. Eiser kiest uiteindelijk voor terugkoop van zijn oude perceel, maar zijn onherroepelijk recht op teruglevering is naar het oordeel van de rechtbank vervallen. Geen tekortkoming van Prorail/Railinfratrust en geen onrechtmatig handelen van gemeente Best door het oorspronkelijke eigendom van eiser van Prorail/Railinfratrust te kopen. De vorderingen worden afgewezen.

Uitspraak

vonnis

Handelsrecht

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

zaaknummer / rolnummer: C/01/270417 / HA ZA 13-808

Vonnis van 19 augustus 2015

in de zaak van

1 [eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

2. [eiser 2],

wonende te [woonplaats] ,

eisers,

advocaat mr. M.P. Wolf te Breda,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

PRORAIL B.V.,

gevestigd te Utrecht,

gedaagde,

advocaat mr. B.S. ten Kate te Arnhem,

2. de publiekrechtelijke rechtspersoon

DE GEMEENTE BEST,

gevestigd te Best,

gedaagde,

advocaat mr. M. ten Cate te Nijmegen,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

RAILINFRATRUST B.V.,

gevestigd te Utrecht,

gedaagde,

advocaat mr. B.S. ten Kate te Arnhem.

Partijen zullen hierna (tenzij anders vermeld) [eisende partij] , Prorail, de gemeente en Railinfratrust genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het tussenvonnis van 6 april 2011

-

het proces-verbaal van comparitie van 28 mei 2014, waar abusievelijk in de kop is vermeld dat Railinfratrust niet is verschenen. Op de rol van 12 maart 2014 heeft mr. Ten Kate zich gesteld als advocaat voor Railinfratrust.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Op 7 juni 1996 hebben de gemeente en Prorail (althans haar rechtsvoorganger NS Railinfrabeheer BV) een samenwerkingsovereenkomst gesloten om te komen tot een verdubbeling van het aantal spoorlijnen (van twee naar vier) in het baanvak Oirschot-Eindhoven en de realisering van een spoortunnel. Hiervoor heeft Prorail de nodige percelen aangekocht. Op grond van artikel 17 van de samenwerkingsovereenkomst (dagvaarding, productie 27) kon de gemeente de werkstroken en werkterreinen die na de realisering van het werk niet meer nodig waren aankopen voor zover deze niet blijvend tot het spoorwegtracé waren gaan behoren en niet met een recht van terugkoop van de oorspronkelijke eigenaren waren belast.

2.2.

[eiser 1] (eiseres sub 1) heeft het haar in eigendom toebehorende perceel kadastraal bekend gemeente Best, sectie H nummer 2622 (hierna: perceel H 2622), op 9 maart 1998 verkocht aan Railinfratrust (dagvaarding, productie 3). Haar zoon (eiser sub 2) is bij de onderhandelingen als haar gevolmachtigde opgetreden. In artikel 10 lid 1 sub a, sub b, sub c, sub h en lid 5 van koopovereenkomst is bepaald:

“1.a. De verkoper of zijn rechtverkrijgenden koopt het niet definitief ten behoeve van de spoorverdubbeling benodigde deel, groot circa 349 m2 van het verkochte alsmede een hieraan grenzende strook groot circa 105 m2 van perceel kadastraal gemeente Best, sectie H nummer 550 (zoals met arcering is aangeduid op aangehechte tekening) voor een prijs van f. 250,- per m2 (inclusief eventueel verschuldigde btw), zijnde in totaal f 113.500,-, na uitvoering van het werk ter plaatse, terug van koper. Dit een ieder ander uitsluitende recht op levering is onherroepelijk.”

b. Verkoper wordt door koper zo spoedig mogelijk nadat het koper bekend is, dat en wanneer de werkzaamheden beëindigd zullen zijn bij aangetekend schrijven op de hoogte gesteld van de datum van beëindiging van de werkzaamheden ter plaatse ten behoeve van de spoorbaanverdubbeling.

c. Het recht van levering vervalt één jaar na ontvangst van het aangetekend schrijven danwel één jaar na de feitelijke beëindiging van de werkzaamheden op bedoeld stuk grond ingeval dit later is. Gedurende dat jaar is koper slechts bevrijd van zijn verplichting tot levering aan verkoper of zijn rechtverkrijgenden na ontvangst van een per post aangetekend verzonden, schriftelijke mededeling van verkoper dat hij onherroepelijk van de terugkoop afziet.

(…)

h. Mochten koper en/of verkoper een van haar verplichtingen uit deze koopovereenkomst niet of niet geheel nakomen, is/zijn zij aansprakelijk voor de daaruit voortvloeiende schade.

(…)

5) Indien koper, behoudens afspraken met de voormalige eigenaren van de hierna bedoelde gronden, de beschikking verkrijgt over een in de nabijheid van de onderhavige woning gelegen perceel – tussen de Molenstraat en de Leeuwerikstraat – dan zal koper dit perceel aan verkopers of (...) [haar] rechtsopvolgers te koop aanbieden voor een prijs van f 250,-/m2, inclusief omzetbelasting.

Verkoper dient dan binnen drie maanden na het bovenbedoelde aan bod tot koop te besluiten. Dit aanbod komt dan in de plaats van het onder sub 1a van dit artikel genoemde recht op levering, zulks nadat verkoper aan koper heeft medegedeeld dat hij het sub 1a van dit artikel bedoelde recht niet wenst uit te oefenen. Indien een andere kavel dan kavel H 2622 (gedeeltelijk) wordt geleverd, gelden dezelfde voorwaarden als hiervoor omschreven.”

2.3.

Prorail heeft [eisende partij] bij aangetekende brief van 19 februari 2003 (dagvaarding, productie 5) in de gelegenheid gesteld een keuze te maken tussen levering van perceel H 2622 aangevuld met een strook van circa 105 m2 van perceel H 550 (voorstel A; in totaal circa 443 m2) of levering van perceel H 550 minus de strook van circa 105 m2 (voorstel B; totale oppervlakte circa 475 m2). Daarbij heeft Prorail verwezen naar de afspraak dat [eisende partij] die keuze zou krijgen zodra de werkzaamheden aan de spoortunnel c.a. waren voltooid.

2.4.

Op 15 juli 2003 heeft telefonisch overleg plaatsgevonden tussen [eisende partij] en Prorail ( [naam 1] ). Daarbij is afgesproken dat [eisende partij] tot 16 september 2003 de tijd had om uitsluitsel te geven over een keuze voor voorstel A of B. Als voor die datum geen keuze was gemaakt, zou [eisende partij] genoteerd worden voor een keuze voor voorstel A.

2.5.

[eisende partij] (althans zijn adviseur) heeft bij brief van 11 augustus 2003 (dagvaarding, productie 8) zijn keuze aan Prorail als volgt bekend gemaakt:

“(…)

In antwoord op uw schrijven van 19 februari 2003 kan ik u mededelen, namens cliënt dat mevrouw [eiser 1] in wil gaan op voorstel B met inbegrip [van] een strook van ± 3,50 meter breedte deel uitmakend van het perceel, kadastraal bekend sectie H, nummer 550, gelegen ten noorden van het onder B bedoelde perceel. (met andere woorden, het oorspronkelijke perceel B)

(…)”

2.6.

Bij faxbrief van 1 september 2003 (dagvaarding, productie 9) heeft Prorail de adviseur van [eisende partij] bericht het verzoek om levering van perceel H 550 met strook niet te kunnen honoreren en vast te houden aan de keuzemogelijkheden neergelegd in het voorstel van 19 februari 2003.

2.7.

Inmiddels had Prorail de gemeente toegezegd dat de gemeente afhankelijk van de keuze van [eisende partij] perceel H 2622 met strook zou kopen of perceel H 550 zonder strook. In zijn brief aan Prorail van 29 september 2003 (dagvaarding, productie 10) spreekt [eisende partij] over een fout in de (koop-)akte waar zijn onderhandelaars hem niet op gewezen hebben en vraagt hij de bemiddeling van Prorail om de gemeente (als koper van het na de keuze van [eisende partij] resterende perceel) te bewegen in te stemmen met toevoeging van de strook aan H 550 bij een keuze van [eisende partij] voor het alternatief (voorstel B). In dat geval was [eisende partij] bereid voor die strook een bedrag van € 310,00/m2 (exclusief BTW) te betalen (rb: in plaats van het in de koopovereenkomst genoemde bedrag van ƒ 250,00/m2 inclusief BTW). In zijn gelijktijdige brief aan de gemeente (dagvaarding, productie 39) schrijft [eisende partij] dat de keuze voor perceel H 2622 of H 550 nog niet bekend is. Vervolgens schrijft hij in de volgende alinea:

“Een andere mogelijkheid en vraag luidt. De strook grond die van perceel 550 geconditioneerd is en wat bij acte is vastgelegd; die nu bij perceel h2622 zou komen zou bij goedkeuring van u zijde weer bij dit perceel betrokken kunnen worden (kadastraal zijn deze wijzigingen niet doorgevoerd). Het perceel zou dan in oorspronkelijke staat geleverd worden.”

2.8.

Bij brief van 30 september 2003 (dagvaarding, productie 11) heeft Prorail de gemeente gepolst of zij bereid was medewerking te verlenen aan de wens van [eisende partij] om het gehele restperceel H 550 te verwerven. Ter toelichting heeft Prorail vermeld:

“Om de bouw van een twee-onder-een-kap op perceel H, nummer 550 mogelijk te maken, is het noodzakelijk dat mevrouw [eiser 1] het totale restperceel van H, nummer 550, grootte circa 580 m2 van ProRail aankoopt (…). Hierdoor kan zij “begeleid” wonen aan de [adres] , omdat haar zoon voornemens is de andere helft van de twee-onder-een-kap te betrekken. Echter aan uw gemeente is door ProRail de toezegging gedaan, dat u het niet door mevrouw [eiser 1] verkozen perceelsgedeelte (…) overneemt.”

2.9.

Bij brief van 30 oktober 2003 (dagvaarding, productie 40) heeft de gemeente [eisende partij] bericht niet in te stemmen met zijn voorstel. Daarbij heeft de gemeente [eisende partij] tevens op geattendeerd op het volgende:

“In het bestemmingsplan “Spoorzone” is bepaald dat: daar waar woningen worden afgebroken als gevolg van de aanleg van de spoorbaanverdubbeling op gronden met de bestemming “Spoordoeleinden”, en op de onderhavige gronden herbouwmogelijkheden worden gegeven, zal per afgebroken woning maximaal één woning mogen worden teruggebouwd. Het is dus niet zonder meer mogelijk dat u op één perceel een twee-onder-een-kapwoning bouwt. Dit gaat namelijk ten koste van de bouwmogelijkheid op een ander perceel aan de [adres] .

2.10.

Bij brief van 10 november 2003 (dagvaarding, productie 12) laat Prorail [eisende partij] onder meer weten als gegadigde voor perceel H 550 zonder strook genoteerd te staan. [eisende partij] heeft daar niet op gereageerd.

2.11.

Prorail ( [naam 2] ) heeft [eisende partij] bij brief van 30 maart 2004 (dagvaarding, productie 13) een concept-koopovereenkomst toegezonden voor de aankoop van perceel H 550 exclusief de strook met het verzoek een afspraak te maken om de overeenkomst samen door te nemen en te ondertekenen. [eisende partij] heeft daar niet op gereageerd.

2.12.

Bij brief van 15 juli 2004 (dagvaarding, productie 14) heeft Prorail [eisende partij] het volgende bericht:

“(…)

Inmiddels zijn wij bijna anderhalf jaar met elkaar in gesprek (ook via de door ProRail ingeschakelde externe deskundige, [naam 2] ) over de (terug)verkoop van een perceel grond, kadastraal bekend, gemeente Best, Sectie H, nummer 550, grootte ± 475 m2, gelegen aan de [adres] te Best. Prijs, voorwaarden etc. zijn genoegzaam bij partijen bekend en verder niet meer onderhandelbaar.

Bij dezen geven wij u een laatste mogelijkheid gebruik te maken van uw terugkooprecht. Vóór 29 juli 2004 wensen wij uitsluitsel van u te verkrijgen. Dit uitsluitsel bestaat uit toezending aan ProRail of aan de door ProRail ingeschakelde externe deskundige, [naam 2] , van de bij u in bezit zijnde en de door u volledig in te vullen en te ondertekenen koopovereenkomst, respectievelijk overeenkomsten voor de regeling van de nutsvoorzieningen.

Indien u vóór 29 juli 2004 geen duidelijk uitsluitsel heeft gegeven, achten wij ons vrij om het perceel aan derden te koop aan te bieden..

(…)”

2.13.

[eisende partij] heeft daarop telefonisch contact opgenomen met Prorail ( [naam 3] ). Ter bevestiging van dit telefoongesprek heeft [eisende partij] op 28 juli 2004 (dagvaarding, productie 15) een e-mail verstuurd. Daarin schrijft hij onder meer:

“(…) Hierbij wil ik u melden dat wij zeker van zin zijn om de grond aan te kopen. (…) Omdat ik het in deze vakantie periode zonder deskundige hulp moet doen wil ik mij beperken tot het (…) nogmaals bevestigen van onze claim en wens om de grond aan te kopen. Wij praten nog met de gemeente over het gehele perceel. Oponthoud is mede daar (+vakantieperiode) aan te wijten. Daar van die kant vooral bezwaar bestond ten opzichte van deze wens. Als tijdstermijn kan ik aangeven afronding zeker en definitief in Oktober 04. (…)”

2.14.

Vervolgens heeft de adviseur van [eisende partij] ( [naam 4] ) op 30 augustus 2004 aan Prorail bericht (productie 16 bij dagvaarding):

“”(…)

De heer [eisende partij] wenst het perceel nummer 550 op basis van het overeengekomen recht van koop. Volgens afspraak heeft hij daar tot medio oktober a.s. tijd voor. (…)”

2.15.

Op 20 oktober 2004 vindt een gesprek plaats tussen (vertegenwoordigers van) Prorail en [eisende partij] (bijgestaan door zijn toenmalige advocaat en [naam 4] ). Er is geen overeenstemming over de uitleg van de koopovereenkomst. Voorts wordt de mogelijkheid van een compromis besproken waarbij [eisende partij] tegen een commerciële prijs een deel van de strook verwerft. Bij brief van 27 oktober 2004 heeft de toenmalige advocaat van [eisende partij] het besprokene bevestigd aan Prorail en een standpunt over het compromis gevraagd.

2.16.

Bij brief van 10 november 2004 (dagvaarding, productie 19) bericht Prorail onder meer het navolgende aan (de toenmalige raadslieden van) [eisende partij] :

“(…)

Wij kunnen niet ingaan op het door uw cliënt gedane verzoek om meer vierkante meters grond van Prorail aan te kopen dan is aangeboden in onze aangetekende brief van 15 juli 2004 (…), alsmede in de toegezonden koopovereenkomst. De nieuwe perceelsgrens tussen de percelen kadastraal bekend gemeente Best, sectie H nummers 2622 (ged.) en 550 (ged.) is in onderlinge overeenstemming bij het passeren van de notariële akte d.d. 16 maart 1998 aldus bepaald (zie bijgevoegde, kadastrale tekening, bijlage Q): lengte AB + lengte BC gedeeld door 2 levert punt D op. Hierdoor resteert er voor beide partijen een aanvaardbare perceelsoppervlakte in de eindsituatie.

(…)

Vóór 16 december 2004 willen wij op het door ons gedane aanbod uitsluitsel van uw cliënt. Of wij beschikken vóór die datum over een door uw cliënt ondertekende koopovereenkomst en passeren de notariële akte uiterlijk 15 januari 2005, óf wij hebben (bij een afwijkende respectievelijk geen reactie van uw cliënt) de handen vrij om bedoeld perceel aan derde(n) te verkopen.

(…)”

2.17.

Op 19 november 2004 vindt de levering aan de gemeente van perceel H 2622 inclusief de strook plaats.

2.18.

Bij brief van 9 december 2004 (dagvaarding, productie 20) kiest [eisende partij] , die op dat moment niet op de hoogte is van de levering aan de gemeente, voor levering van perceel H 2622 met de strook van H 550.

2.19.

Bij brief van 16 december 2004 (dagvaarding, productie 21) heeft (de toenmalige advocaat van) [eisende partij] voor zover thans van belang aan Prorail bericht:

“(…)

Daarnaast is cliënt gebleken dat genoemd perceel [rb: perceel H 2622 inclusief de strook] reeds op 19 november jl. aan Gemeente Best is geleverd, terwijl cliënt een recht van terugkoop heeft. Ook ten aanzien hiervan graag een verklaring. Immers indien het perceel inderdaad geleverd is aan Gemeente Best dan kunt u niet aan Uw contractuele verplichting(en) voldoen.

Voor de goede orde merk ik op dat cliënt geen afstand doet van zijn recht van terugkoop.

(…)”

2.20.

Bij brief van 22 december 2004 (dagvaarding, productie 22) heeft Prorail (de toenmalige advocaat van) [eisende partij] onder meer geantwoord:

“(…)

Prorail heeft op basis van de brief van [naam 4] van 30 augustus 2004 het perceel h 2622 + een gedeelte van perceel H nr. 550 aangeboden aan de gemeente Best en de gemeente heeft inmiddels ingestemd met de afname van deze perceelsgedeelten. De gemeente Best is niet meer bereid om de genoemde percelen om te ruilen. Hierdoor is Prorail niet meer in de gelegenheid om in te gaan op het verzoek van uw cliënt om alsnog perceel H 2622 met het aangrenzend gedeelte van perceel H 550 te leveren. Hierdoor rest voor uw cliënt alleen nog de reeds eerdere aangegeven voor keur van perceel H nr. 550 van Prorail over te nemen.

Dit betekent dat wij ons aanbod, als gedaan in onze aangetekende brief van 15 juli 2004 (…), alsmede in de toegezonden overeenkomst, thans aan uw cliënt voor de laatste maal voorleggen. Voor deze keuze heeft uw cliënt zich, o.a. op 30 augustus 2004, schriftelijk uitgesproken (zie bijgevoegde kopie brief van [naam 4] ).

(…)

Graag ontvangen wij vóór 16 januari 2005 uitsluitsel van uw cliënt op het door ons gedane aanbod. Òf wij beschikken vóór die datum over een door uw cliënt ondertekende koopovereenkomst (in drievoud) en passeren de notariële akte uiterlijk 16 februari 2005 (…), òf wij hebben ( bij een afwijkende, respectievelijk geen schriftelijke reactie van uw cliënt) de handen vrij om bedoeld perceel aan derde(n) te verkopen.

(…)”

2.21.

Op 13 januari 2005 heeft [eisende partij] perceel H 550 zonder strook gekocht. De levering heeft plaatsgevonden op 8 april 2005.

3 Het geschil

4 De beoordeling

5 De beslissing