Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-11-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:4217, 200.194.613_01
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-11-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:4217, 200.194.613_01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 19 november 2019
- Datum publicatie
- 19 november 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2019:4217
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2015:5139
- Tussenuitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2017:228
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:1097, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 200.194.613_01
Inhoudsindicatie
Dit arrest gaat over een perceel grond dat Prorail heeft aangekocht omdat Prorail het tijdelijk nodig heeft gehad als werkstrook voor de verdubbeling van een spoorwegtracé. Na uitvoering van de werkzaamheden vordert de oorsponkelijke eigenaar teruglevering van het perceel door Prorail en schadevergoeding, op grond van het terugkooprecht dat in de koopovereenkomst aan de oorspronkelijke eigenaar is toegekend. Deze vordering wordt door rechtbank en hof afgewezen.
Achtereenvolgens komen aan de orde het verstrijken van de vervaltermijn voor het doen van een beroep op het terugkooprecht (6.3.2.) en de vraag of een alternatief aanbod van Prorail voldoet aan het daarover in de koopovereenkomst gestelde (6.3.4.).
Tegen de gemeente ingestelde vorderingen waren gebaseerd op misbruik van de tekortkoming van Prorail in de nakoming van haar verplichtingen, maar worden afgewezen omdat die tekortkoming niet komt vast te staan (6.3.5.).
Uitspraak
Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.194.613/01
arrest van 19 november 2019
in de zaak van
1 [appellante] ,wonende te [woonplaats] ,
2. [appellant] ,wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. G. van der Spek te Rotterdam,
tegen
1 Prorail B.V.,gevestigd te Utrecht,
geïntimeerde sub 1,
advocaat: mr. B.S. ten Kate te Arnhem,
2. De Gemeente Best,gevestigd te Best,
geïntimeerde sub 2,
niet verschenen,
3. Railinfratrust B.V.,gevestigd te Utrecht,
geïntimeerde sub 3,
advocaat: mr. B.S. ten Kate te Arnhem,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 24 januari 2017 in het hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, onder zaaknummer C/01/270417/HAZA 13-808 gewezen vonnis van 19 augustus 2015. Het hof zal dit vonnis hierna aanduiden als: het vonnis.
Het hof zal in dit arrest appellanten tezamen in mannelijk enkelvoud aanduiden als [appellant] , geïntimeerden sub 1 en 3 zowel afzonderlijk als gezamenlijk als Prorail en geïntimeerde sub 2 als gemeente Best.
5 Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
het tussenarrest van 24 januari 2017, waarbij de incidentele vorderingen van [appellant] zijn afgewezen met aanhouding van de beslissing over de proceskosten tot de einduitspraak in de hoofdzaak en de hoofdzaak is verwezen naar de rol voor de memorie van antwoord;
- -
-
de memorie van antwoord van Prorail;
- -
-
de producties 13a tot en met 17a van [appellant] , die zijn toegezonden bij brief van mr. M.H. den Otter van 14 augustus 2019;
- -
-
de producties 13 tot en met 18, die zijn toegezonden bij brief van mr. Van der Spek van 22 augustus 2019;
- -
-
de pleitnota van prof.mr. J.M. van Dunné namens [appellant] en de pleitnotities van mr. Ten Kate namens Prorail.
Appellante sub 1 is op 30 juni 2017 overleden. Het geding in hoger beroep is op haar naam voortgezet.
De pleitzitting is drie keer op verzoek van een partij uitgesteld en heeft uiteindelijk plaatsgevonden op 6 september 2019. Nadat deze pleitzitting op 15 januari 2019 is bepaald, heeft het hof partijen bij brief van 16 juli 2019 geïnformeerd over de gang van zaken bij het pleidooi, waartoe behoort dat ieder van partijen in de eerste termijn een spreektijd van 10 minuten heeft. In zijn brief van 22 augustus 2019 heeft mr. Van der Spek verzocht prof. Van Dunné toe te staan het hoger beroep van [appellant] toe te lichten en om de spreektijd te verlengen tot 30 minuten. Prorail heeft zich in een bericht van 29 augustus 2019 van mr. Ten Kate gerefereerd aan het oordeel van het hof over deze verzoeken. Het hof is bij mail van de griffier van 30 augustus 2019 akkoord gegaan met het verzoek dat prof. Van Dunné zou pleiten en heeft partijen verzocht hun pleidooi in de eerste termijn te beperken tot 20 minuten. Tijdens het pleidooi is de pleitnota van prof. Van Dunné vanwege de lengte daarvan gedeeltelijk niet voorgedragen.
Na de pleidooizitting heeft mr. Ten Kate volgens afspraak bij brief van 4 oktober 2019 bericht dat overleg van partijen niet tot een minnelijke regeling heeft geleid. Het hof heeft een datum voor arrest bepaald.