Rechtbank 's-Gravenhage, 23-06-2010, BN1669, AWB 09/7960 LEGGW
Rechtbank 's-Gravenhage, 23-06-2010, BN1669, AWB 09/7960 LEGGW
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 23 juni 2010
- Datum publicatie
- 19 juli 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2010:BN1669
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSGR:2011:BT6258, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- AWB 09/7960 LEGGW
Inhoudsindicatie
Legesverordening 2007 gemeente Pijnacker-Nootdorp jegens eiseres onverbindend verklaard.
Artikel 229b van de Gemeentewet stelt de eis dat de tarieven van een verordening zodanig worden vastgesteld dat de geraamde baten van de rechten niet uitgaan boven de geraamde lasten ter zake (hierna: de opbrengstlimiet). Daartoe dient te worden beoordeeld ‘of de kostendekking van de gehele verordening niet boven de 100 percent uitgaat’ (Kamerstukken II 1989/90, 21 591, nr.3, blz.61). Zoals de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 24 april 2009, 07/12961 (LJN BI1968) dient, indien een belanghebbende mogelijke overschrijding van de opbrengstlimiet aan de orde stelt, de heffingsambtenaar inzicht te verschaffen in de desbetreffende ramingen. Dat inzicht kan worden verschaft op basis van de gemeentelijke begroting, maar ook op basis van andere gegevens, waaronder ook gegevens die niet bekend gemaakt zijn ten tijde van de vaststelling van de verordening (Hoge Raad 16 april 2010, 08/02001; LJN BM1236).
Uit een overgelegd overzicht blijkt een kostendekkendheid van 108,52%. Verweerder heeft niet gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, dat de geraamde lasten hoger waren dan het in het door hemzelf aan eiseres verstrekte overzicht genoemde bedrag. De raming van de baten in het overzicht is, naar eiseres heeft gesteld en de rechtbank aannemelijk acht, substantieel te laag. Eiseres heeft daarbij onweersproken gesteld dat in het kader van de behandeling van de gemeentebegroting voor het jaar 2007 aan de raad is medegedeeld dat voor 2007 een extra legesopbrengst van € 3.179.548 werd verwacht, dit als gevolg van een grote toename van het woningbouwvolume in de gemeente (ontwikkeling Vinexlocaties). Deze extra opbrengst dient naar het oordeel van de rechtbank in de toetsing van de geraamde baten aan de opbrengstlimiet te worden betrokken, temeer daar verwacht mocht worden dat een vergelijkbare extra opbrengst zich ook in latere jaren zou voordoen. De extra opbrengst brengt de kostendekkendheid van alle in de Legesverordening geregelde rechten tezamen op ongeveer 185%. Gelet hierop is sprake van een vooraf kenbare overschrijding van de opbrengstlimiet van een zodanige omvang, dat zij dient te leiden tot algehele onverbindendverklaring van de Legesverordening (vergelijk Hoge Raad 10 april 2009, nr. 43 747, LJN BC3691).
Volgt vernietiging legesnota.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 4, meervoudige kamer
Procedurenummer: AWB 09/7960 LEGGW
Uitspraakdatum: 23 juni 2010
Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
Stichting Rondom Wonen, gevestigd te Pijnacker, eiseres,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Pijnacker-Nootdorp, verweerder.
I PROCESVERLOOP
I.1 Verweerder heeft aan eiseres op 23 mei 2008 een legesnota [factuurnummer] doen toekomen ten bedrage van € 364.933,81. Eiseres heeft tegen deze nota bezwaar gemaakt.
I.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 oktober 2009 het bezwaar ongegrond verklaard en de nota gehandhaafd.
I.3. Eiseres heeft daartegen bij brief van 12 november 2009, ontvangen bij de rechtbank op 13 november 2009, beroep ingesteld. Bij brief van 8 december 2009 heeft eiseres het beroep nader gemotiveerd, onder overlegging van producties.
I.4. Door verweerder is geen verweerschrift ingediend en hij heeft evenmin de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank gezonden.
I.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 april 2010.
Namens eiseres zijn daar verschenen [gemachtigden]
Verweerder is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 18 maart 2010, naar het adres postbus 1 te Pijnacker, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Verweerder is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet ter zitting verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van TNT Post is gebleken dat de brief op 20 maart 2010 is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.
I.6 Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank.
II FEITEN
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
II.1. Met dagtekening 23 november 2007 is door eiseres een aanvraag bouwvergunning ingediend in verband met de bouw van 120 huurwoningen en 1 focussteunpunt in de gemeente Pijnacker. De aanneemsom/raming van de kosten bedroeg € 15.300.000, exclusief BTW.
II.2. Terzake van het in behandeling nemen van voornoemde aanvraag is door verweerder met dagtekening 23 mei 2008 aan eiseres een legesnota ten bedrage van € 364.933,81 opgelegd.
II.3. In zijn openbare vergadering van 21 december 2006 heeft de gemeenteraad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp vastgesteld de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2007 (hierna: de Legesverordening). De Legesverordening is op 27 december 2006 bekendgemaakt in het binnen de gemeente verspreide huis aan huis blad 'Telstar'.
II.4. Tot de gedingstukken behoort een door verweerder aan eiseres toegezonden "Overzicht geraamde Baten en Lasten van de legesheffing op basis van de begroting 2007". Uit dit overzicht blijkt dat de totale lasten worden geraamd op € 3.485.671 en de totale baten op € 3.782.746.
III GESCHIL
Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat de tariefstelling van de Legesverordening jegens haar onverbindend dient te worden verklaard en dat daarom de legesnota dient te worden vernietigd. Subsidiair stelt eiseres zich op het standpunt dat de tariefstelling van de Legesverordening jegens haar onverbindend dient te worden verklaard omdat sprake is van strijd met algemene rechtsbeginselen.
Eiseres voert daartoe de hierna vermelde gronden aan.
III.1. De Legesverordening is onverbindend omdat toetsing aan de opbrengstnorm van artikel 229b van de Gemeentewet niet heeft plaatsgevonden en/of niet mogelijk is op basis van de door de gemeente overgelegde stukken.
III.2. De Legesverordening is onverbindend omdat de opbrengstnorm van artikel 229b van de Gemeentewet is geschonden.
III.3. De Legesverordening is onverbindend omdat (a) de gemeenteraad geen inzicht heeft gehad in de geraamde baten en lasten, (b) het tarief van de bouwleges ad 2,33% van de bouwsom te hoog is en/of (c) de in rekening gebrachte bouwleges vele malen hoger zijn dan de leges voor de gemiddelde bouwvergunning.
III.4. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
IV OVERWEGINGEN
Ten aanzien van de gronden III.1. en III.2.:
IV.1. Artikel 229b van de Gemeentewet stelt aan verordeningen als de onderhavige de eis dat de tarieven zodanig worden vastgesteld dat de geraamde baten van de rechten niet uitgaan boven de geraamde lasten ter zake (hierna: de opbrengstlimiet). Daartoe dient te worden beoordeeld 'of de kostendekking van de gehele verordening niet boven de 100 percent uitgaat' (Kamerstukken II 1989/90, 21 591, nr.3, blz.61). Zoals de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 24 april 2009, 07/12961 (LJN BI1968) dient, indien een belanghebbende mogelijke overschrijding van de opbrengstlimiet aan de orde stelt, de heffingsambtenaar inzicht te verschaffen in de desbetreffende ramingen. Dat inzicht kan worden verschaft op basis van de gemeentelijke begroting, maar ook op basis van andere gegevens, waaronder ook gegevens die niet bekend gemaakt zijn ten tijde van de vaststelling van de verordening (Hoge Raad 16 april 2010, 08/02001; LJN BM1236).
IV.2. De rechtbank deelt de opvatting van eiseres dat uit het onder II.4 genoemde overzicht (hierna: het overzicht) een kostendekkendheid van 108,52% blijkt. Het op het overzicht vermelde kostendekkingspercentage van 92,15 is kennelijk een vergissing, nu 92,15% het beloop is van de geraamde lasten, uitgedrukt in een percentage van de geraamde baten, terwijl het kostendekkingspercentage het omgekeerde behoort te zijn: het beloop van de geraamde baten in een percentage van de geraamde lasten. Dit laatste percentage is 108,52. Verweerder heeft niet gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, dat de geraamde lasten hoger waren dan het in het door hemzelf aan eiser verstrekte overzicht genoemde bedrag. De raming van de baten in het overzicht is, naar eiseres heeft gesteld en de rechtbank aannemelijk acht, substantieel te laag. Bij dit oordeel neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Eiseres heeft onweersproken gesteld dat in het kader van de behandeling van de gemeentebegroting voor het jaar 2007 aan de raad is medegedeeld dat voor 2007 een extra legesopbrengst van € 3.179.548 werd verwacht, dit als gevolg van een grote toename van het woningbouwvolume in de gemeente (ontwikkeling Vinexlocaties). Eiseres verwijst hierbij naar bladzijde 23 van het begrotingsvoorstel, die zij als productie bij de nadere motivering van haar beroepschrift heeft ingediend. Deze extra opbrengst dient naar het oordeel van de rechtbank in de toetsing van de geraamde baten aan de opbrengstlimiet te worden betrokken, temeer daar verwacht mocht worden dat een vergelijkbare extra opbrengst zich ook in latere jaren zou voordoen. De extra opbrengst brengt de kostendekkendheid van alle in de Legesverordening geregelde rechten tezamen op ongeveer 185%. Gelet hierop is sprake van een vooraf kenbare overschrijding van de opbrengstlimiet van een zodanige omvang, dat zij dient te leiden tot algehele onverbindendverklaring van de Legesverordening (vergelijk Hoge Raad 10 april 2009, nr. 43 747, LJN BC3691).
IV.3. Gelet op het vorenoverwogene dient de legesnota (factuurnummer 801615) te worden vernietigd. De overige grieven van eiseres behoeven hierdoor geen bespreking meer.
Proceskosten
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Ter zitting is namens eiseres verklaard dat zij geen aanspraak maakt op een hogere vergoeding van proceskosten dan die, welke is berekend aan de hand van de forfaitaire vergoedingen genoemd in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Gelet hierop stelt de rechtbank de kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 805 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 161, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).
V BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de legesnota (factuurnummer 801615) en bepaalt dat deze uitspraak in zo verre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de kosten van het bezwaar en beroep ten bedrage van € 805, aan eiseres te voldoen;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 297 aan haar vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. I. Obbink-Reijngoud, mr. G.J. van Leijenhorst en
mr. M.P.M. Loos, in tegenwoordigheid van de griffier mr. P.C. Stroebel.
Uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2010.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.