Rechtbank 's-Gravenhage, 29-08-2012, BX7888, AWB-10_7486 en AWB 10-7545
Rechtbank 's-Gravenhage, 29-08-2012, BX7888, AWB-10_7486 en AWB 10-7545
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 29 augustus 2012
- Datum publicatie
- 24 oktober 2012
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2012:BX7888
- Zaaknummer
- AWB-10_7486 en AWB 10-7545
Inhoudsindicatie
Verweerder is er ook na herhaalde pogingen niet in geslaagd voldoende inzicht te verschaffen in de ramingen van met name de baten van de legesheffing in 2007. Aannemelijk dat gemeente structureel opbrengst leges te laag raamt.
De Legesverordening is in haar geheel onverbindend, daar de tarieven van de leges – naar het oordeel van de rechtbank - zodanig zijn vastgesteld dat de geraamde opbrengsten de geraamde lasten ter zake met ten minste 10 % te boven gaan.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummers: AWB 10/7486 en AWB 10/7545
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 augustus 2012 in de zaak tussen
Stichting [X], gevestigd te [Z], eiseres
(gemachtigde: [A])
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Pijnacker-Nootdorp, verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft eiseres bij nota van 20 november 2007, notanummer [a], kennisgegeven van een ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag van een bouwvergunning gevorderd bedrag aan leges van € 124.734,32.
Verweerder heeft eiseres bij nota van 15 januari 2008, notanummer [b], kennisgegeven van een ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag van een bouwvergunning gevorderd bedrag aan leges van € 64.670,96. De bij voormelde nota's gevorderde bedragen worden hierna afzonderlijk aangeduid als het gevorderde bedrag en tezamen als de gevorderde bedragen.
Verweerder heeft bij uitspraken van 13 oktober 2010 het bezwaar van eiseres tegen het gevorderde bedrag ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen bij brieven van 27 oktober 2010 beroep ingesteld.
Verweerder heeft verweerschriften in beide zaken ingediend.
Verweerder heeft vóór de zitting de volgende nadere stukken ingediend:
- op 11 april 2012 ingekomen bij de rechtbank op 12 april 2012, een aanvulling op het verweerschrift, met bijlagen (hierna: het aanvullend verweerschrift);
- op 24 mei 2011 een fax, met bijlagen (hierna: de fax van 24 mei 2012).
Eiseres heeft bij brief van 15 mei 2012 een nader stuk met bijlagen ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 mei 2012 te 's-Gravenhage.
Namens eiseres zijn daar verschenen de gemachtigde, bijgestaan door [B] en [C]. Namens verweerder zijn verschenen [D], [E], [F] en [G].
De zaken zijn gelijktijdig behandeld met de zaak met het zaaknummer AWB 10/7485. Hetgeen in een van deze zaken is gesteld en aangevoerd wordt geacht te zijn gesteld en aangevoerd in de andere zaken.
Overwegingen
Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
1. Op 1 maart 2007 heeft eiseres een "Aanvraag bouwvergunning" ingediend. De aanvraag luidt, voor zover hier van belang:
"2 Uw bouwvergunning
2a Welke bouwvergunning vraagt u aan?
(...)
Reguliere bouwvergunning fase 1
(...)
2b Heeft u voor deze bouwwerkzaamheden al eerder een bouwvergunning aangevraagd?
(...) Nee (...)
(...)
3 Lokale en kadastrale aanduiding van het bouwwerk/perceel en eigendomssituatie
3a Straat en huisnummer [H]
Postcode en plaats [Z]
3b Kadastrale aanduiding
Gemeente [Z]
(...)
3c Eigendomssituatie perceel/kavel
Eigen grond (...)
4 De bouwwekzaamheden
4a Geeft een korte omschrijving van het bouwplan
Het gaat om het geheel (...) plaatsen (...) van 86 huurwoningen
4b Gaat het om een tijdelijk bouwwerk?
Nee
(...)
5 Gebruik van het bouwwerk
(...)
5d Voor hoeveel woningen/wooneenheden vraagt u de bouwvergunning aan?
Aantal huurwoningen 86 (...)
(...)
5e (...)
6 (...)
7 (...)
8 Kosten
8 Aanneemsom of raming van de kosten (exclusief BTW) € 7.000.000,-
9 Uitvoeren van de bouwwerkzaamheden
9a Hoe worden de bouwwerkzaamheden uitgevoerd?
(...) Nog niet bekend"
2. Op 23 juli 2007 heeft eiseres een "Aanvraag bouwvergunning" ingediend. De aanvraag luidt, voor zover hier van belang:
"2 Uw bouwvergunning
2a Welke bouwvergunning vraagt u aan?
(...)
Reguliere bouwvergunning fase 2
(...)
2b Heeft u voor deze bouwwerkzaamheden al eerder een bouwvergunning aangevraagd?
(...) Ja (...)
2c Op welke datum is de eerdere bouwvergunning verleend/geweigerd? nvt
2d Wat is het (registratie)nummer van de eerdere aanvraag
om bouwvergunning [I]
3 Lokale en kadastrale aanduiding van het bouwwerk/perceel en eigendomssituatie
3aStraat en huisnummer [H]
Postcode en plaats [Z]
3b Kadastrale aanduiding
Gemeente [Z]
(...)
3c Eigendomssituatie perceel/kavel
Eigen grond (...)
4 De bouwwerkzaamheden
4a Geeft een korte omschrijving van het bouwplan
Het gaat om het geheel (...) plaatsen (...) van 86 huurwoningen
4b Gaat het om een tijdelijk bouwwerk?
Nee
(...)
5 Gebruik van het bouwwerk
(...)
5d Voor hoeveel woningen/wooneenheden vraagt u de bouwvergunning aan?
Aantal huurwoningen 86 (...)
(...)
5e (...)
6 (...)
7 (...)
8 Kosten
8 Aanneemsom of raming van de kosten (exclusief BTW) € 7.000.000,-
9 Uitvoeren van de bouwwerkzaamheden
9a Hoe worden de bouwwerkzaamheden uitgevoerd?
(...) Nog niet bekend"
3. De gevraagde vergunningen zijn op 12 november 2007 respectievelijk op 10 januari 2008 verleend.
4. De nota's waarbij verweerder eiseres heeft kennisgegeven van de gevorderde bedragen luiden, voor zover hier van belang:
"Wegens Bouwvergunning [I]
Tabel 1
"Wegens: Bouwvergunning [J]
Tabel 2
5. In zijn openbare vergadering van 21 december 2006 heeft de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp vastgesteld de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2007 (hierna: de Legesverordening). De Legesverordening is op 27 december 2006 bekendgemaakt in de Gemeenteberichten van de gemeente Pijnacker-Nootdorp.
In zijn openbare vergadering van 28 juni 2007 heeft de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp vastgesteld de Verordening tot eerste wijziging van de Legesverordening 2007 (hierna: de Wijzigingsverordening 2007). Deze wijziging van de Legesverordening 2007 is op 4 juli 2007 bekendgemaakt in de Gemeenteberichten van de gemeente Pijnacker-Nootdorp.
6. Hoofdstuk 5 van de Tarieventabel behorende bij de Legesverordening 2007 luidt, voor zover hier van belang:
"Hoofdstuk 5 BOUWGERELATEERDE LEGES
(. . . )
Bouwvergunningen
5.2 Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van:
(. . . )
5.2.3 - een aanvraag tot het verkrijgen van een reguliere bouwvergunning
(. . .)
5.2.3.2 indien de bouwkosten meer bedragen dan € 2.269,00 voor iedere € 454,00 of gedeelte daarvan € 10,40 met dien verstande, dat voor de eerste € 2.269,00 een bedrag van € 94,85 aan leges wordt berekend.
(. . .)
5.2.3.4 - een aanvraag tot het verkrijgen van een reguliere bouwvergunning eerste fase,
75 % van de overeenkomstig 5.2.3.1, 5.2.3.2 of 5.2.3.3 te heffen leges.
5.2.3.5 Indien het een gewijzigde aanvraag om bouwvergunning eerste fase betreft als gevolg van de aanvraag om bouwvergunning tweede fase als bedoeld in artikel 56a, lid 8 van de Woningwet (wijzigingsvergunning eerste fase), worden de voor de oorspronkelijke vergunning eerste fase geheven leges verrekend met het bedrag dat verschuldigd is door toepassing van het tarief als vermeld in 5.2.3.4, met dien verstande dat zij niet minder dan € 94,85 zullen bedragen. Deze leges worden verhoogd met de eventuele leges als bedoeld in 5.5.1 tot en met 5.5.8.
(. . . )
Verhogingen
(. . .)
Indien de aanvraag betrekking heeft op een bouwplan waarvoor een vergunning moet worden verleend met toepassing van:
Artikel (...) 19 (...) van de Wet op de ruimtelijke ordening (...) wordt het op grond van 5.2 verschuldigde bedrag verhoogd met:
(...)
indien de bouwkosten meer bedragen dan € 22.690,00 met € 1.011,70
(...)
5.5.5 Indien (...) de in (...) 5.2.3 bedoelde bouwaanvraag voor advies wordt voorgelegd aan de Welstandscommissie, wordt het op grond van 5.2 verschuldigd bedrag verhoogd met:
(...)
- Indien de bouwkosten € 455.000,00 bedragen of meer
vermeerderd met 0,25 ‰ van de bouwkosten € 469,00
(...)
5.5.7 Voor elke publicatie die dient plaats te vinden (...) € 91,10
(...)
Bodemgesteldheidonderzoek
5.12 Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot beoordeling van:
(...)
15.12.1.2 een (. . .) oriënterend onderzoek € 127,70
15.12.1.5 een saneringsplan € 255,35
15.12.1.6 een evaluatieverslag € 127,70
(...)"
Geschil
7. In geschil is of de gevorderde bedragen dienen te worden vernietigd omdat de Legesverordening 2007 onverbindend is.
8. Eiseres beantwoordt de in geschil zijnde vraag bevestigend en voert daartoe -samengevat - het volgende aan.
8.1. De Legesverordening is onverbindend omdat de door verweerder overgelegde stukken onvoldoende inzicht bieden in de ramingen van de baten van de legesheffing 2007 en de lasten ter zake, waardoor de toetsing aan de opbrengstnorm van artikel 229b van de Gemeentewet onmogelijk is.
8.2. De Legesverordening is onverbindend omdat de geraamde baten van de legesheffing voor 2007 de geraamde lasten ter zake in meer dan betekenende mate overschrijden.
9. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de uitspraken op bezwaar en de gevorderde bedragen. Zij verzoekt voorts om een proceskostenvergoeding en om een vergoeding van immateriële schade van ten minste € 2.500 in elk van beide zaken.
10. Verweerder beantwoordt de in geschil zijnde vraag ontkennend en voert daartoe -samengevat - het volgende aan.
10.1. In het verweerschrift: de geraamde legesopbrengsten voor 2007 bedragen
€ 3.485.671 en de geraamde "lasten ter zake" bedragen € 3.782.746,00. Verweerder neemt hierbij het standpunt in dat uit het aan eiseres verstrekte overzicht (zie hierna onder 13.1) blijkt dat abusievelijk de kopjes Totale Lasten en Totale Baten voor 2007 zijn omgedraaid. De geraamde legesopbrengsten voor 2007 overschrijden de geraamde "lasten ter zake" dus niet; zij dekken 92,15 % van de lasten.
10.2. In het bij de aanvullende verweerschriften gevoegde "Overzicht geraamde baten en lasten 2007": de geraamde legesopbrengsten voor 2007 - inclusief de incidentele baten - bedragen € 3.506.961 en de geraamde "lasten ter zake" bedragen € 5.324.872. De geraamde legesopbrengsten voor 2007 overschrijden de geraamde "lasten ter zake" dus niet; zij dekken 65,9 % van de lasten.
10.3. In de bij de fax van 24 mei 2012 gevoegde "Herstelde overzichten begroting 2006 tot en met 2008": de geraamde legesopbrengsten voor 2007 bedragen € 3.506.961 en de geraamde "lasten ter zake" bedragen € 4.693.438. De geraamde legesopbrengsten voor 2007 overschrijden de geraamde "lasten ter zake" dus niet; zij dekken 74,7 % van de lasten.
11. Voorts heeft verweerder in de ter zitting overgelegde pleitnota de rechtbank verzocht het onderzoek ter zitting te schorsen en te bepalen dat het vooronderzoek wordt hervat, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen nadere stukken in te dienen ter onderbouwing van hun standpunten.
12. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Verweerder voert aan dat bij de berekening van de immateriële schadevergoeding rekening moet worden gehouden met de door eiseres in de bezwaarfase veroorzaakte vertraging.
13. Partijen hebben hun hiervoor samengevatte standpunten onderbouwd in de door hen in de loop van de procedure overgelegde stukken. Aan deze stukken ontleent de rechtbank het volgende
13.1. Het door verweerder als bijlage bij brief van 20 maart 2009, aan eiseres toegezonden "Overzicht geraamde Baten en Lasten van de legesheffing op basis van de begroting 2007" (productie 9 bij de motivering van de beroepschriften) bevat de volgende gegevens:
Tabel 3
13.2. Bij brief van 2 april 2009 merkt eiseres over het hiervoor onder 13.1 aangehaalde "Overzicht geraamde Baten en Lasten van de legesheffing op basis van de begroting 2007" het volgende op:
"(. . .) Ontbrekende ramingen vinexlocaties
Bij het bestuderen van de overzichten is ons gebleken dat de ramingen van de bouwleges de geraamde baten en lasten van de vinexlocaties hierin niet zijn meegenomen. In de motivering van onze bezwaarschriften hebben wij reeds aangegeven dat de geraamde baten bouwleges veel hoger zijn dan de geraamde lasten ter zake.
Op pagina 23 van de begroting 2007-2009 (zie bijlage) van de gemeente staat vermeld dat er voor 2007 een stijging van de bouwleges ad € 3.179.548 wordt verwacht in verband met een stijging van de bouwlegesinkomsten extra woningbouwvolume. Elders in de begroting troffen wij aan dat het hier zou gaan om zogenoemde vinexlocaties. Graag zouden wij van de gemeente de geraamde baten en lasten ontvangen inclusief deze vinexlocaties.
In 2007 sprake van geraamde overdekking
Uit het overzicht van de gemeente voor het jaar 2007 blijkt dat er sprake is van een overdekking. Het totaal aan baten bedraagt € 3.782.746 en het totaal aan lasten € 3.485.671. Dit betekent dat er € 297.075 meer inkomsten dan uitgaven zullen zijn volgens de ramingen. Dit komt neer op een kostendekkendheid van 108,52 %.
(. . .).
Wij hebben al meerdere keren richting de gemeente aangegeven dat wij voor de betreffende jaren in het bezit dienen te komen van een gespecificeerde kostentoerekening waaruit blijkt welke kosten de gemeente aan de verschillende leges toerekent. Tot op heden hebben wij een dergelijk overzicht nog niet van de gemeente mogen ontvangen. Dit heeft ons verbaasd daar wij meerdere malen op zeer gedetailleerde wijze hebben uitgelegd aan welke eisen de kostentoerekening dient te voldoen. Graag zouden wij deze kostentoerekeningen alsnog van de gemeente ontvangen. (...)."
13.3. In de gronden van het beroep, ingediend bij brief van 17 november 2010, ontvangen bij de rechtbank op 18 november 2010, betoogt eiseres:
"Op pagina 23 (productie 16) van de begroting wordt voor het jaar 2007 een incidentele bate ad € 3.179.548 verwacht. Volgens voetnoot 3 komt deze bate voort uit een stijging van de bouwleges door een extra woningbouwvolume (vinexlocaties).
De geraamde baten voor de bouwleges bedragen € 2.500.000 (...). Hierbij is duidelijk geen rekening gehouden met bovengenoemde incidentele bate. Bovenstaande tabel laat inclusief de incidentele bate het volgende beeld van de kostendekkendheid zien:
Tabel 4
Zoals uit bovenstaande tabel blijkt is de kostendekkendheid van de bouwleges voor het jaar 2007 maar liefst 204 %. De kostendekkendheid van de gehele Legesverordening komt hiermee op ruim 185 %. Dit is een overschrijding van de opbrengstnorm van ruim 85 %.
Met dagtekening 20 maart 2009 heeft Stichting [X] van de gemeente een geheel ander overzicht van geraamde baten en lasten ontvangen (productie 9). De kostendekkendheid die dit overzicht laat zien bedraagt ruim 108 %. De kostendekkendheid van 92,15 % die de gemeente onderaan het overzicht heeft staan is dan ook onjuist. De geraamde baten en lasten bedragen respectievelijk € 3.782.746 en € 3.485.671. De kostendekkendheid bedraagt op basis van het overzicht derhalve ruim 108 %.
In dit overzicht zijn de baten bouwvergunningen 2007 geraamd op een bedrag ad
€ 2.279.218. Ook in deze ramingen zijn dus de vinexlocaties niet meegenomen (eenmalige inkomsten bouwleges ad € 3.179.548 in 2007). (...) Inclusief de correctie van de bouwleges voor de vinexlocaties bedraagt de kostendekkendheid van de gehele Legesverordening ruim 199 %. Ook indien het overzicht van de gemeente wordt gebruikt is er derhalve sprake van een overschrijding van de opbrengstnorm met ruim 99 %."
13.4. Het bij brief van 28 november 2008 door verweerder aan eiseres toegezonden "Overzicht gerealiseerde Baten en Lasten van de legesheffing op basis van de jaarrekening 2007" (productie 7 bij de motivering van de beroepschriften) bevat de volgende gegevens:
Tabel 5
13.5. Verweerder merkt in de verweerschriften met betrekking tot het in 13.1 vermelde overzicht het volgende op:
"Uit het totale document blijkt overduidelijk dat abusievelijk de kopjes Totale Lasten en Totale Baten, in het overzicht van 2007, zijn omgedraaid. De totale lasten bedragen in 2007 aldus € 3.782.746,00 en de totale baten € 3.485.671,00. De door belanghebbende toegepaste 'plus' op het verstrekte overzicht van geraamde baten en geraamde lasten betreft een verhoging van de geraamde baten van de leges in 2007 met een bedrag van € 3.179.548,00 (...) Hierin zitten de opbrengsten van verkoop van snippergroen en de winstuitkering van de grondexploitatie. Beiden hebben geen enkele relatie met de legesheffing. De door belanghebbende aangevoerde extra legesopbrengst van € 3.179.548,00 voor 2007 is aldus volstrekt onjuist en onterecht.."
13.6. Verweerder merkt in het aanvullend verweerschrift het volgende op:
"Nadat verweerder van adviseur is gewijzigd, zijn de boeken, archieven en administratie nogmaals onderzocht. (...) Tevens is gebleken dat de eerdere vertegenwoordiger van de gemeente, in de eerder gepresenteerde informatie - gegevens foutief heeft vermeld; bij de bepaling van de kostendekkendheid zijn cijfers verwisseld. De conclusie is wel correct; de kostendekkendheid is beneden de 100 %. (...)
De programmabegroting 2007
De "Concept Programmabegroting 2007" waaruit belanghebbende citeerde, bevat enkele onjuistheden; (...), verkeerde nummering van voetnoten (...). Deze versie van de begroting is evenwel nooit vastgesteld door de gemeenteraad. De geciteerde versie is vanwege drukfouten later vervangen door een 2e gewijzigde druk. Deze 2e gewijzigde druk is door de gemeenteraad vastgesteld op 9 november 2006. (...).
De raming van bouwleges 2007
De bouwleges maken onderdeel uit van de baten en lasten van programma 7 Publiekszaken op blz. 57 (opgenomen in bijlage 4 ).
De geraamde bouwleges 2007 in programma 7 bedragen in totaal € 3.048.000 en dit is inclusief een incidentele meeropbrengst van € 680.000 in 2007, (...).
De bouwleges staan uitsluitend begroot in programma 7. (...) De voetnoten op blz. 23 en blz. 69 zijn dus onjuist. Deze hebben geen betrekking op (bouw)leges. De incidentele opbrengsten bouwleges zijn opgenomen in voetnoot 25. Deze maken echter reeds onderdeel uit van de algemene ramingen van bouwleges en vormen dus geen extra-inkomstenpost. Volgens de begroting 2007 werden 778 opgeleverde woningen verwacht in 2007 (zie blz. 18). De werkelijke toename bedroeg in dat jaar 290.
Op blz. 79 en 86 van de begroting 2007 wordt aangegeven dat er in totaal 3 miljoen aan legesopbrengsten zijn geraamd (2,5 miljoen bouwleges en 0,5 miljoen aan leges burgerlijke stand.) (...). De geraamde baten en lasten voor 2007 (...) zijn opgenomen in bijlage 4. Achter de begroting 2007 is een toelichting opgenomen.
De geraamde lasten voor 2007 bedroegen € 5.324.872.
De geraamde baten voor 2007 bedroegen - inclusief de incidentele baten - € 3.506.961.
De kostendekkendheid bedraagt 65,9 %."
13.7. Bij het aanvullend verweerschrift heeft verweerder een "Overzicht geraamde Baten en Lasten 2007, met toelichting" gevoegd. Dit overzicht bevat de volgende gegevens:
Tabel 6-deel 1 Tabel 6-deel 2
13.8. In het "Rapport van feitelijke bevindingen -leges", opgesteld door [K] N.V. (hierna: het Rapport), met dagtekening 27 februari 2012 (bijlage 6 bij het aanvullend verweerschrift) is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
"Wij doen verslag van de feitelijke bevindingen naar aanleiding van de met u overeengekomen werkzaamheden. Dit betekent dat wij op het in de specificatie leges 2006-2008 (zoals opgenomen in de bijlage) opgenomen cijfermateriaal en toelichtingen daarop geen accountantscontrole hebben toegepast en dat evenmin door ons een beoordelingsopdracht is uitgevoerd. U kunt aan onze rapportage daarom geen zekerheid ontlenen over het in de specificatie leges 2006-2008 opgenomen cijfermateriaal en de toelichtingen daarop.
(. . .).
2007
Wij hebben geconstateerd dat tussen de in de administratie ([L]) ingevoerde primitieve begroting voor het jaar 2007 en de goedgekeurde primitieve begroting 2007 enkele verschillen bestaan. Deze verschillen ontstaan doordat enkele producten in de administratie ([L]) zijn gekoppeld aan een ander programma."
13.9. De bij het Rapport behorende bijlage voor het jaar 2007 luidt als volgt:
Tabel 7
13.10. Eiseres stelt in een nader stuk, gedagtekend 15 mei 2012, voor zover van belang, het volgende:
"Uw rechtbank en het Hof hebben de Legesverordeningen 2007 en 2008 aan de hand van de door [verweerder] overgelegde begrotingen en kostendekkendheidsoverzichten geheel onverbindend verklaard. (voetnoot 6: Rechtbank Den Haag, 23 juni 2010,
VN-V 2010/159.4). (...). In haar begeleidend schrijven bij de stukken van het WOB-verzoek geeft [verweerder] onder A. aan dat er vooraf aan het vaststellen van de legestarieven voor ondermeer het betreffende jaar 2007 in het geheel geen aparte ramingen zijn opgesteld. Teneinde inzicht te verschaffen in de geraamde baten heeft [verweerder] bij het WOB-verzoek derhalve kopieën uit de begrotingen overgelegd.
(. . .).
Voorts heeft [verweerder] op pagina 86 van dezelfde begroting groen gearceerd dat zij
€ 2.500.000 aan reguliere inkomsten bouwleges verwacht. Ook hier ging [eiseres] uit van de juiste cijfers. Inclusief de incidentele bate ad € 3.179.548 bedroegen de geraamde inkomsten uit bouwleges derhalve € 5.679.548 voor het jaar 2007.
(. . .).
Concluderend stelt [eiseres] vast dat het in bijlage 5 bij het aanvullend verweerschrift opgenomen overzicht van kostendekkendheid onjuist is en zonder cijfermatige sluitende verklaring van de verschillen met de eerder overgelegde stukken (die tot op heden ontbreekt) dient te worden verworpen als bewijsmiddel. (...).
Nu onvoldoende inzicht bestaat in de aan de leges toegerekende lasten stelt [eiseres] dat moet worden uitgegaan van de in haar beroepschrift onder 3.1.3 berekende lasten ad
€ 3.333.332.
Betwisting baten door [eiseres]
(...) In voetnoot 3 staat echter nog steeds dat sprake is van incidentele inkomsten bouwleges. Wat aanvullend in voetnoot 3 in de verbeterde begroting is opgenomen dat het bedrag naast incidentele bouwleges ook uit opbrengsten snippergroen bestaat (pagina 23 van de begroting opgenomen in bijlage 4 bij het aanvullend verweerschrift van [verweerder]). Pagina 8 van het jaarverslag 2007 (productie 4) van [verweerder] geeft aan dat de opbrengsten snippergroen jaarlijks worden geraamd op € 100.000. Dit betekent dat van het bedrag in voetnoot 3 € 100.000 ziet op opbrengsten snippergroen en de rest op extra incidentele inkomsten bouwleges ad € 3.079.548.
Aan de hand van de aangepaste begroting stelt [eiseres] de geraamde baten bouwleges voor 2007 neerwaarts bij met € 100.000 van € 5.679.548 tot € 5.579.548. (...)
[Verweerder] heeft in 2007 uiteindelijk baten uit bouwleges gerealiseerd van € 4.992.985 (productie 7 bij het beroepschrift d.d. 17 november 2010). Dit bedrag ligt beduidend dichter bij de geraamde baten volgens [X] (afwijking: € 586.563) dan bij de geraamde baten volgens [verweerder] (afwijking: tussen € 1.880.340 en € 2.492.985). (...)
Volgens het verweerschrift van [verweerder] werd voor 2007 gerekend op een woningtoename van 778, maar bedroeg deze slechts 290.
Rapport feitelijke bevindingen - leges ([K])
(. . .).
In de accountantsverklaring wordt door de heer (...) jaarlijks [in de betreffende jaren 2006 tot en met 2008] het volgende geoordeeld (productie 5):
"Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten en lasten alsmede de balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen in overeenstemming met de begroting en met de van toepassing zijnde wettelijke regelingen waaronder gemeentelijke verordeningen".
(. . .) heeft derhalve reeds een oordeel gegeven over de rechtmatigheid van de baten. Onderhavig rapport van [K] ontbeert dan ook de nodige objectiviteit.
De rapportage heeft uitsluitend betrekking op de legesopbrengsten en niet op de kostentoerekening van de Legesverordening.
(. . ).
Verder wijken de cijfers van [K] (€ 2.024.708, 2006 en € 3.641.467, 2007) eveneens substantieel af van de in de bezwaarprocedure door de gemeente gepresenteerde cijfers
(€ 3.564.255, 2006 en € 3.782.746, 2007) en op basis van de WOB-procedure bij [verweerder] opgevraagde informatie.
Hiervoor wordt door [K] geen enkele verklaring gegeven. Omdat [K] geen controle op de cijfers heeft uitgevoerd, kan aan de rapportage geen betekenis worden toegekend.
De algehele conclusie moet dan ook zijn dat het rapport van [K] onvoldoende diepgang heeft, geen verklaringen heeft voor de afwijkingen en een accountantscontrole ontbreekt.
Het rapport kan dan ook niet dienen als weergave van de werkelijke begrote legesopbrengsten."
13.11. De als bijlage bij het faxbericht van 24 mei 2012 gevoegde "herstelde Begroting 2007" bevat de volgende gegevens:
Tabel 8-deel 1
Tabel 8-deel 2
Beoordeling van het geschil
14. Het verzoek van verweerder om schorsing van het onderzoek ter zitting teneinde partijen in de gelegenheid te stellen nadere stukken in te dienen ter onderbouwing van hun standpunten, wijst de rechtbank af. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. In de loop van de procedure heeft verweerder ruimschoots de gelegenheid gehad nadere stukken in te dienen ter onderbouwing van zijn standpunten. Hij heeft van die gelegenheid, naar blijkt uit hetgeen onder 10 en 13 is overwogen, bij herhaling gebruik gemaakt. Eiseres heeft niet gesteld behoefte te hebben aan een schorsing van het onderzoek ter zitting. Gelet op het een en ander alsmede op het belang van een voortvarende beslechting van het onderhavige geschil, vindt de rechtbank in het verzoek van verweerder geen aanleiding het onderzoek ter zitting te schorsen (zie Hoge Raad 13 april 2012, nr. 11/02789; LJN BW1928).
15. Artikel 229b van de Gemeentewet stelt aan verordeningen op grond waarvan rechten als bedoeld in artikel 229, lid 1, aanhef en onderdelen a. en b., van de Gemeentewet (hierna: retributies) worden geheven de eis dat de tarieven van de retributies zodanig worden vastgesteld dat de geraamde baten van de retributies niet uitgaan boven de geraamde lasten ter zake (hierna ook: de opbrengstlimiet). Daartoe dient te worden beoordeeld 'of de kostendekking van de gehele verordening niet boven de 100 percent uitgaat' (Kamerstukken II 1989/90, 21 591, nr.3, blz.61). Zoals de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 24 april 2009, 07/12961 (LJN BI1968) dient, indien een belanghebbende mogelijke overschrijding van de opbrengstlimiet aan de orde stelt, de heffingsambtenaar inzicht te verschaffen in de desbetreffende ramingen. Dat inzicht kan worden verschaft op basis van de gemeentelijke begroting, maar ook op basis van andere gegevens, waaronder ook gegevens die niet bekend gemaakt zijn ten tijde van de vaststelling van de verordening (Hoge Raad 16 april 2010, 08/02001; LJN BM1236). Daarbij dient als uitgangspunt te worden genomen dat het wel moet gaan om gegevens die zijn terug te voeren op baten en lasten die in de gemeentebegroting zijn opgenomen. Die begroting moet immers als uitgangspunt dienen voor de ramingen (zie Kamerstukken 1987/88, 20565, nr. 3, p. 14 en Hoge Raad 6 januari 2012, nr. 10/03676; LJN BR0676).
16. De rechtbank stelt voorop dat de raad van de gemeente bij de vaststelling van de tarieven van retributies voor een bepaald jaar - in dit geval 2007 - dient te toetsen of de geraamde baten van de retributies voor dat jaar de geraamde lasten ter zake overstijgen en dat deze toetsing dient plaats te vinden aan de hand van gegevens die zijn terug te voeren op baten en lasten die in de gemeentebegroting voor dat jaar zijn opgenomen. Dat deze gegevens niet noodzakelijkerwijs al bij de vaststelling van de tarieven door de raad voorhanden hoeven te zijn, maar ook later kunnen worden geproduceerd, neemt niet weg dat zij moeten worden gedragen door de gemeentebegroting van het desbetreffende jaar. Gegevens die steunen op andere en/of latere bronnen, zoals de jaarstukken of de realisatiecijfers van het desbetreffende jaar, zijn voor de toetsing van de geraamde baten van de legesheffing in dat jaar aan de lasten ter zake niet relevant.
17. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat de door hem overgelegde ramingen van de baten van de legesheffing in 2007 en van de lasten ter zake zijn terug te voeren op de baten en lasten die in de gemeentebegroting voor 2007 zijn opgenomen. De diverse door verweerder verstrekte overzichten sluiten niet, althans onvolledig, aan op de baten en lasten die in de gemeentebegroting voor 2007 zijn opgenomen. Bovendien heeft verweerder in verschillende stadia van het geding uitéénlopende overzichten overgelegd met steeds andere cijfers en dekkingspercentages. Dit gebrek aan aansluiting en consistentie doet dermate afbreuk aan de geloofwaardigheid van de door verweerder verstrekte gegevens dat verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet heeft voldaan aan zijn verplichting inzicht te verschaffen in de ramingen van de baten van de legesheffing voor 2007 en van de lasten ter zake.
18. Daar komt bij dat naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk is geworden dat de gemeente Pijnacker-Nootdorp de baten van de bouwleges en daarmee de totale legesopbrengsten structureel te laag raamt. Zelfs indien de gemeente bij het ramen van de baten een ruime voorzichtigheidsmarge in acht heeft genomen, is het naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk dat bij de vaststelling van de tarieven van de leges voor 2007 de opbrengst van de bouwleges en daarmee de totale legesopbrengst veel lager is geraamd dan overeenkwam met de realiteit (zie mede het in 13.4 vermelde Overzicht).
19. Nu verweerder niet erin is geslaagd voldoende inzicht te verschaffen in de ramingen van met name de baten van de legesheffing in 2007, dient de rechtbank, uitgaande van de feiten die zij bewezen acht, te beslissen of de geraamde baten van de legesheffing voor 2007 in betekende mate, dat wil zeggen: met 10% of meer, uitgaan boven de geraamde lasten ter zake (vergelijk Hoge Raad 13 april 2012, nr. 10/03650, LJN BU7248)). De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Naar haar oordeel laten de onder 13.3 genoemde, ten tijde van de vaststelling van de legestarieven voor 2007 bekende, in de gemeentebegroting opgenomen cijfers geen andere conclusie toe dan dat de tarieven van de leges voor 2007 zodanig zijn vastgesteld dat de geraamde opbrengsten de geraamde lasten ter zake met ten minste 10% te boven gaan. Gelet op hetgeen onder 18 is overwogen moet het de gemeente op de voorhand duidelijk zijn geweest dat, wat betreft de legesheffing in 2007, de opbrengstlimiet in betekende mate zou worden overschreden (vergelijk Hoge Raad 10 april 2009, nr. 43747, LJN BC3691).
20. Gelet op hetgeen onder 16 tot en met 19 is overwogen is de Legesverordening 2007 in haar geheel onverbindend, is het beroep gegrond en dienen de uitspraken op bezwaar en de gevorderde bedragen te worden vernietigd.
De rechtbank overweegt voorts dat het hiervoor gegeven oordeel overeenstemt met hetgeen overwogen is in de uitspraak van deze rechtbank van 23 juni 2010, AWB 09/7960, waarin eveneens een oordeel is uitgesproken over de al of niet onverbindendverklaring van de Legesverordening voor het jaar 2007.
In voormelde uitspraak is overwogen, voor zover van belang, dat de extra opbrengst de kostendekkendheid van alle in de Legesverordening geregelde rechten tezamen brengt op ongeveer 185 %. Gelet hierop is sprake van een vooraf kenbare overschrijding van de opbrengstlimiet van een zodanige omvang, dat zij dient te leiden tot algehele onverbindendverklaring van de Legesverordening(...).
Immateriële schadevergoeding
21. Eiseres verzoekt om het toekennen van een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als rechtszekerheidsbeginsel. Op 10 juni 2011 heeft de Hoge Raad beslist dat het rechtszekerheidsbeginsel ertoe noopt dat ook zuivere belastinggeschillen (zonder boete) binnen een redelijke termijn worden beslecht en dat in voorkomend geval overschrijding van de redelijke termijn, behoudens bijzondere omstandigheden, dient te leiden tot vergoeding van immateriële schade (nrs. 09/02639, 09/05112 en 09/05113, LJN BO5046, LJN BO5080 en LJN BO5087). Voor de beantwoording van de vraag of de redelijke termijn is overschreden, wordt aangesloten bij de uitgangspunten die zijn neergelegd in HR 22 april 2005, nr. 37.984, LJN AO9006, BNB 2005/ 337. Dit betekent dat als uitgangspunt geldt dat, behoudens bijzondere omstandigheden, de berechting van een zaak door de rechtbank niet binnen een redelijke termijn geschiedt indien de rechtbank niet binnen twee jaar nadat die termijn is aangevangen uitspraak doet. De termijn vangt op grond van de arresten van de Hoge Raad van 10 juni 2011 in beginsel aan op het moment dat verweerder het bezwaarschrift ontvangt. Heeft de procedure tot de uitspraak van de rechtbank langer dan twee jaar geduurd, dan dient vervolgens voor de bezwaar- en de beroepsfase afzonderlijk te worden bezien of sprake is van een langere behandelingsduur dan gerechtvaardigd, waarbij in beginsel geldt dat de bezwaarfase binnen een half jaar en de beroepsfase binnen anderhalf jaar zou moeten worden afgerond (vergelijk CRvB 26 januari 2009, 05/1789 WAO + 08/4026 WAO, LJN BH1009).
Inzake nota, met notanummer [a]
22.1. De bezwaarfase heeft een aanvang genomen met de ontvangst van het - pro forma - bezwaarschrift op 5 december 2007. Eiseres heeft bij brief van 9 april 2008 verweerder om toezending van stukken verzocht en om uitstel van motivering van het bezwaarschrift. Het bezwaarschrift is bij brief van 28 april 2008, ingekomen bij verweerder op 6 mei 2008, van een motivering voorzien. In voormelde brief is tevens een verzoek gedaan om te worden gehoord. Op 10 juni 2008 is een hoorzitting gehouden. Verweerder heeft een daarvan opgemaakt verslag verzonden op 30 juni 2008 aan eiseres verzonden. Naar aanleiding van door verweerder bij brief van 28 november 2008 aan eiseres toegezonden stukken heeft eiseres bij brief van 10 december 2008 om toezending van stukken verzocht. Verweerder heeft op deze brief van eiseres gereageerd bij brief van 20 maart 2009. Vervolgens heeft eiseres op deze brief van verweerder gereageerd bij brief van 2 april 2009. Eiseres heeft bij brief van 30 september 2009 aan verweerder verzocht om vóór 15 oktober 2010 uitspraak op bezwaar te doen. De bezwaarfase is geëindigd op 13 oktober 2010 met de uitspraak op bezwaar. Het beroepschrift is op 28 oktober 2010 bij de rechtbank ingediend. Daarna heeft verweerder op 26 januari 2011 het verweerschrift ingediend. Vervolgens heeft verweerder op 4 april 2011 de op het geding betrekking hebbende stukken ingediend. Daarna heeft verweerder een aanvulling verweerschrift op 12 april 2012 met nog een aantal op het geding betrekking hebbende stukken ingediend. Op 15 mei 2012 dient eiseres een schriftelijk stuk in, als reactie op de door verweerder ingediende aanvulling verweerschrift. De rechtbank heeft op 3 mei 2012 partijen uitgenodigd voor een zitting op 29 mei 2012. De uitspraak van de rechtbank is gedagtekend op 29 augustus 2012.
Inzake nota, met notanummer [b]
22.2. De bezwaarfase heeft een aanvang genomen met de ontvangst van
het - pro forma - op 25 februari 2008. Eiseres heeft bij brief van 9 april 2008 verweerder om toezending van stukken verzocht en om uitstel van motivering van het bezwaarschrift. Het bezwaarschrift is bij brief van 29 april 2008, ingekomen bij verweerder op 6 mei 2008, van een motivering voorzien. In voormelde brief is tevens een verzoek gedaan om te worden gehoord. Op 10 juni 2008 is een hoorzitting gehouden. Verweerder heeft een daarvan opgemaakt verslag verzonden op 30 juni 2008 aan eiseres verzonden. Naar aanleiding van door verweerder bij brief van 28 november 2008 aan eiseres toegezonden stukken heeft eiseres bij brief van 10 december 2008 om toezending van stukken verzocht. Verweerder heeft op deze brief van eiseres gereageerd bij brief van 20 maart 2009. Vervolgens heeft eiseres op deze brief van verweerder gereageerd bij brief van 2 april 2009. Eiseres heeft bij brief van 30 september 2009 aan verweerder verzocht om vóór 15 oktober 2010 uitspraak op bezwaar te doen. De bezwaarfase is geëindigd op 13 oktober 2010 met de uitspraak op bezwaar. Het beroepschrift is op 28 oktober 2010 bij de rechtbank ingediend. Vervolgens heeft verweerder op 4 april 2011 de op het geding betrekking hebbende stukken ingediend. Daarna heeft verweerder op 26 januari 2011 het verweerschrift ingediend. Daarna heeft verweerder een aanvulling verweerschrift op 12 april 2012 met nog een aantal op het geding betrekking hebbende stukken ingediend. Op 15 mei 2012 dient eiseres een schriftelijk stuk in, als reactie op de door verweerder ingediende aanvulling verweerschrift.
De rechtbank heeft op 3 mei 2012 partijen uitgenodigd voor een zitting op 29 mei 2012.
De uitspraak van de rechtbank is gedagtekend op 29 augustus 2012.
23. Gelet op de vaststellingen onder 22 acht de rechtbank aannemelijk dat in beide zaken de redelijke termijn in bezwaar en beroep met ten minste twee jaar is overschreden. De rechtbank verbindt hieraan de gevolgtrekking dat het onderzoek op de voet van artikel 8:73 van de Awb moet worden heropend ter voorbereiding van een nadere uitspraak over het verzoek van eiseres de door haar geleden schade te vergoeden. Op grond van rechtsoverweging 3.3.5 van het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2011, nr. 09/02639, LJN BO5046, zal de rechtbank de Minister van Veiligheid en Justitie in de voortzetting van deze procedure betrekken. Na ontvangst van de reactie namens de Minister zendt de rechtbank deze aan partijen met het verzoek daarop binnen 4 weken te reageren
Proceskosten
24. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De rechtbank beschouwt de onderhavige zaken als samenhangende zaken in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit). De kosten zijn op de voet van het Besluit voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.196 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 161, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor .
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de gevorderde bedragen;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de uitspraken op bezwaar;
- heropent het onderzoek ter voorbereiding van een nadere uitspraak over de door eiseres gevraagde schadevergoeding;
- veroordeelt verweerder in de kosten van het bezwaar en beroep ten bedrage van € 1.196 aan eiseres te voldoen;
- gelast dat verweerder in beide zaken het door eiseres betaalde griffierecht van € 298 derhalve € 596 aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, voorzitter, mr. G.J. van Leijenhorst en mr. L. van Schaik, leden, in aanwezigheid van mr. A.M. van Duijvendijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2012.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.