Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-06-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:5524, AWB-13_1141
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-06-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:5524, AWB-13_1141
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 26 juni 2014
- Datum publicatie
- 7 augustus 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2014:5524
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2016:5429, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- AWB-13_1141
Inhoudsindicatie
Wet belastingen op milieugrondslag (de Wet). Vrijstelling grondwaterbelasting. Koude- en warmteopslag installatie (KWO-installatie).
Belanghebbende is houder van een KWO-installatie. Omdat belanghebbende in de jaren 2007 tot en met 2011 meer grondwater had onttrokken dan zij op grond van de in het jaar 2000 door de Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant afgegeven vergunning maximaal mocht onttrekken, is haar een naheffingsaanslag grondwaterbelasting opgelegd. Nadien heeft belanghebbende verzocht om herziening van de vergunning. Op 23 augustus 2013 hebben de Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant de vergunning ten aanzien van de maximaal te onttrekken hoeveelheid grondwater herzien met ingangsdatum 13 mei 2000. De rechtbank bepaalt dat deze herziene en onherroepelijk vaststaande vergunning de leidende vergunning is voor het bepalen of de vrijstelling van artikel 10, eerste lid, onderdeel g van de Wet van toepassing is. Op basis van deze vergunning heeft belanghebbende in de jaren 2007 tot en met 2011 niet meer grondwater onttrokken dan is vergund, zodat de naheffingsaanslag vernietigd dient te worden.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 13/1141
Uitspraak van 26 juni 2014
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag grondwaterbelasting (aanslagnummer [aanslagnummer]) ten bedrage van € 139.135 opgelegd, en tegelijkertijd een beschikking heffingsrente vastgesteld van € 9.821.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 14 januari 2013 de naheffingsaanslag verminderd met € 37.138. Naar de rechtbank begrijpt is de beschikking heffingsrente daarbij verminderd tot € 7.183.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 24 februari 2013, ontvangen bij de rechtbank op 24 februari 2013, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 318.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur schriftelijk heeft gedupliceerd.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2014 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, in de persoon van [A], vergezeld door [B], als toehoorder, vergezeld van gemachtigde [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Eindhoven, en bijgestaan door [C] (namens de Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant), en namens de inspecteur [verweerder].
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat tegelijk met deze uitspraak in afschrift naar partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende is houder van een zogenoemde warmte/koudeopslag (KWO) installatie (hierna: de installatie) ten behoeve van de klimaatbeheersing van een kantoorpand. Ten behoeve van de werking van de installatie wordt grondwater aan de bodem onttrokken en ook weer teruggeleid.
Op 10 mei 2000 hebben de Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant belanghebbende een vergunning met nummer [nummer] verleend voor het onttrekken en injecteren van grondwater. Hierin is onder meer opgenomen:
“Gelet op de Grondwaterwet besluiten wij:
I. aan [belanghebbende], [adres] te [vestigingsplaats], de ingevolge artikel 14 van de Grondwaterwet vereiste vergunning te verlenen. De vergunning betreft het onttrekken aan en het weer injecteren in de bodem van water op een diepte van 30 m tot 40 m –maaiveld op de percelen kadastraal voornoemd, volgens het principe zoals beschreven in het rapport “[rapport]”, van [D], 16 november 1999, nummer [nummer];
II. dat maximaal 15 m³ per uur, 360 m³ per dag, 11.160 m³ per maand, 18.000 m³ per kwartaal en 36.000 m³ per jaar mag worden onttrokken/geïnjecteerd;
III. aan deze vergunning de navolgende voorschriften te verbinden.
(…)”
Bij brief van 15 december 2011 heeft de inspecteur, naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 30 september 2011, nr. 10/00808, ECLI:NL:HR:2011:BT5842, vragen gesteld over de installatie en de daadwerkelijke hoeveelheden grondwater die vanaf 1 januari 2007 zijn onttrokken. Belanghebbende heeft met dagtekening 9 maart 2012 de volgende hoeveelheden onttrokken grondwater (in m³) doorgegeven:
2007: 182.680 m³
2008: 182.180 m³
2009: 179.460 m³
2010: 181.451 m³
De hoeveelheid onttrokken grondwater voor het jaar 2011 is door belanghebbende niet vermeld.
De onderhavige naheffingsaanslag met dagtekening 31 mei 2012 is berekend over het verschil tussen de door belanghebbende opgegeven hoeveelheden onttrokken grondwater en de per jaar vergunde hoeveelheid (36.000 m³). Voor het jaar 2011 is de inspecteur uitgegaan van het gemiddelde van de jaren 2007 tot en met 2011. In de brief betreffende de ‘Aankondiging naheffingsaanslag grondwaterbelasting’ met dagtekening 29 maart 2012 staat onder meer:
“De naheffingsaanslag grondwaterbelasting wordt als volgt samengesteld:
Overschrijding 2007: 146.680 m³ tegen € 0,1855 (tarief 2007) belasting € 27.209
Overschrijding 2008: 146.180 m³ tegen € 0,1883 (tarief 2008) belasting € 27.526
Overschrijding 2009: 143.460 m³ tegen € 0,1915 (tarief 2009) belasting € 27.473
Overschrijding 2010: 145.451 m³ tegen € 0,1951 (tarief 2010) belasting € 28.377
Overschrijding 2011: 145.442 m³ tegen € 0,1963 (tarief 2011) belasting € 28.550
Totaal aanslag grondwaterbelasting € 139.135 , exclusief heffingsrente.”
Bij uitspraak op bezwaar van 14 januari 2013 heeft de inspecteur de naheffingsaanslag verminderd, waarbij hij is uitgegaan van een jaarverbruik in alle jaren van 142.613 m³.
Op 4 juni 2012 heeft belanghebbende bij de Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant een nieuwe vergunningaanvraag gedaan. In de ontwerpbeschikking van 20 juli 2012 staat onder meer:
“1. Gelet op de Waterwet besluiten wij aan [belanghebbende], (…) voor het onttrekken en injecteren van grondwater in de [gemeente X] verleende vergunning met nummer [nummer] in te trekken bij het onherroepelijk van kracht worden van de vergunning uit onderdeel 2 van dit besluit.
2. Gelet op de Waterwet besluiten wij aan [belanghebbende], (…) voor het onttrekken en injecteren van grondwater in de [gemeente X]:
I. De (…) vereiste vergunning te verlenen (…).
II. Dat maximaal 25 m3 per uur 600 m3 per dag, 18.600 m3 per maand, 55.800 m3 per kwartaal en 186.000 m3 per jaar mag worden onttrokken/geïnjecteerd uitsluitend voor koude- warmteopslag.
III. Aan deze vergunning de navolgende voorschriften te verbinden.
(…)”
De uiteindelijke in 2012 afgegeven vergunning heeft het nummer [nummer].
Met dagtekening 23 augustus 2013 hebben de Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant beslist op het verzoek van belanghebbende om herziening van de in 2.6 genoemde vergunning:
“ Aanvraag en toelichting
Op 4 juli 2013 ontvingen wij van [belanghebbende], gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats], een verzoek tot herziening van de huidige vergunning met de bestaande hoeveelheden voor het onttrekken en injecteren van grondwater tot een hoeveelheid van maximaal 25 m3 per uur, 600 m3 per dag, 18.600 m3 per maand, 55.800 m3 per kwartaal en maximaal 186.000 m3 per jaar ten behoeve van een bodemenergiesysteem.
(…)
Op 13 mei 2000 is (…) een watervergunning verleend (…). Deze vergunning is op verzoek in 2012 gewijzigd omdat geconstateerd is dat er overschrijding plaats vond van toegestane hoeveelheden van onttrekken van grondwater. Voornoemde wijziging houdt geen rekening met de periode voor de constatering. Vandaar dit verzoek tot herziening van de begindatum
(…)
BESLISSING
Gedeputeerde Staten besluiten, gelet op de overwegingen die zijn opgenomen in deze beschikking en gelet op artikel 6.4 van de Waterwet de vergunning met nummer [nummer] in te laten gaan per 13 mei 2000.”
Deze beslissing staat ten tijde van onderhavige uitspraak onherroepelijk vast.
3 Geschil
Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslag zoals deze luidt na de uitspraak op bezwaar terecht, en zo ja, tot het juiste bedrag is opgelegd.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.